Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandtsche woorden-schat (anoniem uitgegeven) (1650)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.54 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandtsche woorden-schat (anoniem uitgegeven)

(1650)–Johan Hofman–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

C. O.

Coadjureren, mede-helpen.
Coaguleren, runnen, stremmen.
Codicil, onvolkomen uytterste wil.
[pagina 25]
[p. 25]
Coërceren, bedwingen.
Cogitatie, peynsinge, besinninge, betraghtinge, gedachte.
Cogiteren, peynsen, besinnen, betraghten, dencken.
Cognitie, kuntschap, kennisse.
Cohabiteren, bywonen.
Cohabitatie, bywoninge.
Cohiberen, bedwingen.
Cohorteren, anmanen.
Coleryc, heetbloedigh, galachtigh.
Coleur, verwe.
Colijc, krimpsel, buyckpijn.
Collaboreren, medewercken.
Collateraal, zijdeling, van gelijcken trap oft evenhooge.
Collatie, vergaderinge, t’samenspraak, vergelijckinge.
Collationeren, samen-brengen.
Collauderen, samen-loven.
Collectie, versaming.
Collegie, versamelinge.
Collideren, te samen-botsen.
Colligeren, te samen-binden, t’samen-gaderen, samen-rapen.
Colloquie, samenspraack.
Collucteren, t’samen-worstelen.
Colluderen, toekaatsen, samen spelen.
Colluëren, spoelen, anspoelen.
Collusie, toekaatsinge, samenspelinge.
Colonie, bewooninge.
[pagina 26]
[p. 26]
Colum, pylaar, suyl.
Combat, geveght.
Combinage, samenvoeginge.
Combineren, samenvoegen,
Cumbustie, ontsteekentheydt, onsteekinghe, brand.
Comedie, schouwspel.
Comeet, staert-sterre.
Comitie, Landt-dagh, rijckx-dagh, daghvaard.
Commanderen, gebieden, bevelen.
Commandement, gebodt, bevel.
Commandeur, bevelhebber.
Commemoreren, herdencken, verhalen, vertellen.
Commensaal, disgenoot.
Commentarie, bedenkinge, overlegginge.
Commercie, koophandel, verhandeling.
Commigreren, verhuysen, sich nedersetten.
Commineren, dreygen.
Comminuëren, inslaan, toeslaan, kneusen, vermorselen.
Commisceren, vermengen.
Commiseratie, erberminge, deernis.
Commissaris, bevelhebber.
Commissie, bevel, last.
Commitigeren, vermorwen.
Committeren, bevel geven, bevelen, lasten, bedrijven.
Commodieux, ghemackelijck, gherieffelijck.
[pagina 27]
[p. 27]
Commoditeyt, bequaamheyd, gemak, ghelegentheyt, gerijf.
Commotie, beroerte, beroeringe.
Communicatie, ghemeynschap, ghemeynmakinge.
Communie, gemeynschap.
Commuteren, mangelen, wisselen.
Compact, verbondt, verding.
Compaignon, ghesel, macker, maat, medegenoot.
Compaignie, geselschap, maatschap, krijgsbende.
Compareren, samen komen, verschijnen, vergelijcken.
Comparitie, samenkomste.
Compas, passer.
Compassie, meedelijden, meedogen, deernis.
Compatibel, meedelijdigh, lijdelijck, gedoogsaam.
Compeer, gevader.
Compelleren, toedrijven, aanklaghen, aanspreeken.
Compendie, verkortsel.
Compendieux, beknopt.
Compensatie, samengeldinge.
Compenseren, samengelden.
Competent, behoorlijk.
Competentie, behoorlijkheyd, behoorte.
Competeren, behooren.
Complaceren, gelieven, believen.
Complainte, beklagh.
[pagina 28]
[p. 28]
Compleet, volkomen, voltooyt.
Complexie, aart, gesteltheyd.
Complice, macker, medepleeger.
Complimenten, eerdienstigheyden, dienstbiedingen, dienstreeden, gedienstigheyden.
Complimenteren, plight-plegen.
Complot, samenspanninge, anslagh, opstel.
Complotteren, samenspannen.
Comportement, voere, wandel, handel en wandel.
Comporteren, gedragen.
Composeren, samenstellen, toestellen, verdragen.
Compositie, samenstellinghe, toestellinghe, verdragh.
Comprehenderen, bevatten, begrijpen.
Comprehensie, bevattinge.
Compres, gedrongen, geperst.
Comprimeren, toeparssen, toedrucken.
Compromis, toeseggingh, verblijf, belofte.
Compromitteren, toeseggen, verblijven, beloven.
Comptoir, reken-kamer, reken-tafel, schrijf-kamer.
Compulsie, samendrift, toedrijvinge.
Computeren, rekenen, anrekenen.
Concederen, toestaen, bewilligen, toelaten.
Concept, begrip, ontwerp.
Concerneren, betreffen.
Concessie, toestaningh, toelatingh, bewilligingh.
[pagina 29]
[p. 29]
Conciërge, Hofwaghter.
Concilie, Raadts-vergaderinghen, Landt-dagh, Landraat.
Conciliëren, bevredigen, versoenen.
Concipiëren, begrijpen, ontwerpen.
Concisie, doorsnijdinge.
Conciteren, aanporren, oproyen, aanprickelen.
Conclave, Kerck-kamer.
Concluderen, besluyten.
Concoctie, kokinge, verdouwinghe, verteeringh.
Concordantie, samen-stemminge, overeenstemminge.
Concorderen, overeenstemmen.
Concordie, eenstemmigheyd, eendraght.
Concreperen, uytbarsten.
Concubine, bysit.
Concupiscentie, begeerlijkheyd.
Concurreren, samenlopen, mededeelen.
Concurrentie, samendeelinge, mededeelinge.
Concussie, kneevelerye, knellinge, schrobbery.
Comdemneren, doemen, verdoemen, veroordelen.
Condescenderen, aftreden, inwilligen.
Conditie, bedingh, voorwaarde, bespreck, staat.
Conditioneel, met voorwaarde, met beding.
Condoleantie, leetbeklaginge, rouwklaght, rouwbeklaginge.
Condoleren, leetbeklagen, rouwbeklagen.
[pagina 30]
[p. 30]
Condoneren, vergeven, toegeven.
Conducteur, leytsman.
Conductie, huur, verhuuringe.
Confabuleren, praten, samenpraten.
Confectie, toemakinghe, suyker-kost, suyker-werck.
Confederatie, verbontmakinge, bontgenootschap.
Confedereren, verbontmaken.
Conferentie, samen-sprake, samen-draght, reden-wisselinge.
Confereren, inbrenghen, samen-draghen, reden-wisselen.
Confesseren, belijden, bekennen, bieghten.
Confessie, belijdenisse, bieght.
Confidentie, vrymoedigheydt, vertrouwelijckheydt, onbeteutertheyt.
Confideren, Confiëren, betrouwen.
Configeren, door-rijgen.
Confineren, bepalen.
Confirmatie, bevestiging.
Confirmeren, bevestigen.
Confiscatie, verbeurt-makinge.
Confisqueren, verbeurt maken.
Confijten, insulten.
Confiture, suyker-werk, suycker-ghebak, insultinge.
Confonderen, verwarren, beschamen.
Conform, gelijckformigh.
Conformeren, vergelijcken.
[pagina 31]
[p. 31]
Conformiteyt, gelijkformigheydt.
Confort, versterkinge.
Confrater, spits-broeder, meedebroeder.
Confringeren, verbreeken.
Confugeren, toevlught hebben, toevluchten.
Confugie, toevlught.
Confuys, verwart, beschaamt.
Confusie, verwarringe, beschaminge.
Confutatie, wederlegginge.
Confuteren, wederleggen.
Congeleren, stremmen, bevriesen.
Congereren, samen draghen, samen brenghen.
Congratuleren, begroeten, geluk wenschen.
Congregeren, versamelen.
Congruëren, gevoegen, over-een-komen.
Congruentie, ghevoeghlijckheyd, over-een-kominge.
Conjecture, gissinghe, raadtsel, raminghe.
Conjectureren, gissen, ramen.
Conjugeren, Conjungeren, samen-voeghen.
Conjunctie, samen-voeginge.
Conjuratie, samen-sweeringe.
Conjureren, samen-sweeren.
Connecteren, samen-knoopen.
Connexie, samen-knoopinge.
Conniventie, ooghluykinge.
Conniveren, ooghluycken.
Conquest, veroveringh, overwinst.
[pagina 32]
[p. 32]
Conquesteren, veroveren.
Consacreren, toeheyligen, heyligen.
Consaluteren, begroeten, meedegroeten.
Consanguiniteyt, bloedtvriendtschap.
Conscientie, geweeten, gewisse.
Conscinderen, doorsnijden, doorhouwen, doorhacken.
Conscriberen, samenschrijven.
Conscriptie, samenschrijvinge.
Consent, bewilligingh, toestemmingh.
Consenteren, bewilligen toestemmen.
Consequentie, gevolgh.
Consequeren, vervolgen, verkrijgen, erlangen.
Conserveren, bewaren.
Considerabel, aanmercklijk, nadenckelijck.
Consideratie, insight, aanmerckinge.
Concidereren, insien, besinnen, aanmercken.
Concilie, raatslagh, raat.
Consiliëren, raatslaan, raatplegen.
Consignatie, onder-recht-legginge, verzegelinge.
Consigneren, verzeghelen, onder-recht-legghen.
Consisteren, bestaen.
Consistorie, Kerckenraat, Raatkamer.
Consolatie, vertroostinge.
Consoleren, verstroosten.
Consolidatie, heelinge, wond-heelingh, vermengingh van twee gerechtigheden.
Consolideren, vastmaken, genesen, heelen.
[pagina 33]
[p. 33]
Consommatie, voleyndinge.
Consommeren, voleynden.
Consonant, meedeklincker.
Consoneren, meedeklincken.
Consort, meedestander, macker.
Conspiciëren, anschouwen.
Conspiratie, samen-spanninge, anspanninge.
Conspireren, samen-spannen, anspannen.
Constant, stantvastigh.
Constantie, stantvastigheyd.
Constellatie, samenkomst van sterren.
Constituëren, stellen, instellen.
Constitutie, stellinge, instellinge, ghesteltenisse.
Constrictie, bedwangh.
Constringeren, bedwingen, pranghen, pramen.
Constructie, bouwinge, beleyd.
Construëren, bouwen, beleggen.
Consul, Raatsheer.
Consuleren, beraden.
Consultatie, raatgevinge, raatpleeginge.
Consulteren, raatpleegen.
Consumeren, verdoen, verteeren, verslijten.
Contagie, besmettinge.
Contagieux, besmettelijck.
Contamineren, besmetten.
Contemneren, versmaden.
Contemplatie, overpeynsinge.
Contempleren, overpeynsen.
Contenantie, gelaat.
[pagina 34]
[p. 34]
Contenderen, invaren, twisten, krackeelen, kijven, pleyt-anleggen.
Contentement, vernoegen, genoegen.
Contentie, twist, krackeel.
Contentieux, krackeeligh.
Contesteren, tegentuygen, beroepen opghetuygen.
Contineren, bevatten.
Contingentie, gebeurlijckheyt.
Contingeren, ghebeuren, betreffen, raacken.
Continentie, inhoudinge, ingebondenheyt, onthouding.
Continent, onthoudend.
Continuatie, anhoudinge, volherdinge, vervolgh.
Continuëren, anhouden, volherden.
Contorqueren, wringen, omwringen.
Contrabanderen, tegen-aanspannen.
Contract, overeenkominge, verdragh.
Contractant, onder-handelaar.
Contracteren, overeenkomen, verdraghen, onderhandelen.
Contradiceren, teegenseggen, teegenspreken.
Contradictie, teegenspraak.
Contraheren, over-een-komen, samen-handelen.
Contrarie, teegendeeligh, strijdigh.
Contrariëren, teegenstreven.
Contrariëteyt, teegenheyt, strijdigheyd.
Contraveniëren, teegenkomen, overtreeden.
[pagina 35]
[p. 35]
Contraventeur, tegenstrever, overtreder.
Contrey, Landtstreke.
Contramanderen, afseggen.
Contremineren, tegenmijnen.
Contrerolleren, weer-schrijven, tegen-boeckhouden, tegenspreken.
Contrerolleur, tegen-rol-houder.
Contrescharp, bolwerck.
Contraventeur, overtreder.
Contribuëren, opbrengen, toebrengen.
Contributie, opbrenginge, schattinge.
Contristeren, bedroeven.
Controversie, redenstrijd, geschil, twist.
Controverteren, twisten, in gheschil trecken.
Contunderen, kneusen.
Contumatie, wrevel, halstarrigheydt, wrevelmoedigheyd.
Conturberen, beroeren.
Contumelie, schamperheyd.
Contumelieux, schamperachtigh.
Contusie, kneusinge.
Convalescentie, ghesont-werdinge, gesontheyd.
Convenant, verdragh.
Convenient, overeenkomende, gevoeglijck.
Conveniëren, overkomen, over-een-komen, voor-recht-dagen.
Convent, samen-komst, Klooster, samen-wooninge.
Conventie, overkomst, aanspraack.
[pagina 36]
[p. 36]
Conventicule, vergaaringsken.
Conversatie, ommegang.
Converseren, ommegaan.
Conversie, bekeeringe.
Convicie, scheldinge.
Convictie, overwinninge.
Conviëren, nodigen.
Convinceren, overwinnen.
Conviveren, samen-eten, gastmalen.
Convoceren, samen-roepen.
Convolveren, omwentelen, samen-winden, inwickelen.
Convoqueren, samen-roepen.
Convoy, geley, vry-geley, geley-gelt.
Convooy-gelt, verlof-gelt.
Convulsie, kramp.
Copie, afschrift, uytschrift.
Copiëren, uytschrijven.
Copieux, ruym, rijckelijck, overvloedigh.
Cordiaal, hertelijck, openhertigh, gulhertig.
Corporaal, Rotmeester.
Corps de garde, Krijghs-wacht.
Corpulentie, lijvigheydt, swaarlijvigheydt.
Corollarium, toe-mate.
Corraderen, samen-schrabben.
Correctie, verbeeteringe.
Correspondentie, overeenkomst.
Corresponderen, overeenkomen.
Correptie, berispinge.
Corripiëren, rucken, toerucken, berispen, begrijpen.
[pagina 37]
[p. 37]
Corrival, meede-minnaar.
Corroberen, verstercken.
Corroderen, beknagen, beknabbelen.
Corromperen, verderven.
Corrosijf, bijtend.
Corruëren, neerstorten, instorten, omvallen.
Cortelas, Houwer, Sabel.
Cosmographie, werelt-beschrijvinge.
Costuymen, gewoonten, oude herkomen.
Cotteren, randen, beranden, kant-schrijven.
Coucheren, nederstellen, stellen.
Couleren, vlieten.
Courage, moedt, gemoedt.
Cours, loop, gangstreeck.
Courtisaan, Hovelingh.
Courtois, Hoofs, heusch.
Couvert, overdeckt, gedeckt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken