Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een Kaffersche heldin, of Oehoehoe en Oezinto (1918)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een Kaffersche heldin, of Oehoehoe en Oezinto
Afbeelding van Een Kaffersche heldin, of Oehoehoe en OezintoToon afbeelding van titelpagina van Een Kaffersche heldin, of Oehoehoe en Oezinto

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.00 MB)

Scans (19.01 MB)

ebook (5.55 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een Kaffersche heldin, of Oehoehoe en Oezinto

(1918)–Nynke van Hichtum–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 165]
[p. 165]

Zesde hoofdstuk.
De ‘os van het meisje’.



illustratie

HET plechtige oogenblik was nu aangebroken, waarop het eigenlijke huwelijk zou worden voltrokken, - want, als de ‘os van het meisje’ geslacht zou zijn, dan waren Oehoehoe en Oezinto voor goed man en vrouw, en kon er niets meer tusschenbeiden komen.

Terwijl de partij van de bruid nog haar laatsten dans uitvoerde onder razend geschreeuw en steeds wildere en dollere sprongen, waren Oehoehoe en de zijnen den ‘os van het meisje’ gaan halen, en toen nu de dans uit was, werd deze plechtig aan Oezinto's voogd aangeboden.

Verhit van den dans, en nog hijgend en zwoegend van de inspanning, stond deze midden in den kring.

Hij bekeek eenige oogenblikken den os, en daar deze nu

[pagina 166]
[p. 166]

juist niet zoo bijster vet was te noemen, had hij de reden gevonden, die hij zocht, om het huwelijk nog op 't laatste oogenblik te verhinderen.

Hij gaf het dier een schop, zoodat het opsprong, en riep uit: ‘Dien os neem ik niet aan! zoo'n mager dier! Schaamt ge u niet, dat geraamte te durven aanbieden aan een rijk en voornaam opperhoofd, als ik? 't Zou een schande zijn voor mijn geheele kraal, als ik het huwelijk van mijn aangenomen dochter liet bezegelen met het slachten van dit oude, afgeleefde schepsel!’

De geheele kring van toeschouwers stond verstomd! Was dit een bruilofts-scherts, net als al de schijnbare kibbelarijen, die er reeds aan waren voorafgegaan?

Maar zulke grappen behoorden toch niet bij het overreiken van den ‘os van het meisje’! Wat bedoelde het opperhoofd toch?

De een keek naar den ander, en Oezinto drukte krampachtig de hand van Amabele, die naast haar stond. Ze kende maar al te goed de uitdrukking, die zich nu op het gezicht van het anders zoo goedige opperhoofd vertoonde.

En ze had goed gezien!

Het was geen grap geweest, want nogmaals schopte hij den os van zich af, en riep met luider stem:

‘Komt allen meê, mijne onderhoorigen! Volgt mij naar mijn eigen kraal en neemt Oezinto in uw midden. Het huwelijk kan niet doorgaan.’

Nu volgde er een tooneel van onuitsprekelijke verwarring! Oehoehoe's eerste beweging was, het opperhoofd naar de keel te vliegen. Slechts met moeite gelukte 't zijn vader en broers, den beleedigden bruidegom tegen te houden.

[pagina 167]
[p. 167]

Tot hun geluk kregen ze hulp van Oezinto, die zich van de haar omringende jonge meisjes had losgerukt en nu Oehoehoe om den hals viel, stellig verzekerend, dat ze hem nooit zou los laten.

‘Als ze ons willen scheiden, laten ze ons dan maar doodsteken!’ gilde ze, ‘dan zullen de witte menschen hen straffen, omdat ze ons vermoord hebben!’

En ze klemde zich stijf tegen Oehoehoe aan, onder een hartverscheurend gejammer. De arme kerel werd haast doodgedrukt door haar krachtige armen en zijn ooren suisden van haar gegil en gejammer, maar toch was hij zeer vereerd door dit bewijs van haar liefde.

Hij hield dan ook dapper stand onder deze min of meer pijnlijke omarming, te meer omdat hij nu tijd had gehad om na te denken, en met zijn slim Kafferverstand wel begreep, dat de tranen van een vrouw in dit geval meer macht konden uitoefenen, dan de wapenen van een man.

