Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy (2002)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.21 MB)

XML (0.61 MB)

tekstbestand






Editeur

F. Bulhof



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

poëtica


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy

(2002)–O.C.F. Hoffham–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

§. 54. Tot een' vaerzenmaaker word een goed geheugen vereischt

Tot een' vaerzenmaaker word een goed geheugen vereischt. Niet slechts de dichter, als logenaar (§. 19.), maar ook vooral de poëet, als vaerzenmaaker, heeft een gelukkig geheugen zeer noodig. Dit zielsvermogen is het voornaamste dat op de poëzy invloed heeft; wyl de imitatie, of naarvolging, in het vaerzenmaaken eene hoofdrol speelt, en naardien het geheugen de tresoor der kennisse is. Ook is het niet vreemd, dat tot het vaerzenmaaken een goed geheugen verëischt worde, als men beseft, dat de zanggodinnen dochters van Mnemosyne, of van het geheugen, zyn:

 
Wie eert, wie mint u niet, ô dochters van 't geheugen!
 
ô Kroost van Jupiter en schoone Mnemosyne!
 
(Proeve van Dichtoefening, door A.L.F. en A.P.S., bl. 174 en 175) Ga naar voetnoot327

Men vind alom poëetische blyken, die deezen regel staaven. By voorbeeld, Reinier Anslo Ga naar voetnoot328 zong:

 
Toen Judas zocht zyn' heer door vriendschap te beschaden,
 
Te leevren door een' kus, geen teken van verraaden:

Wie bemerkt nu niet, dat Joan de Haas een goed geheugen gehad hebbe, terwyl hy in 't begin van zynen Judas Ga naar voetnoot329, dien aartsschelm schildert ? als die

 
Gods zoon, zyn' meester en zyn' heer
 
verried met eenen kus, geen teken van verraaden.

[pagina 116]
[p. 116]

De zelfde De Haas, door zyn uitsteekend geheugen gesterkt, zingt wyders:

 
De schaduw van den nacht was nu aan 't overleenen,
 
De morgenster dreef nu de benden voor zich heenen
 
Van 's hemels blinkend heir --

en men moet bekennen, dat die poëet Vondels vaerzen sterker licht en schaduw gegeeven hebbe; want de plaats die ik bedoel luid alzo:

 
De schaduw is aan 't overlenen.
 
De morgenstar dryft voor zich heenen
 
De benden van het hemelsch heir.
 
(Palamedes, bladz. 48) Ga naar voetnoot330

Even zo vertoonde H.K. Poot een gelukkig geheugen, als hy deeze vaerzen maakte:

 
De trouwe Thezëus en Pirithous bezoeken
 
Den duisteren jammerpoel:
 
Hun vrientschap wandelt hier door duizent naare vloeken,
 
By 't lichaemloos gewoel:
 
(Poëzy, Deel I, bl. 337) Ga naar voetnoot331

want hy had niet vergeefs by Vondel geleezen:

 
Haer' dootschen geest in 't ryk der schimmen op te zoeken,
 
Door 's afgronts ingang in den duistren jammerpoel
 
Te stygen naer beneên, daer 't lichaemloos gewoel
 
Des volx en geestendoms -- -- --
 
(Ovidius Herschepp., bl. 299) Ga naar voetnoot332

Vooral had Poot zyne herdersklacht Zoethart (Poëzy Deel I, bladz. 249) Ga naar voetnoot333 aan zyn treflyk geheugen, by het leezen van Antonides herderszang Dafnis (Mengeld., bl. 181 enz.) Ga naar voetnoot334 zeer zigtbaar te danken.

[pagina 117]
[p. 117]

De dichter G.T. de Cock, na het schryven van het vaers:

 
Dat hy Eufrates voor Choaspis duiken zag:

belyd derhalve openhartig (Proeve van Mengelzangen, bl. 152. enz.) Ga naar voetnoot335: ‘Ik moet den leezer zeggen, eer deeze of geene vitter 't hem beduide, dat, toen my dit vaers uit de pen rolde, deeze twee dichtregels van denYstroom-dichter my in de gedachten speelden:

 
Zoo rukte Antoni voort, toen d'Actiaensche slag
 
Den Nyl bestorven voor den Tiber duiken zag.’

Met één woord, het leezen onzer poëeten zal een' aankomenden vaerzenmaaker verschiet van oude voorbeelden en van nieuwe stoffen verschaffen, met welken hy zyn voordeel heeft te doen, en die hy aan zyn eigen geheugen moet aanvertrouwen. Hier behoort het zeggen van Vondel thuis:

 
Een leerling, wakker en leerzuchtigh, eigent schrander
 
Aldus de handelinge en trekken van een ander,
 
En mengt de verf, en legt en bezightze op haer maet
 
Natuurlyk naer den eisch van 't beelt, dat voor hem staet,
 
Zoo net, tot dat het oogh des kenners geen' van beiden,
 
Den meester en schoolier van een kan onderscheiden;
 
(Loofwerk, voor Ovidius' Herschepp.) Ga naar voetnoot336

en gelyk hy in prosa zich uit: ‘Zoo ziet men den besten meesteren de kunst af, en leert, behendigh stelende, een' ander het zyne te laten. -- Evenwel indien gy eenige bloemen

[pagina 118]
[p. 118]

op den Nederlantschen Helikon plukken wilt, draeg u zulks, dat het de boeren niet merkten, nochte voor den geleerden al te sterk doorschyne’ (Aenleid. ter Nederd. Dichtkunste, blz. V) Ga naar voetnoot337. -- Diergelyke gestolene kunst, gevolgen van een gelukkig geheugen, komt overéén met het geene de schilders Pastiches noemen. Zie Du Bos, Oordeelk. Aanmerk., Deel II, bl. 405 Ga naar voetnoot338.

voetnoot327
Proeve van dichtoeffening, ‘Vaerwel aen de zanggodinnen’, p. 167-177.
voetnoot328
Reyer Anslo (1623-1669), Poezy, Rotterdam, bij Barent Bos, 1713: ‘Martelkroon van Steven den eersten martelaar’, p. 7-38, r. 21-22: ‘Toen Judas zocht zyn' Heer door vriendtschap te beschaden, / Te leevren door een' kus, geen teken van verraden’. UBL 1173 G 16.
voetnoot329
Joan de Haes (1685-1723), Judas de verrader, Rotterdam, bij Johannes Hofhout, 1714, p. 1, r. 4-5 en p. 10, r. 15-17. KB 1350 B 114.
voetnoot330
Palamedes, r. 1329-1331 in de editie 1707 (zie noot 170). WB II, p. 703, wijkt beduidend af: ‘De schaduwe is aen 't overleenen. / De nacht het opgeeft. voor sigh heenen / De morgenstar drijft's hemels heyr’.
voetnoot331
Poot, Poëzy I, niet p. 337 maar p. 357): ‘Valsche vrientschap aen Gratianus’.
voetnoot332
Ovidius' Herscheppinge X, r. 18-21 (WB VII, p. 744).
voetnoot333
Poot, ‘Zoethart, Herdersklagt over de doot van xxx’.
voetnoot334
Antonides, Mengeldichten, p. 181-184, ‘Dafnis, Op den dood van Joan F. Gimmenig’.
voetnoot335
De Cock, Proeve van Bijbeldichten. Zie noot 256.
voetnoot336
Ovidius' Herscheppinge, ‘Loofwerk’, r. 31-36 (WB VII, p. 377-378).
voetnoot337
Aenleidinge ter Nederduitsche dichtkunste (WB V, p. 488, r. 124-125 en 133-136).
voetnoot338
Du Bos, Oordeelkundige Aanmerkingen, II, p. 405: ‘de eene verwyt men dat ze niet anders dan kopyen zyn, en de andere (als voetnoot: “des pastiches”) een gestole kunst’.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken