De neef van Prikkebeen(1910)–Daan Hoeksema– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] XXI. Hoe Piet Dikkie en Nella redt van een wissen en wreeden dood. De kapitein, een dierenvrind, Was dad'lijk tot die hulp gezind. Hij wendde 't schip en 't ging nu vlug Naar 't menscheneters dorp terug. Een grauwe rook, een rosse gloed Kwam hun vandaar reeds tegemoet. Zij zeilden ijlings naderbij En toen... Wat schouwspel zagen zij! Op 't marktplein brandt een groote vlam, Daarbij zit vorst Majotobam En duizend wilden, in het rond, Die hurken zingend op den grond. Dan komt zoowat een man of zes Met braadspit, touwen, bijl en mes, Dan Dik, ontkleed tot op het hemd En Nella, die in tranen zwemt. Men grijpt Dik vast en dad'lijk zit Hij stijf gebonden aan het spit. [pagina 56] [p. 56] Men draagt het spit naar 't vuur... Daar straalt Een licht, uit 't luchtschip neergedaald. De wilden tuim'len door elkaar En vluchten onder luid misbaar, Terwijl men aan een ijzerdraad Van 't schip vriend Petrus nederlaat. Hij grijpt terstond het reuzenspit, Waaraan heer Dik gebonden zit, Meteen slaat Nella de armen uit En pakt haar man om scheen en kuit, Piet trekt ze omhoog en in een wip Zwaait hij hen heelhuids in het schip. Wat was daar alles vreugde en pret! Twee menschen van den dood gered! Men danste om Nella rond als dol En draaide Dikkie als een tol, Dan deed men hem weer kleeren aan En ging men aan het toasten slaan. Vorige Volgende