Oezinto toch had op dit gebied reeds wonderen verricht! Ook nu zou zij misschien de zaak nog tot een goed einde kunnen brengen.

Maar het opperhoofd, diep gekrenkt in zijn ijdelheid door Oehoehoe's brutalen spot over zijn vroeger toegeven, was ditmaal niet van plan, zich te laten vermurven door tranen of zuchten.

Hij koos vijf van zijn sterkste mannen uit en beval hen, zich desnoods met geweld van Oezinto meester te maken, haar aan handen en voeten te binden en haar zóó meê te slepen naar de kraal, waar ze thuis hoorde.

De mannen hadden er niet veel zin in, maar - het opperhoofd had 't bevolen, en ze moesten wel gehoorzamen.

[pagina 168]
[p. 168]

Met vaste hand grepen ze Oezinto aan en trachtten haar handen los te maken van Oezinto's hals, maar ze schreeuwde alsof ze vermoord werd en stelde zich zóó te weer met haar beenen, dat 't moeilijk bleek, haar te vatten zonder haar ernstig te bezeeren - en dat wilden ze liever niet doen, want ze waren in 't land van de witte menschen, waar zoo iets streng gestraft wordt. En Onzinto bleef maar schreeuwen en gillen, totdat er plotseling in haar nabijheid een stem weêrklonk, die haar voor een oogenblik haar getier deed staken.

Verwonderd keek ze om en - ja waarlijk, 't was haar eigen vader, die daar stond! En haar beide moeders volgden hem!

Nu liet ze Oehoehoe los en overlaadde haar familie met liefkozingen; en haar vader, die van de omstanders reeds had gehoord wat er was voorgevallen, troostte haar dadelijk met de verzekering, dat hij haar vader was, en dat Goeloewe nu niets meer over haar te zeggen had. De man kon één van de koeien krijgen tot vergoeding voor het eten, dat Oezinto in zijn kraal had gebruikt, maar verder had hij zich nu niet meer met de zaak te bemoeien.

Dat was een verlichting voor alle bruiloftsgasten!

De versmade os werd nu weêr te voorschijn gebracht en vader Mafoeta, die kort na Oezinto's ontsnapping ook voor Loembo's toorn had moeten vluchten en nu reeds meer dan een jaar naar zijn dochter had gezocht, nam het beest in genade aan. Het werd nu geslacht en gekookt, en Mafoeta en zijn beide vrouwen, die er ellendig uitzagen en half uitgehongerd waren, bewezen alle eer aan het werkelijk eenigszins taaie vleesch.

Wat was Mafoeta in zijn schik! Nu kon hij toch nog

[pagina 169]
[p. 169]

Oezinto verkoopen en met de koeien, die hij voor haar kreeg, weêr een nieuw leven beginnen! Oezinto was niet minder gelukkig, dat ze haar moeder weêr bij zich had. Deze streelde en liefkoosde haar kind, en uitte haar blijdschap, dat het meisje zoo mooi en zoo krachtig was geworden.

Maar toen Oezinto naar haar zuster Tpai vroeg, betrok haar gezicht.

‘Die is op den bodem van de rivier, bij de watergeesten!’ antwoordde ze treurig.

‘Hoe is dat gekomen?’ riep Oezinto, met tranen in de oogen.

‘Ik zal 't je vertellen, “dade”, (dochter) antwoordde de vrouw met zachte stem: “welnu dan, korten tijd na je vlucht baadde ze met andere vrouwen in de rivier. De anderen zeiden: Pas op, Tpai, ga niet baden aan dien kant, daar is een diep gat, en op den bodem van dat gat wonen de watergeesten!”

Maar Tpai baadde toch op die plaats.

Toen zagen de vrouwen, hoe ze zich plotseling oprichtte en uitriep: “De watergeest roept mij!”

En toen liep ze snel verder, tot ze bij het diepe gat kwam, en ze wilde niet, dat een van de vrouwen haar zou aanraken. Toen hoorden ze haar nog roepen: Groet mijn vader en mijn moeder, en zeg hen dat de watergeesten mij hebben geroepen, en dat ze mij nu meênemen naar beneden!’

Toen was ze verdwenen.

De andere vrouwen liepen vlug naar huis, en vertelden aan Loembo, wat er gebeurd was. Ze eischten van hem, dat hij al zijn vee naar den waterkant zou drijven, en het aan de watergeesten offeren om Tpai te verlossen, maar de gieri-

[pagina 170]
[p. 170]

gaard offerde maar één koe, en daarmêe waren de geesten niet tevreden, - en zoo is onze arme Tpai het slachtoffer geworden van zijn gierigheid; want toen wij het hoorden, was 't al te laat, en konden wij ons kind niet meer verlossen. We moesten dienzelfden dag nog vluchten, want Loembo wilde jou vlucht en haar dood op ons wreken. Hij had een profeet omgekocht om te getuigen, dat je vader een van des opperhoofds koeien had vergiftigd. Met dat getuigenis ging de valschaard weêr naar den Koning, en kreeg van hem verlof, al ons vee tot zich te nemen en je vader te dooden.

Gelukkig vernamen we dit vonnis nog voordat Loembo uit de ‘groote kraal’ terug was gekomen om het uit te voeren! We hadden nog juist den tijd om zelf te vluchten, maar niet om al ons vee te slachten tot een offer voor de watergeesten, opdat ze ons je zuster Tpai zouden teruggeven!’

Diep bedroefd had Oezinto dit verhaal aangehoord.

Maar ze had nu geen tijd meer om treurig te zijn. Zij toch was nu eenmaal de bruid, en het middelpunt van 't feest, dat nu weer zijn ouden gang ging. Er werd gesmuld en gedanst tot laat in den nacht, en den volgenden dag duurde 't ook nog voort, want toen slachtte vader Mafoeta nog één van zijn kostbare, pas verkregen koeien tot een offer aan de geesten, die hem op zijn vlucht hadden beschermd en hem veilig bij zijn dochter hadden gebracht.

Dat was wèl een echt offer, want de goede man kon 't bijna niet over zijn hart krijgen, zoo'n kostbare koe te slachten. Maar - de geesten zijner vaderen hadden hem nu eenmaal geholpen en die eischten hun belooning, anders zouden ze hem stellig straffen met ziekten onder zijn ander vee!

[pagina 171]
[p. 171]

Tegen zonsondergang was het feest afgeloopen, en het jonge paar ging naar Oehoehoe's hut. Bij den uitgang van de kraal moest Oezinto nog een assegaai in den grond gooien, zóó, dat de punt er in bleef steken. Toen dit naar aller tevredenheid gunstig was afgeloopen, waren ze vrij om hun eigen gang te gaan, en van alle verdere ceremoniën bevrijd.

In hun eigen woning aangekomen, vond Oezinto haar geheele huishouden al kompleet, en, volgens oud gebruik, zond vader Mafoeta hun nu de ‘koe tot opening van de isi-baya’, ten teeken, dat hij met den afloop van de geheele zaak tevreden was, en dat hij na zijn dood niet als ‘i-hlozi’ bij het jonge paar zou komen spoken en hen beletten, vele kinderen te krijgen!

En dat deed hij dan ook niet.

Oehoehoe en Oezinto kregen een geheele hut vol aardige, welgevormde kindertjes, met schitterende zwarte oogjes en blinkend witte tandjes. O, zulk aardig goedje! Alleen maar een beetje ondeugend en vol guitenstreken! Maar Oezinto wist er flink orde onder te houden, dat verzeker ik u!

En Oehoehoe kreeg geen last met zijn vrouw, ondanks de voorspelling van het opperhoofd. Ze wist dat ook hij een vasten wil had, en dat ze hem toch niet zou kunnen regeeren. En zoo onderwierp ze zich aan hem, omdat ze hem liefhad en vertrouwde, en ook omdat de zeden van het land dat nu eenmaal zoo wilden. En er was geen gelukkiger huisgezin in geheel Natal, dan dat van Oehoehoe en Oezinto!

einde.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken