Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Geschiedenis van den haan Kantekleer (1910)

Informatie terzijde

Titelpagina van Geschiedenis van den haan Kantekleer
Afbeelding van Geschiedenis van den haan KantekleerToon afbeelding van titelpagina van Geschiedenis van den haan Kantekleer

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.52 MB)

XML (0.06 MB)

tekstbestand






Illustrator

Benjamin Rabier



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

gedichten / dichtbundel
plaatwerk / prentenboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Geschiedenis van den haan Kantekleer

(1910)–Marie Hildebrandt–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

Kantekleer

 


illustratie

 
Al dagen lang kon men zien liggen
 
Op 't erf van Jansen's boerderij.
 
Vlak bij het hekje, op het grasveld.
 
Een zwaar, reusachtig kippenei.
 
Door elk werd het tersluiks bekeken,
 
Door elk wantrouwend aangegluurd,
 
Maar 't eind was, dat het stil bleef liggen-
 
Dat heeft zoo wel een week geduurd.
 


illustratie

[pagina 6]
[p. 6]
 


illustratie

 
Op zeek'ren morgen denkt vrouw Jansen.
 
Dat zie ik zoo niet langer aan
 
En tot haar twee vriendinnen zegt ze,
 


illustratie

 
‘'k Zal naar het eendenschuurtje gaan:
 
Dit ei is nooit van een der kippen-
 
Het is bepaald een eendenei,
 
Ik breng het naar den eendenbroedbak
 
En leg het stilletjes erbij.
 
Zoo doet ze ook en even later
 
Komt moeder eend de schuur reeds in,
 
Voorzichtig hijscht ze zich naar boven
 
En maakt met broeden een begin.
 
Zoo men van één persoon kan zeggen,
 
Dat zij de broedkunst goed verstaat,
 
Dan moet het deze eend wel wezen,
 
Die 't nest geen oogenblik verlaat;
 
Die zelfs, wanneer de slimme muizen
 
Een feestje vieren in de schuur
 
En plagend rond den broedbak dansen,
 
Heel kalm blijft zitten, uur op uur.
 


illustratie

[pagina 7]
[p. 7]
 


illustratie

 
Tot - op een dag ze meent te merken,
 
Dat het genoeg is, want - klop...klop...
 
Zoo klinkt het in de eierschalen
 
En haastig staat ze daarom op;
 
Ze blijft vlak voor den bak staan wachten
 


illustratie

 
En uit den allereersten dop
 
Steekt een parmantig, neuswijs kuiken
 
Pedant zijn kale kopje op.
 
‘Moet dat een eendenkind verbeelden!’
 
Roept moeder uit, ‘dat kan niet zijn,
 
'k Zag nooit zoo'n monstertje te voren...
 
Ten eerste is zijn bek te klein,
 
Ten tweede is 't geen eendentaaltje.
 
Wat hij verkondigt- dat is kras,
 
Hij piept net als een kip zou piepen,
 
Wanneer ze nog een kuiken was.
 
 
 
Een oogenblikje later ziet ze
 
Een twaalftal kuikens op de been,
 


illustratie

[pagina 8]
[p. 8]
 


illustratie

 
Een keurig broedsel, denkt ze, keurig!
 
En kijkt vol glorie om zich heen.
 
‘Kom, kinders, 't beste zal wel wezen
 
Een bad te nemen, ga maar mee
 


illustratie

 
En volg precies wat ik je voordoe,
 
Op marsch dan, netjes twee aan twee!«
 
De heele bende volgt gehoorzaam,
 
Slechts één blijft aan den slootkant staan,
 
Dat is het vreemde eendenkuiken,
 
Het waterfeest lokt hem niet aan.
 
 
 
Na 't bad moet hij daar wat van hooren!
 
Het elftal lacht en joelt en spot
 
En één van hen zegt tot een ander:
 
‘Dat heele beest is ook kapot,
 
Om van dien bek niet eens te praten,
 
Maar zelfs geen zwemvlies aan zijn poot!
 
Natuurlijk is hij bang voor zwemmen,
 
En daarom schuwt hij onze sloot.
 
Hoe komt hij toch zoo eigenaardig.
 
Zoo anders als wij kuikens zijn!
 


illustratie

[pagina 9]
[p. 9]
 


illustratie

 
Wat kijkt hij hanig uit zijn oogen...
 
Het... zal toch niet een haantje zijn?
 
- Maar ieder lacht om dit idee
 
En moeder neemt hen spoedig mee.
 


illustratie

 
Mee weer naar binnen, naar den broedbak,
 
Daar slapen ze in 't warme hooi
 
En droomen van dat eerste dagje-
 
Wat vinden zij de wereld mooi!
 
Den dag daarop begint opnieuw weer
 
De strijd met 't vreemde eendenkind.
 
Dit loopt ten laatste boos het erf op,
 
Waar 't spoedig and're makkers vindt;
 
Die staan geruimen tijd te kijken.
 
Ze nemen hem nieuwsgierig op
 
En zien ten slotte met verbazing
 
Op den gewaanden eendenkop
 
Een kleinen kam, zóó fraai geteekend,
 
Zoo goed van vorm, zoo mooi van tint,
 


illustratie

[pagina 10]
[p. 10]
 


illustratie

 
Dat vader Haan zich laat ontvallen:
 
‘Zeg, vriend, jij bent geen eendenkind,
 
Jij hoort niet in dien natten vijver,
 


illustratie

 
Jij hoort niet in dat kwakersnest,
 
Je hoort in deftiger gezelschap.
 
Ga mee met ons, dat is het best!«
 
De haan neemt hem nu snel ter zijde
 
En fluistert zacht hem iets in 't oor,
 
‘Hoe«... piept het kleine ding verwonderd,
 
‘Is 't werkelijk waar, wat ik daar hoor!
 
Nu, spoedig kom ik in uw midden,
 
Maar eerst ga ik nog even heen
 
En bak mijn lieve eendenmoeder
 
Een kleine poets, nu, tot meteen!«
 
Het kuiken vindt daar op den straatweg
 
Een rattenval, hij neemt die op,
 
Zoekt gauw een dikke worm als lokaas
 
En in zijn kleinen, slimmen kop
 
Rijpt nu een plannetje, dat zie je,
 
Hij draagt de val tot bij de schuur,
 
En geeft haar daar een veilig plaatsje.
 
Nu maar gewacht tot zeven uur...
 
Dan komt het heele eendentroepje
 
Gewoonlijk thuis- mama vooraan,
 
Hij is benieuwd, wat zal gebeuren
 
En blijft daar achter 't deurtje staan.
 


illustratie

 
De afloop is, als men kon denken.
 
De eendenmoeder hapt naar 't aas,
 


illustratie

[pagina 11]
[p. 11]
 


illustratie

 
De val klept toe, ze zit gevangen
 
En niemand die haar helpt, helaas,
 
Want allen, die haar zoo zien loopen.
 


illustratie

 
Zijn bang voor 't onbekend geval
 
En blijven veilig op een afstand,
 
Benieuwd, hoe 't einde wezen zal.
 
Ze zeggen 't voort met schelle stem:
 
De eendenmoeder in de klem!
 
Niet ver nu van de plek des onheils
 
Staat de bewerker van het kwaad,
 
Juist wil hij stilletjes verdwijnen.
 
Als men hem ziet - dan is 't te laat
 


illustratie

[pagina 12]
[p. 12]
 
En moet hij goed- of kwaadschiks komen
 
En raad verschaffen: ‘Wel, komaan,«
 
Zoo spreekt hij rustig tot het zestal,
 
‘Laat mij maar eventjes begaan.«
 
Behendig pakt hij de machine,
 
Verlost de eendenmoeder ras,
 
Die blij is, dat ze weer kan praten.
 


illustratie

 
Nadat ze zóólang zwijgend was.
 
‘Welzoo,« begint ze, ‘Zoo, ben jij het.
 
Ik zocht je eigenlijk al lang,
 
Jij moet me nu toch eens vertellen.
 
Wie of je bent, want ik ben bang.
 
Dat men je anders voor een eend houdt
 
En daarop ben ik niets gesteld-
 
Een eend is vrij wat beter diersoort,
 
Dat heb ik je al vaak verteld.«
 
‘Dat is zoo,« spreekt het bij-de-handje,
 
Dat hoorde ik al menig keer
 
En daarom zal ik 't nu maar zeggen:
 
‘Ik ben de groote Kantekleer!
 
Van alle hanen de beroemdste,
 
De allerwijste van 't geslacht,
 
Zal ik het tot een hoogte brengen,
 
Als vast door niemand is gedacht;
 


illustratie

[pagina 13]
[p. 13]
 


illustratie

[pagina 14]
[p. 14]
 


illustratie

 
'k Zeg nog eens, voor de tweede keer:
 
Ik ben de groote Kantekleer!
 
Ik, die de sterren kan doen wijken,
 
Ik, die het dreigend duister keer,
 


illustratie

 
Ik zeg U nogmaals, waarde vrienden,
 
Ik ben de groote Kantekleer!
 
Ja, sta mij nu niet aan te gapen,
 
Alsof ik Grieksch sprak of Latijn,
 
Gij ziet in mij de haan der hanen,
 
Daar kunt gij overtuigd van zijn:
 
De haan der hanen-weet het wel -
 
Voor mij is 't zwaarste kinderspel.«
 
De eenden staan verstomd te kijken,
 
‘Maar« - merkt er een bescheiden aan,
 
‘Hoe rijmt zich daarmee, waarde meester,
 
Al 't kwaad, dat gij reeds hebt gedaan?
 
Wij zien niet vele van uw kunsten,
 
Maar destemeer ondeugendheid,
 
Van morgen weer al door uw plaagzucht
 
Is kleine Jan zijn speelgoed kwijt.
 
Als dat beroemdheid moet verbeelden -
 
Zulk dwaas gedrag - ben ik een boon!
 
En 't durf uit aller naam wel zeggen,
 


illustratie

[pagina 15]
[p. 15]
 
Wij zijn dan liever maar gewoon!«
 
‘Hoe..« schreeuwt nu Kantekleer verbolgen.
 
‘Hoe...« vaart bij verontwaardigd uit,
 
‘Wie twijfelt aan mijn kundigheden.....
 
Dien grijp ik aanstonds als mijn buit.
 
Wie durft mijn grootheid aan te tasten.
 
Vermetele, het is te dwaas,
 
Eén woord nog en ik vel U neder,
 
Speel over 't eendenvolk de baas,
 
Ja, vecht maar raak met uw kornuiten
 
Maar laat mij - Kantekleer, er buiten.
 
DE EEND
 
‘Eén woord nog, meester Kantekleer!«
 
KANTEKLEER
 
‘Vooruit dan, maar geen enkel meer«.
 
DE EEND
 
‘Wel, heeft de zon haar plicht gedaan,
 
Hoe laat gij haar dan ondergaan?
 
KANTEKLEER
 
O, dom gespuis, ik zie het thans -
 
Het domste dier is niet een gans.
 


illustratie

 
Want, 'k vraag U, wie kan met fatsoen
 
Een ander zulke vragen doen!
 
..... Als ik op stok ga, volgt zij dra,
 
In alles volgt de zon mij na;
 
Heb ik bijvoorbeeld kou gevat.
 
Dan hangt een nevel op de stad.
 
Heb ik de ware stemming niet.
 
Dan regent het soms dat het giet
 
En als ik knorrig wakker word,
 
Vertoont de zon zich ook maar kort. -
 
Slechts als ik kraai met kloek beleid,
 
Verschijnt de zon vol majesteit.
 
 
 
Na 't houden van zijn lange rede
 
Wendt Kantekleer zich waardig af.
 
Dit was 't geheim dus, dat dien morgen
 


illustratie

[pagina 16]
[p. 16]
 


illustratie

 
De oude haan op 't erf hem gaf. -
 
Een poos daarna ziet men hem rennen
 
Vlak achter een geduchte rat,
 


illustratie

 
‘Het erf af...« kakelt hij verbolgen
 
En volgt hem langs het middenpad.
 
Zoo loopt geen huis-of keukenhaantje,
 
Zoo rent allen een Kantekleer,
 
Zóó vurig en zóó onverschrokken.
 
't Wordt vliegen, 't is geen loopen meer!
 
En in zijn teugelloozen ijver
 
Ziet hij niet Jantje's wagen staan,
 
Die houdt hem onverhoeds gevangen.
 


illustratie

[pagina 17]
[p. 17]
 
Doch is verplicht vooruit te gaan
 
Door Kantekleer's gewicht gedwongen...
 
Rrrt - vliegt het bliksemsnel daarheen
 
En binnen weinige seconden
 
Is reeds de vijand van de been.
 
Hiermee is nu de rit geëindigd.
 
Tot beider vreugd en dankbaarheid.
 
De rat kijkt niet bijzonder vroolijk.
 
Haar groote vlugheid is ze kwijt.
 


illustratie

 
‘Ge zijt zoowaar,« zegt Kantekleer.
 
‘Plat als een dubbeltje, mijnheer!«
 
Toch heeft hij spijt, de groode zanger.
 


illustratie

 
Hij mint den vrede, dat is waar,
 
Alleen - het leven is zoo moeilijk
 
En voor een haan zoo dikwijls zwaar:
 
De zorgen, die hem daag 'lijks drukken.
 
Zijn groot en vele in getal.
 
Is het dan-wonder, dat hij somtijds
 
Ontstemd en nijdig wezen zal!
 
Om U één voorbeeld slechts te noemen-
 
't Gebeurde nog dienzelfden dag,
 
Dat Jan den kater wist te vangen.
 
Die voor het vuur te slapen lag.
 
Het arme beest miauwde vreeslijk
 
En Kantekleer kwam moedig aan.
 


illustratie

[pagina 18]
[p. 18]
 


illustratie

 
Om hem te helpen en den vijand
 
Zoo spoedig moog'lijk te verslaan.
 
Maar voor hij kans ziet Jan te pakken,
 
Zijn reeds de rollen omgekeerd,
 
Hij zelf werd o, zoo gauw verslagen
 
En Jan, die schelm, bleef ongedeerd.
 
Toen moest hij aanzien, hoe de jongen
 
Poes schaatsen aanbond en het dier
 
Zoo als een dwaas in 't rond liet tollen,
 
Waarschijnlijk niet voor zijn plezier.
 
- Ge ziet, hoe 't afliep met de pret.
 
Ik geef U hierbij zijn portret.
 
Zoo zijn er honderd ergernissen,
 
Die Kantekleer te dragen heeft
 
En die hij, volgens zijn beweren,
 


illustratie

 


illustratie

 
Weer elken dag opnieuw beleeft.
 
Beroemd te zijn is heel plezierig.
 
Maar sterk te zijn geldt evenzeer
 
En wie niet sterk is, moet maar slim zijn,
[pagina 19]
[p. 19]
 
Die oude spreuk geldt altijd weer.
 
‘Goeie morgen, lieve Jan.
 
Jongen, smaakt je boterham?’
 
Kraait hij daags daarop al vroeg,
 
Vriendje, heb je wel genoeg?
 
Anders krijg je hier van mij
 


illustratie

 
Nog een extra lekkernij.
 
Kattenplager, kleine draak,
 
't Ga je goed- en eet met smaak!’
 
 
 
Eén groote vijand had de haan,
 
Die hem volstrekt niet uit kon staan,
 
Dat was de hofhond Bruine Boon,
 
Zag die de kans maar even schoon,
 
Dan plaagde hij hem wat hij kon,
 
Hij was het, die steeds 't eerst begon.
 
Toen dacht de groote Kantekleer,
 
Ik duld zulk laag gedrag niet meer
 
En zinnend liep hij in het rond,
 


illustratie

[pagina 20]
[p. 20]
 


illustratie

 
Tot hij een straf voor 't ondier vond.
 
Nu was het juist dien dag de jour
 
Van 't parelhoen en had de boer
 
Zijn hooiberg vriend'lijk afgestaan,
 
Waarop men op en af kon gaan.
 
Als Kantekleer daar zoo passeert,
 
Wordt hij beleefd geïnviteerd,
 
Docht weigert met een kort gebaar,
 
Als wil hij zeggen- laat dat maar,
 
Mijn hoofd staat niet naar zulk plezier,
 
'k Ben voor zulk beuzelwerk niet hier;
 
Hij gaat weer verder en al gauw
 
Ziet hij den Bruinen Boon in 't nauw,
 
Hij kan zijn plan dus laten varen,
 
De egels deden reeds het hare.
 
Want toen hij die ook plagen wou,
 
Kwam hij zoodanig in het nauw
 
En deden zij hem zooveel pijn,
 
Dat hij vooreerst wel kalm zal zijn.
 
 
 
Vóórdat de ochtend wordt geboren,
 
Vóór 't eerste flauwe morgengloren.
 
Staat Kantekleer in 't dichte woud,
 
Het is er vochtig nog en koud.
 


illustratie

[pagina 21]
[p. 21]
 


illustratie

[pagina 22]
[p. 22]
 


illustratie

 
Hij wacht daar in de duisternis,
 
Tot 't oogenblik gekomen is,
 
De zon te wekken tot haar plicht,
 
- 't Verspreiden van haar gouden licht,
 
Het warmte brengen, overal,
 
Zoowel in 't nederige dal.
 
Als op de bergen - doch, wat schrik....
 
Diep in het woud, wat ziet mijn blik....
 
't Zijn schimmen, donker, dreigend.... hoor!
 
Wat vreemd geluid dringt in mijn oor!
 
- Nachtvogels komen, meer en meer,
 
De vijanden van Kantekleer.
 
Want, wie de duisternis bemint,
 
Is 't helder zonlicht slecht gezind
 
En haat hem, die met frisschen moed,
 
Den nieuwen dag weer leven doet,
 
 
 
Wat doet daarginds dat vreemd gespuis,
 
Denkt Kantekleer, zoo vlak bij 't huis?
 
't Zijn welbekenden, naar ik meen,
 
Ik weet maar al te best, hoe één
 
Mij op een keer wilde foppen.
 


illustratie

[pagina 23]
[p. 23]
 
Door zich des morgens te verstoppen
 
En op het uur, dat ik mijn plichten
 
Ten aanzien van de zon verrichtte,
 
Opeens heel geestig zei: ‘Ziehier,
 
Hier is de zon al, wakker dier!’
 


illustratie

 
Nu zint de groote haan op wraak,
 
Hij voelt ook wel- het is zijn taak.
 


illustratie

 
Den baas zoo gauw hij kan te wekken
 
Door boven aan de bel te trekken.
 
Die hangt op 't dak, doch Kantekleer
 
Is nimmer bang, dit tot zijn eer!
 
Hij vliegt omhoog en 't dievenpaar
 
Hoort even later, hel en klaar.
 
De bel weerklinken door den nacht....
 
Ze sluipen weg, onhoorbaar zacht,
 
Maar als zij vluchten, 't venster uit,
 
Hoort nommer twee een raar geluid-
 
lets als het vallen van een man
 


illustratie

[pagina 24]
[p. 24]
 


illustratie

 
In een diep meer, hij rilt ervan;
 
Door 't tweede raam volgt hij alras,
 
Nu weet hij, wat dat meertje was!
 
De baas, inmiddels opgestaan,
 
Trekt in der haast wat kleeren aan.
 
Dan wandelt hij met reuzenschreden
 
De kamer uit en naar beneden
 
En zoekt daar gauw naar een geweer,
 
Doch - ongebruikt legt hij dit neer:
 
Want - denkt hij - schieten in den nacht
 


illustratie

[pagina 25]
[p. 25]
 


illustratie

[pagina 26]
[p. 26]
 


illustratie

 
Heeft menigmaal verdriet gebracht
 
En bovendien straft vaak het kwaad
 
Zichzelf het beste, vroeg of laat;
 
Dit blijkt dan ook, want 's morgens al
 
Vindt men de dieven in de val
 
En iedereen, ook Kantekleer,
 
Ginds op de schuur - verheugt zich zeer;
 
Want even later, tot hun straf,
 
Haalt een agent het tweetal af.
 
 
 
Bij al zijn hennetjes op stok.
 
In 't ruime, hooge kippenhok,
 
Vertelt de haan al wat hij zag
 
En wat er voorviel op dien dag
 
En allen luist'ren ademloos
 
En vinden hem een bolleboos!
 


illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken