Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy (2002)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.21 MB)

XML (0.61 MB)

tekstbestand






Editeur

F. Bulhof



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

poëtica


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy

(2002)–O.C.F. Hoffham–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

§. 49. De styl in vaerzen mag geenszins natuurlyk zyn

De styl in vaerzen mag geenszins natuurlyk zyn; want vaerzen zyn niet betreklyk tot de natuur, gelyk het loutere prosa, maar tot de kunst, als tooi en vorm der poëzy (§. 22.). Wy hebben dit in het algemeen en ingewikkeld reeds aangemerkt, daar wy betoogden dat de poëzy de taal der goden is (§. 2.); echter is het noodig om zulks meer in het byzonder te ontzwachtelen.

De styl in vaerzen moet van de prosaïsche natuur afwyken, zowel door plooi der uitdrukkingen, als door stoute omschryvingen en edele

[pagina 103]
[p. 103]

overnaamingen; en men heeft deeze verscheidene kunstgreepen den poëeten zelven af te zien. Ik zal hier slechts enkelde voorbeelden te berde brengen; want ik geef alleenlyk wenken.

Zegt men, voor anderthalven dag, met Vondel:

 
Een' halven dagh en noch een' heelen,
 
(Poëzy, Deel II, bladz. 3.) Ga naar voetnoot287

zo krygt de natuurlyke uitdrukking straks eene poëetische plooi.

Schryft men voor het daagt:

 
De zonne volgt het spoor van 's ouden Thitons bruid,
 
En steekt de hemel all' zyn mindere oogen uit;
 
(P.C. Hooft, Gerart van Velzen) Ga naar voetnoot288

voor den vierden Augustus:

 
De bloedige oogstmaent, van de vierde zon beslapen;
 
(Antonides, Bellona aen Bant, bl. 12) Ga naar voetnoot289

zo zyn dit stoute omschryvingen, die met veel kunst van de natuur afwyken.

Schryft men, voor het natuurlyk maar prosaïsch woord aarde, met den poëet zwart zand:

 
Die zangheld, wiens doorluchte gaaven --
 
De roem van Neêrland zyn geweest,
 
Ligt onder 't zwarte zand begraaven.
 
(T. Arents, Poëzy) Ga naar voetnoot290

of voor het naakte woord zand liever zwoord der duinen:

 
Hier zag hy hoe de zon, met aangenaamen lach, --
 
Het zwoord der duinen pas vergulde met haar straalen;
 
(Dichtlievende Verlustigingen, van Meditando Fulgens, bl. 6) Ga naar voetnoot291

zo zyn dit edele overnaamingen, die ons niet

[pagina 104]
[p. 104]

natuurlyk schynen, en tot het gebied der kunst behooren.

De natuur levert veele onaangenaame en dorre gewrochten; het is derhalve eene voornaame kunst der poëeten, dat zy, wanneer ze van eenig schraal onderwerp spreeken, met uitsluiting der natuur, onze gewaarwording tot iets streelends weeten op te leiden. Aldus trekt hier de dichter onze zinnen van de uiterlyke korst der barre duinen tot de uiterlyke korst van een' malschen en smaakeljken ham; van droog zand tot een vet zwoord. Even zo (want het woord zwoord herinnert my aan het spek,) belet Vondel ons om aan het onguure en morssige varken te denken, en brengt ons slechts zyn edelst deel, het spek, voor den geest; wanneer hy zingt:

 
De wolf, om zulken roof te beter te belagen,
 
Erboot zich minnemoer te willen zyn van 't speck.
 
(Warande der Dieren, bl. XVI) Ga naar voetnoot292

De styl in vaerzen mag dan geenszins natuurlyk zyn; en zondigt de poëet tegen deezen regel, zo valt hy in het gebrek van Rembrand , die,

 
Als hy een naakte vrouw, gelyk 't somtyds gebeurde,
 
Zou schildren, tot model geen Grieksche Venus keurde,
 
Maar eer een waschter, of turftreedster uit een' schuur,
 
Zyn dwaaling noemende navolging van natuur.
 
(Pels, Geb. en Misbr. des tooneels, bl. 44) Ga naar voetnoot293

voetnoot287
Vondel, Poëzy II, p. 3. Dit bladzijnummer is onjuist. De versregel is niet getraceerd.
voetnoot288
P.C. Hooft (1581-1647), Gerart van Velzen, Alle de gedrukte werken, ed. Hellinga-Tuinman, Deel II, p. 43, r. 5-6 v.o.
voetnoot289
Antonides, Bellone aan bant in Gedichten.
voetnoot290
Thomas Arents (1652-1701, bevriend met Pels en Antonides); citaat afkomstig uit Antonides' Gedichten: ‘Ter gedachtenisse des beroemden Dichters Joannes Antonides van der Goes’, p. 33 r. 5 en r. 7-8.
voetnoot291
Dichtlievende verlustigingen (Meditando Fulgens), ‘Herderskout’, r. 4 en r. 6.
voetnoot292
Warande der Dieren (WB I, p. 549, r. 6-7).
voetnoot293
Pels, Gebruik en misbruik, r. 1105-1108.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken