Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandtsche woorden-schat (anoniem uitgegeven) (1650)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.54 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandtsche woorden-schat (anoniem uitgegeven)

(1650)–Johan Hofman–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

I. N.

Inaccessibel, on-toeganckelijck.
Inadvertentie, onbedaghtsaamheydt, reuckeloosheydt, aghteloosheydt.
Inanitie, ydelheydt, ledigheydt, ontleediginghe.
Incapabel, onvatbaar, begrijpeloos, onbevattelijck.
Incapaciteyt, onvatbaarheydt.
Incarnatie, vleesch-wordinge, tijdt-schrift.
Incarcereren, kerckeren, vangen.
Incerteyn, onseeker.
Incertitude, onseekerheyt.
Incessament, on-ophoudelijck.
Inceste, bloedtschande.
Incident, inval, voorval.
Incideren, insnijden, opsnijden, voorvallen, tusschen vallen.
Incisie, insnijdinghe, doorsnijdinghe, opsnijdinge.
Inciteren, aanporren, opstoken, aanritsen.
Incivil, onburgherlijck, onheusch, onbeleeft.
[pagina 80]
[p. 80]
Inciviliteyt, onburgerlijckheyt, onheusheyt, onbeleeftheydt.
Inclinatie, toeneyginge.
Inclineren, toeneygen, neygen.
Incluys, ingesloten, binnen.
Incomoderen, ontrieven, ongheleegentheydt maken.
Incommoditeyt, ongeleghentheydt, onghemack, ongerijf.
Incomparabel, onvergelijckelijck.
Incompatibel, onverdraaghlijck.
Incompetent, onbehoorlijck.
Incomprehensibel, onbegrijpelijck.
Inconsideratie, onbesintheydt, reuckeloosheydt.
Inconstant, onstantvastigh, wispelturigh.
Inconstantie, onstantvastigheydt, wispelturigheydt.
Incontinentie, lustvolginghe, onghetoomtheydt, wulpsheydt.
Inconvenient, ongeval.
Incorporel, onlighamelijck.
Incorporeren, inlijven, innemen.
Incorrect, onverbeetert, gebreckelijck.
Incorrectie, onverbeetertheyt, gebreckelijckheydt.
Incredibel, ongelooflijck.
Incredul, ongeloovigh.
Increduliteyt, ongeloof.
Increpatie, bekijvinge.
Increperen, bekijven, bulderen.
[pagina 81]
[p. 81]
Inculpabel, onstraffelijck.
Inculqueren, instampen.
Incumberen, opliggen.
Incurabel, ongheneeslijck.
Incurreren, anloopen, inloopen.
Incursie, aanloop, optoght, anval.
Indecent, onbetamelijck.
Indeclinabel, onbuyghelijck.
Indemneren, schadeloos houden.
Indemniteyt, schadeloosheydt.
Indice, kenteycken.
Indicibel, onuytsprekelijck.
Indictie, aanzegginge, op-lage.
Indifferent, eenderley, onverscheydelijck.
Indigene, ingeboren, inborelingh.
Indigentie, behoeftigheydt.
Indigestie, onverdouwinge, onverteertheyt, raauwheydt.
Indignatie, verontwaardinge.
Indirect, kromsweegs, averreghts.
Indiscreet, onbescheyden.
Indiscretie, onbescheydenheydt.
Indisert, onbespraackt, wantalig, wansprakelijck.
Indispoost, ongestelt, onghesont.
Indispositie, ongesteltheydt, ongesontheydt.
Indocte, ongeleert.
Indocile, onleersaem.
Indole, inborst.
Indomptabel, onbetemmelijck.
Indubitabel, ontwijffelbaer.
[pagina 82]
[p. 82]
Inductie, aanradinghe, invoeringhe, invoeginge.
Indulgentie, gedooginge, toe-latingh, vry-gevinge.
Industrie, gaauwigheydt.
Inegaal, oneffen, ongelijck.
Inegaliteyt, oneffenheydt, ongelijckheydt.
Inepte, ongerijmt, onbequaam.
Ineptie, ongerijmtheydt, onbequaamheydt.
Inertie, vadsigheydt, leuyheydt.
Inestimabel, onschattelijck, onwaardeerlijck.
Inëvitabel, onvermijdelijck.
Inexcusabel, schuldbaar, onverschoonlijck.
Inexecutie, on-uytgereghtheyt, on-uytreghtinge.
Inexplicabel, on-uytleggelijck.
Iuexpugnabel, onwinbaar, onverwinnelijck.
Infaam, eerloos.
Infameren, faamrooven, schantvlecken.
Infamie, schandtvleck, faamroovingh.
Infantie, kintsheydt.
Infanterie, voetvolck.
Infect, stinckend, besmet.
Infecteren, besmetten.
Infereren, invoeren.
Inferieur, minder, lager, onderdaen, onderbeurtige.
Infernaal, helsch.
Infertil, onvrughtbaar.
[pagina 83]
[p. 83]
Infesteren, beleedigen, bekommeren.
Infidel, ontrouw, trouwloos.
Infideliteyt, ontrouwigheydt, trouweloosheydt,
Infirmiteyt, onsterckheydt, swackheyt.
Inflammatie, ontstekinge.
Inflatie, opblasinge.
Inflectie, ombuyginge.
Inflexibel, onbuygelijck.
Influentie, invloeyinge.
Informatie, kundtschap, berightinghe, bescheydt.
Informeren, kennis nemen, kuntschap doen, berighten.
Infortuyn, ramp-spoedt.
Infractie, inbreuck.
Infrangibel, onbreeckelijck.
Infrequent, selden.
Infructueux, onvrughtbaar.
Infusie, instortinge, doorgietinge.
Ingenieur, bolwercker.
Ingenieux, zin-rijck.
Ingereren, indringen.
Ingratitude, ondanckbaarheydt.
Ingredient, in-menghsel.
Ingrediëren, intreden.
Ingressie, intredinge, ingangh.
Inhabil, onbequaam.
Inhabiliteyt, onbequaamheydt.
Inhabitabel, onbewoonlijck.
Inhereren, inhangen, inblijven.
[pagina 84]
[p. 84]
Inhibitie, verbodt.
Inhospitaliteyt, onherbergigh, ongast-vryheydt.
Inhumain, onbeleeft.
Inimitabel, onnavolgelijck.
Iniquiteyt, ongerechtigheydt.
Injunctie, beveelinge.
Injungeren, toe-voegen.
Injurie, ongelijck, onreght, hoon.
Injuriëren, verongelijcken, hoonen.
Injuste, onrechtvaerdigh.
Innavigabel, onbevaarlijck.
Innocent, onnoosel.
Innocentie, onnooselheydt.
Innovatie, vernieuwinge.
Innoveren, vernieuwen.
Innumerabel, ontelbaar.
Inobedient, ongehoorsaam.
Inproviste, oversiens.
Inquiëteren, ontrusten.
Inquiëtatie, Inquiëtude, ontrustinghe, onrust.
Inquireren, ondersoecken.
Inquisitie, ondersoeck.
Inquisiteur, ondersoecker, ondersoeck-meester.
Insanabel, ongeneeselijck.
Insatiabel, onversadelijck.
Inscriptie, opschrift.
Inscrutabel, ondoorgrondelijck.
Insensibel, ongevoelijck.
[pagina 85]
[p. 85]
Inseparabel, onscheydelijck.
Insereren, insetten, invoegen, inlijven.
Insertie, invoeginge.
Insidie, belaginge.
Insigne, merckelijck, kenteyken.
Insimuleren, betighten.
Insinuatie, inschuyvinge, te kennen ghevinghe, anmeldinge.
Insinuëren, indringen, invlyen, inschuyven, te kennen geven, anmelden.
Insisteren, aanstaan, volherden, anhouden.
Insociabel, ongeselschappigh.
Insolent, moedwilligh, ongewoon.
Insolentie, moedwilligheydt, moedwil.
Insolide, ondight.
Insolidum, gantschelijck, geheelijck.
Insolvent, onbetalijck, onbetaalbaar.
Inspectie, beschouwinge, aanschouwinge.
Inspiratie, inblasinghe, anblasinge.
Inspireren, inblasen, anblasen.
Instantie, anhoudinge.
Instauratie, herstellinghe, oprechtinghe, vernieuwinge.
Instaureren, oprechten, vernieuwen, herstellen.
Instigatie, aanstuwinge.
Instigeren, opstoken, aanstuwen, drijven, ophitsen.
Instinct, drift, ingeven.
Instituëren, insetten, onderwijsen, instellen.
[pagina 86]
[p. 86]
Institutie, insettinge, onderwijsinghe, instellinge.
Instructie, onderrichtinghe, toereghtinghe, beright.
Instruëren, onderreghten, toereghten.
Instrument, tuygh, werck-tuygh.
Insupportabel, onverdragelijck.
Integriteyt, deegelijckheydt.
Intellect, vernuft.
Intelligentie, kundtschap, verstandt.
Intemperantie, ongematightheydt.
Intenderen, be-oogen, voor-hebben.
Intentie, ooghwit, ooghmerck, opset, voorneemen.
Intenteren, onderstaan, aanlegghen, aanwenden.
Intercederen, tusschen-spreeken, bemiddelen.
Intercessie, bemiddelinge, tusschen-komst.
Interdiceren, verbieden.
Interdict, verbodt.
Interesseren, beschadigen, vernadeelen.
Interest, schade, naedeel, belangh.
Interjectie, inworp.
Interieur, inwendigh.
Interineren, gestaden.
Interlocutie, tusschen-spraack.
Interloqueren, tusschen spreeken.
Interlocutorie, tusschen-oordeel.
Interminabel, on-eyndelijck.
Intermineren, op-houden, af-laten, verposen.
[pagina 87]
[p. 87]
Intermissie, af-latinge, verposinge, tusschen-komst.
Interpellatie, inspraack, tusschen-spraack.
Interpelleren, inspreeken, tusschen-spreeken.
Interponeren, Interposeren, tusschen-stellen.
Interpositie, tusschen-stellinge.
Interpretatie, uytlegginge.
Interpreteren, uytleggen.
Interrogatie, ondervraginge.
Interrogatorien, vraagh-stucken.
Interrogeren, ondervragen.
Interrupt, af-gebroken.
Interruptie, afbrekinge.
Interval, tusschenheydt.
Interventie, tusschen-komst.
Intestin, darm, ingewand, inwendigh.
Intimatie, ankundinge.
Intime, binnenst.
Intimeren, ontbieden, ankundigen.
Intimideren, vertsaghen, vreese aen-jaghen.
Intituleren, naam noemen, benamen.
Intollerabel, onverdragelijck.
Intractabel, onhandelbaar, bars, onreckelijck.
Intricaat, verwart, verstrickt.
Intricatie, verwerringhe, verstrickinge.
Intriqueren, Intrinqueren, verstricken.
[pagina 88]
[p. 88]
Introduceren, invoeren, inleyden.
Introductie, inleydinge.
Invaderen, anvallen, invaren.
Invalide, onsterck.
Invectif, lasteringh, bescheldinge, doorstrijkinge.
Inventeren, vinden, uytvinden.
Inventie, vindinge, vondt, ervindinge.
Inventaris, inhoudt, beschrijvingh van goederen.
Inversie, omkeeringe.
Investigeren, opspeuren, naevorschen.
Investiture, instellinge.
Invetereren, verouden.
Invincibel, onwinbaer.
Inviolabel, onschendbaar.
Invisibel, onsightbaar.
Invitatie, noodigingh.
Inviteren, anporren, noodigen.
Inundatie, overvloeyinge.
Involutie, inwickelinge.
Invocatie, anroepinge.
Invoqueren, anroepen.
Inutil, onnut.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken