Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bolke de Beer (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bolke de Beer
Afbeelding van Bolke de BeerToon afbeelding van titelpagina van Bolke de Beer

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.89 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Illustrators

N.J. de Graaff

Rein Stuurman



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bolke de Beer

(1935)–A.D. Hildebrand–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 2]
[p. 2]


illustratie
‘Poeh, poeh,’ zei Bolke, en hij wreef zich over z'n voorhoofd.


[pagina 5]
[p. 5]

I. Wie is Bolke? Hier is Bolke!

Het was warm in het bos. Niet zo warm als op de open straatweg, maar toch: warm. Want het was een warme dag. Erg warm.

‘Poeh, poeh,’ zei Bolke en hij wreef zich over z'n voorhoofd.

Een klein slangetje gleed geruisloos over de dennenaalden, stak even z'n kopje omhoog en kronkelde toen weer weg. Het slangetje was geschrokken. Het had nog nooit zoiets, als Bolke was, gezien.

‘Poeh, poeh,’ zei Bolke.

Hij zat hier fijn verscholen in de struiken. Niemand kon hem zien en dat moest ook niet, dat mocht ook niet, nee, niemand mocht Bolke zien. Bolke was weggelopen.

‘Poeh, poeh,’ zuchtte Bolke voor de derde keer en hij wreef zich tevreden over z'n ronde buikje.

Een paar bosviooltjes bogen hun kopjes naar elkaar toe en fluisterden wat met elkaar over dat rare dier. Maar Bolke hoorde het niet. Het was maar fijn, dat Bolke hier zo goed verscholen zat.

[pagina 6]
[p. 6]

Hij begon een klein liedje te zingen, een liedje, dat hij zelf bedacht had:

 
‘En d'r was eens een beer uit Turkije,
 
Die ging met z'n zusje uit rije,
 
En toen kwam er een aap,
 
Met een hoofd als een raap,
 
En die gooide de beertjes met keie’.

‘Jammer,’ zuchtte Bolke, ‘nu heb ik de laatste regel niet verstaan, omdat ik zo moest lachen. Ik moet het nog eens zingen, want ik wil graag weten, hoe die laatste regel was.’

En Bolke begon weer te zingen van de beertjes uit Turkije.

‘Hahaha,’ lachte Bolke en hij keek naar zijn ronde buikje, dat schudde van het lachen. ‘Is dat een liedje, of is dat geen liedje? Hippelepip, het is een aardig liedje.’

En terwijl Bolke zo zit te gichelen, zal ik jullie even iets over hem vertellen. Bolke was gevlucht. Bolke hoorde bij het circus, dat in Apeldoorn stond op de grote Markt. Daar moest hij iedere avond toeren verrichten en dwaze dingen doen. En omdat hij daar geen zin meer in had, was hij weggelopen. Midden in de nacht, toen het heel donker was, was hij weggelopen, stilletjes door de lanen en door de parken en toen het licht begon te

[pagina 7]
[p. 7]

worden, was hij de laatste huizen al voorbij. Maar Bolke was nog uren verder gelopen, het bos in, uren ver. Hij was een hert tegengekomen en een wild zwijntje en een paar hazen, maar gelukkig geen mensen. Bolke hield niet zoveel van mensen. Hij had liever een potje honig.

En nu zat Bolke hier verscholen in het hosje, want niemand mocht hem zien.

‘Poeh, poeh,’ zei Bolke, ‘als ze me nu maar niet vinden. Ze zullen me natuurlijk wel gaan zoeken met de knappe honden van het circus en die hebben zo'n fijne neus, die kunnen precies ruiken, waar ik gelopen heb. Oei!’

Bolke was geschrokken. Hij sprong op en keek gespannen naar een paar ogen, die naar hem staarden.

Hij kon niet zien van wie die ogen waren, want het hoofd, waar de ogen bij hoorden, zat verscholen in het struikgewas.

‘Wie is daar,’ riep Bolke, ‘ik ben Bolke.... grrr....’

Bolke bromde en liet z'n mooie, witte tanden zien.

‘Ik ben Buizer,’ zei een zacht stemmetje, ‘ik ben een haas.’

‘Ik ben geen haas,’ zei Bolke.

‘Wat ben je dan?’ vroeg Buizer de haas.

[pagina 8]
[p. 8]

‘Ik ben Bolke. Raad maar eens, wat ik ben.’

‘Een leeuw,’ zei Buizer, de haas en hij kwam langzaam uit het struikgewas te voorschijn. ‘Zeg gauw of je een leeuw bent, want dan loop ik hard weg.’

‘Mis,’ gichelde Bolke, ‘je mag nog eens raden.’

‘Een.... een Masselwoot.’

‘Wat is dat voor een beest?’ vroeg Bolke verbaasd.

‘Dat is een beest, dat ik bedacht heb,’ zei Buizer trots.

‘Dat kan niet, je kunt een beest niet bedenken.’

‘Ik wel,’ zei Buizer, ‘ik kan een beest bedenken.’

Bolke keek de haas een beetje dom aan, maar toen zei hij: ‘zo, zo,.... nou, ik ben niet, wat jij bedacht hebt. Je mag nòg eens raden.’

‘Een.... olifant,’ zei Buizer.

‘Heb ik een slurf,’ vroeg Bolke boos en als Bolke boos was, dan was hij heel boos, ‘heb ik een slurf of niet?’

‘Wat is een slurf,’ vroeg Buizer vriendelijk.

‘Een lange neus,’ zei Bolke boos.

‘Dan ben je een olifant,’ antwoordde Buizer, ‘je hebt een lange neus.’

‘Niet waar, een slurf is een heel erg, erg heel lange neus.’

[pagina 9]
[p. 9]

‘Dan ben je misschien een klein olifantje,’ zei Buizer.

‘Onzin. Ik ben geen olifant. Je mag nòg een keer raden.’

‘Een.... een Bommeldrom,’ zei Buizer.

Bolke dacht diep na. ‘Zeg dat nog eens,’ zei hij.

‘Hoe was het ook weer, eh, o, ja, een Bommeldrom.’

‘Ja,’ zei Bolke, ‘ja,’ hij vond dat zó'n prachtig woord, ‘ja,’ zei Bolke, ‘ik ben een Bommeldrom.’

Dat was niet waar, dat was niet waar, Bolke was geen Bommeldrom.

Wat was hij dan? Bolke was een....

‘Vind je mij een mooie Bommeldrom?’ vroeg Bolke. (Het is jammer, dat Bolke mij in de rede viel, anders had ik je kunnen vertellen wat hij wel was).

‘Jawel,’ zei Buizer, ‘je bent wel mooi. Waar kom je vandaan? Wat kom je hier doen? Zoek je een huis? Kan ik je soms helpen? Wil je niet....’

‘Ho,’ zei Bolke, ‘niet alles tegelijk. Kalm aan, anders breekt het lijntje.’

‘Wat is een lijntje, Bommeldrom?’

‘Ik ben geen.... o ja, ik ben een Bommeldrom. Ja, een lijntje, dat weet ik niet, dat is zo een gezegde. Begin nu maar eens te vragen.’

‘Dat zou ik wel willen, maar ik heb geen tijd

[pagina 10]
[p. 10]

meer. Ik moet naar huis, loop een eindje met me mee, Bolke.’

‘Graag,’ zei Bolke, ‘heel graag. Ik ben een ontvluchte Bommeldrom en ik moet me verstoppen voor de mensen. Zie je, ik ben indertijd....’

Hun stemmen werden zachter, want Bolke en Buizer liepen weg. De bosviooltjes keken elkaar verbaasd aan. Het slangetje, dat een eindje verder was blijven zitten, schudde z'n kopje. En een kraai, die in een boom had zitten luisteren, was boos. Want hij kon zich alleen maar de twee eerste regels herinneren van het versje, dat Bolke gezongen had. Hij deed ontzettend veel moeite om zich te herinneren, hoe het verder was, want hij had het 's avonds willen zingen voor z'n kindertjes, als ze weer eens niet wilden slapen.

Het was warm in het bos, erg warm en Bolke is een beer.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken