Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Notenkraker en muizenkoning (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Notenkraker en muizenkoning
Afbeelding van Notenkraker en muizenkoningToon afbeelding van titelpagina van Notenkraker en muizenkoning

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.23 MB)

Scans (10.92 MB)

ebook (6.25 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Illustrator

L.W.R. Wenckebach



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Notenkraker en muizenkoning

(1978)–E.T.A. Hoffmann–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 63]
[p. 63]


illustratie

Vierde hoofdstuk.
Oom en neef.

Marietje's genezing ging maar langzaam vooruit. Wel een week lang moest ze in bed blijven, omdat ze altijd nog erg duizelig werd, als ze probeerde op te staan; maar eindelijk was zij toch weer heelemaal gezond, en mocht ze frank en vrij in de kamer rondloopen.

In de glazenkast zag alles er beelderig uit; want daar prijkten, glanzend in hun nieuwheid, boomen en bloemen en huizen, en mooie schitterende poppen. Voor alles vond Marie haar lieven Notenkraker weer, die haar van de tweede plank af met zijn gezonde tandjes toelachte.

[pagina 64]
[p. 64]

Toen Marie haar vriendje zoo recht hartelijk aankeek, kwam het haar opeens in de gedachten, dat al wat oom Drosselmeier verteld had, niets anders was geweest, dan de geschiedenis van haar notenkraker en van zijn twist met vrouw Muizerink en haar zoon. Nu begreep ze, dat haar notenkraker niemand anders wezen kon, dan de jonge Drosselmeier uit Neurenberg, die aardige, maar helaas! door vrouw Muizerink betooverde neef van oom Drosselmeier, want dat die kunstige klokkenmaker aan het hof van Pierlipat's vader de vrederechter zelf was, daar had Marie geen oogenblik aan getwijfeld.

‘Maar waarom hielp Oom je niet, waarom toch niet?’ jammerde Marie, toen het haar al meer en meer duidelijk werd, dat het gevecht wat ze gezien had, een strijd om Notenkraker's rijk en kroon was geweest. Waren alle andere poppen zijn onderdanen niet, en was het dan niet duidelijk, dat de voorspelling van den hof-astronoom uitgekomen, en de jonge Drosselmeier nu koning over het poppenrijk was?

De verstandige Marie dacht over dit alles na, en toen geloofde ze vast en zeker, dat zoodra zij Notenkraker en zijn vazallen leven en beweging toekende, zij ook werkelijk leven en zich bewegen zouden. Maar niets van dat al gebeurde: alles in de kast bleef stil en onbeweeglijk. Toch gaf Marie haar innerlijke overtuiging niet op, en weet de schuld daarvan maar steeds aan de voortdurende betoovering van vrouwe Muizerink en haar zevenkoppigen zoon.

‘Lieve mijnheer Drosselmeier,’ zei ze hardop tegen den notenkraker, ‘al is u ook niet in staat om u te bewegen of een woordje tegen me te spreken, ik weet toch, dat u me verstaat en dat u wel weet, hoe goed ik het met u meen. Reken gerust op mijn hulp, als u die noodig mocht hebben. Ik zal ten minste aan Oom vragen, of hij u met z'n kunstvaardigheid bij wil staan, zooveel hij kan.’

Notenkraker bleef stil en bedaard; maar toch leek het Marie toe, als ging er een zucht door de glazenkast, die de glasruiten bijna onhoor-

[pagina 65]
[p. 65]

baar, maar wonder-lieflijk deed klinken, en ze verbeeldde zich, een fijn klokkenstemmetje te hooren, dat al maar zacht-klagend zong:

 
Marieke-mijn,
 
Zoet maagdelijn,
 
Marieke moet mijn bruidje zijn,
 
Marieke-mijn!’

Marietje voelde ijskoude rillingen over zich heengaan, maar het maakte haar toch wonderlijk gelukkig.

Het was avond geworden. Dokter Staalboom kwam met oom Drosselmeier de huiskamer binnen. Louise zette thee en weldra zat het heele gezelschap vroolijk pratend aan de tafel. Marie had stilletjes haar kleine stoeltje gehaald en was vlak naast oom Drosselmeier gaan zitten. Toen het toevallig eens een oogenblik stil was, keek Marie met haar groote, blauwe oogen den vrederechter vlak in 't gezicht en zei:

‘Nu weet ik, lieve oom Drosselmeier, dat mijn Notenkraker uw neef de jonge heer Drosselmeier uit Neurenberg is. Hij is Prins of eigenlijk Koning geworden, juist zooals uw reiskameraad, de sterrekundige, voorspeld heeft; maar u weet toch ook heel goed, dat hij met den leelijken Muizenkoning, den zoon van vrouw Muizerink, in strijd is? Waarom hebt u hem dan toch niet geholpen?’

Marie begon nu nog eens het verhaal van den slag, zooals ze dien gezien had, te doen; maar ze werd telkens door het gelach van vader, moeder en Louise gestoord. Alleen Frits en oom Drosselmeier bleven ernstig.

‘Waar haalt dat kind toch al die gekheid vandaan!’ zei dokter Staalboom. ‘Och,’ zei mama, ‘dat kind heeft een levendige verbeelding, ze heeft dat alles gedroomd, toen ze de koorts had.’ ‘'t Zijn allemaal leugens,’ zei Frits, ‘zulke laffe jongens zijn mijn roode huzaren niet. Sapperdekriek! ik zou ze anders mores leeren, hoor!’ Maar met een geheimzinnig lachje nam oom Drosselmeier de kleine Marie op z'n schoot, en zei veel vriendelijker dan gewoonlijk:

[pagina 66]
[p. 66]

‘Marietje-lief, jij bent rijker dan een van ons allen, jij bent evengoed als Pierlipat een geboren prinses; want je regeert in een heerlijk-blinkend rijk. Maar je zult nog veel verdriet hebben, als je het voor dien armen misvormden notenkraker wilt opnemen; want de muizenkoning vervolgt hem door dik en dun. Niet ik, jij, jij alleen kunt hem redden. Wees maar standvastig en trouw!’

Marie wist niet, wat oom Drosselmeier hiermee bedoelde en de anderen begrepen het ook niet best. De dokter vond die woorden zelfs zoo vreemd, dat hij zijn vriend den pols eens voelde, en zei: ‘Het bloed is je naar 't hoofd gestegen, Drosselmeier, ik zal je een drankje opschrijven.’ Maar mevrouw Staalboom schudde het hoofd en zei zachtjes:

‘Ik begrijp wel een beetje, wat oom Drosselmeier meent; maar ik kan het niet goed onder woorden brengen.’



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken