Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De lucht (1859)

Informatie terzijde

Titelpagina van De lucht
Afbeelding van De luchtToon afbeelding van titelpagina van De lucht

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.42 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/natuurkunde
non-fictie/schoolboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De lucht

(1859)–W.A. Holterman–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Gewone en zeldzame verschijnselen van den dampkring


Vorige Volgende
[pagina 21]
[p. 21]

Hoofdstuk IV.
De regen.

Vijftiende les.
Over het ontstaan van den Regen.

In de 2de Les hebben wij gehoord, dat de dampen der aarde door de koude bovenlucht worden afgekoeld en vervolgens daarin blijven hangen.

Dat de koude werkelijk de dampen verdikt of zamentrekt, kan men des zomers duidelijk bespeuren, als men een koud vocht in een glas schenkt: aanstonds zal het glas van buiten beslaan; want de koude van het vocht doet de dampen, die in de onmiddelijke nabijheid van het glas zweven, verdikken en zamentrekken. Hierdoor beslaan ook de vensterglazen van binnen als het buiten, en van buiten als het van binnen kouder is.

Door die afkoeling der dampen ontstaan de wolken, zoo als wij verder in dezelfde Les zagen. -

Nu zal men u in de Natuurkunde leeren dat er geene adhaesie of aanhanging bestaat tusschen het water en de lucht. En ook dat alle vloeistoffen de eigenschap hebben, eene bolronde of droppelgedaante

[pagina 22]
[p. 22]

aan te nemen, wanneer zij zich in een stof bewegen, welke zij, of in het geheel niet, of slechts weinig aanhangen.

Om deze redenen hervormen zich de dampen der wolken allengs in droppelbaar water. Aangezien dit water meerdere zwaarte heeft dan de lucht, kan het daarin niet zwevende blijven, en valt dus op de aarde neder. Dit verschijnsel noemt men regen. -

De grootte der regendroppels is zeer verschillend. Men ziet er van eene bijna onzigtbare kleinte tot ¼ duim middellijns.

Naar evenredigheid van die grootte, en der meerdere of mindere uitgebreidheid van den vlakken inhoud, waarover zij zich verbreiden, onderscheidt men ook verscheidene soorten van regen.

Zestiende les.
Over Stof-, Land-, Slagregens en Wolkbreuken.

Stofregen bestaat uit de fijnste droppels. Na eene lange droogte is hij bijzonder voordeelig, wijl groote droppelen alsdan minder geschikt zijn om den grond in te dringen, maar er afrollen; terwijl deze fijne er intrekken, en hem aldus bereiden om zwaardere te ontvangen.

[pagina 23]
[p. 23]

Landregens vallen in groote droppels, en verbreiden zich gewoonlijk over gandsche landstreken, somtijds van 100 en meer vierkante mijlen groot; van daar ontleenen zij hunnen naam. Ook duren zij eenen geruimen tijd, somtijds vele dagen achtereen, onafgebroken voort.

Men bemerkt bij den Landregen, verscheidene wolkenschichten, ten minste twee boven elkander, van welke de onderste dikwijls door eenen hevigen wind wordt voortge dreven.

Stort- of Slagregens zijn meer aan den zomer eigen, en onderscheiden zich van de andere regensoorten door de groote menigte der droppels. Zulk een regen, van een half uur tijds, levert niet zelden eene ongeloofelijke hoeveelheid waters.

In de heete gewesten bestaat de zoogenaamde regen tijd (regenmoesson) alleen uit zulke aanhoudende stortregens. Zij beginnen en eindigen in die streken met onweders.

Wolkbreuken worden zulke hevige slagregens genoemd, waarbij het water niet meer in droppels, maar als in stralen of in eene zamenhangende massa nedervalt. -

Er hebben ook van tijd tot tijd zonderlinge regens plaats, over welke iets nader in de volgende les.

[pagina 24]
[p. 24]

Zeventiende les.
Buitengewone Regens.

Zwavelregens. Na een hevig onweder waren den 16den Mei 1646 te Koppenhagen alle straten met een geel stof bedekt, hetwelk in kleur, reuk en alle andere eigenschappen volkomen naar zwavel geleek.

Een soortgelijk poeder, hetwelk op den 10den Mei 1665 in Noorwegen viel, gaf bij het verbranden eenen reuk als van zwavel en terpetijngeest van zich.

Beide deze regens heeft men toegeschreven aan de omstandigheid, dat zwavel door de eene of andere oorzaak in de lucht opgeheven, met den regen vermengd, op de aarde is nedergevallen. -

Melk- en Bloedregens hebben dezen naam door de gelijkenis met deze vloeistoffen verkregen. Zoo kunnen bijv, witte of roode insekten, delfstoffen enz, met den regen vermengd, nedervallen, en hem dus eene op melk of bloed gelijkende kleur geven. Zoo verhaalden de openbare tijdschriften, dat bij de uitbarsting van de Vesuvius op den 22sten en 23sten October 1822, de witte uniformen van een Oostenrijksch infanterie-regement, hetwelk zich op dien tijd in de nabijheid van Napels in het open veld bevond, door den nedervallenden regen bruinrood geverwd werden. -

[pagina 25]
[p. 25]

Garnalenregen. Te Oldenbroek, een dorp op de Veluwe in Gelderland, heeft men eens garnalen zien regenen. Eene hoos had ze uit de Zuiderzee opgenomen en liet ze dáár weder neêrvallen. -

Meer andere soortgelijke regens worden even gemakkelijk natuurlijk verklaard; doch niet alle. Zoo verhaalt men, dat het den 2den November 1819 te Blankenberg in Vlaanderen den geheelen dag regende; doch des namiddags ten 2 ½ ure was de regen donkerrood, terwijl hij vroeger en later geheel kleurloos viel. Het water, dat den volgenden dag in de regenbakken vergaderd was, had eene flaauwe rozenroode kleur.

Even als hier, bevat de natuur wonderen genoeg, die op deze aarde door het menschelijk verstand niet kunnen verklaard worden. Dat zij ons dienen om de grootheid en goedheid van God meer en meer te erkennen, die alles tot ons welzijn geschapen heeft, en nog voortdurend onderhoudt.

Achttiende les.
Verscheidenheid in het vallen van den regen. - Nut van den regen.

De regens, over welke in de vorige les is gehandeld, zijn uiterst zeldzaam.

[pagina 26]
[p. 26]

De gewone regen valt niet op alle plaatsen der aarde even overvloedig.

Te Petersburg bijv. valt in een jaar slechts 16 Parijsche duimen en 5 strepen regen, terwijl dit in Bombay 85 duimen bedraagt.

Te Utrecht en Haarlem beloopt dit 23 duimen en 2 strepen, tegen 28 duimen en 4 strepen te Leiden, en 38 duimen en 4 strepen te Dordrecht.

Men verkrijgt deze verhoudingen door een bijzonder werktuig, Regenmeter genoemd.

Over het algemeen valt in ons Vaderland de meeste regen van Julij tot December. Van Januarij tot Julij is dit minder.

De regen brengt ons groote voordeelen aan, over welke wij nog in het kort iets willen mededeelen.

Hij zuivert de lucht: de eerste regen, welke na eene lange droogte op de glasruiten slaat, maakt daar vlekken op; een bewijs dus, dat de vallende droppelen de zwevende vuiligheden der lucht onder weg medegenomen, en tegen het glas geplakt hebben.

Verder maakt de regen de aarde vruchtbaar; wijl hij veel zout en olie medebrengt. Hij verkwikt de verslensde planten, verkoelt de heete lucht, verwarmt de koude, enz.

Sluiten wij hiermede dit Hoofdstuk om in het volgende tot een ander verschijnsel van den dampkring over te gaan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken