Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Romantici en revolutionairen. Literatuur en schrijverschap in Nederland in de 18de en 19de eeuw (2019)

Informatie terzijde

Titelpagina van Romantici en revolutionairen. Literatuur en schrijverschap in Nederland in de 18de en 19de eeuw
Afbeelding van Romantici en revolutionairen. Literatuur en schrijverschap in Nederland in de 18de en 19de eeuwToon afbeelding van titelpagina van Romantici en revolutionairen. Literatuur en schrijverschap in Nederland in de 18de en 19de eeuw

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (15.94 MB)

Scans (9.52 MB)

ebook (14.37 MB)

XML (1.07 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Romantici en revolutionairen. Literatuur en schrijverschap in Nederland in de 18de en 19de eeuw

(2019)–Rick Honings, Lotte Jensen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 7]
[p. 7]

Woord vooraf

 
Dan wringt hy 't vers in nieuwgevormde krullen:
 
Verplaatst, zet om, verandert, en verschikt;
 
En stopt en lapt om maat en zin te vullen;
 
En draait, en rondt, en vijlt, en glanst, en likt;
 
Slijpt hier een punt, schaaft daar een stooting glad;
 
En 't arme vers wordt als een schol zoo plat.

In dit fragment van een dichtstuk uit 1805 herkennen we de stereotiepe achttiende-eeuwse genootschapsdichter: likkend en schavend perst hij zijn verzen in een dwangbuis. De auteur is Willem Bilderdijk, die daarmee radicaal afstand nam van de traditie waarin hij was grootgebracht. Als jongeling conformeerde hij zich aan de werkwijze van de ‘beschavende’ genootschappen, maar gaandeweg ontwikkelde hij zich tot een romanticus, die de kunst beschouwde als de uitstorting van gevoel. Poëzie was geen ambacht, maar pure inspiratie. Van de burgerlijke samenleving trok hij zich nog maar weinig aan: hij woonde ongehuwd samen, kleedde zich excentriek en cultiveerde het imago van de lijdende dichter. De door Bilderdijk bekritiseerde genootschapsdichter versus de romanticus die hij beoogde te zijn - het zijn twee auteurstypen die in Romantici en revolutionairen aan de orde komen.

Voordat we dieper ingaan op onze uitgangspunten, is het nodig een cruciale vraag te stellen: waarom een nieuwe literatuurgeschiedenis? In 2017 is de prestigieuze Taalunie-reeks voltooid. Deze bevat drie delen over de periode die in dit boek centraal staat: Worm en donder (2013) van Inger Leemans en Gert-Jan Johannes, De weg naar het binnenland (2017) van Tom Verschaffel (beide over de acht-tiende eeuw) en Alles is taal geworden (2009) van Willem van den Berg en Piet Couttenier (over de negentiende eeuw). Deze werken delen het streven een volledig overzicht te geven van de Nederlandse literatuurgeschiedenis; samen zijn ze goed voor een kleine tweeduizend bladzijden. Daarbij combineren ze een functionalistisch met een institutioneel perspectief. Dit houdt in dat er behalve voor auteurs, hun werk en de stromingen waartoe dat werk gerekend wordt, ook aandacht is voor het veld waarin literatuur tot stand komt en waarin ze gedistribueerd, gelezen en beoordeeld wordt: uitgevers, tijdschriften, almanakken, genoot-schappen, leesgezelschappen en de literaire kritiek.

Hoe waardevol deze studies als naslagwerken ook zijn, als introductie voor een

[pagina 8]
[p. 8]

lezerspubliek van belangstellenden en studenten zijn ze minder geschikt. René van Stipriaans Het volle leven. Nederlandse cultuur en literatuur ten tijde van de Republiek, ca. 1550-1800 (2002) en Ton Anbeeks herhaaldelijk herdrukte Geschiedenis van de literatuur in Nederland 1885-1985 (1990) voldoen wel aan dit criterium, maar beide boeken richten zich slechts in beperkte mate op de periode die hier centraal staat. Met Romantici en revolutionairen willen we een handzaam, toegankelijk, vlot leesbaar en rijk geïllustreerd overzicht geven van de geschiedenis van de Nederlandse literatuur van de tweede helft van de achttiende en hele negentiende eeuw.

Voor Nederland in het algemeen en voor de literatuur in het bijzonder was dit tijdvak een cruciale periode. Men zou zelfs kunnen zeggen dat het moderne Nederland en de moderne Nederlandse literatuur in die tijd zijn uitgevonden. In de achttiende eeuw werd Nederland voor het eerst een democratie en kon er (beperkt) worden gestemd; de grondwet van 1798 is een voorloper van die van nu. Ook in de negentiende eeuw waren er tal van ontwikkelingen die bijdroegen aan de totstandkoming van het Nederland zoals we dat vandaag de dag kennen.

De literatuur maakte eveneens een moderniseringsproces door. In de tweede helft van de achttiende eeuw kwam de roman op als literair genre. Daarvoor verscheen er vooral poëzie en toneel; de romans die er waren, kenden nauwelijks psychologische diepgang en werden niet tot ‘de’ literatuur gerekend. Sara Burgerhart (1782) van Betje Wolff en Aagje Deken hoorde daar nadrukkelijk wél bij. Dat gold ook voor de historische romans die in de eerste helft van de negentiende eeuw geschreven werden en voor de naturalistische romans tegen het einde van die eeuw. Vanaf het moment dat de roman opgang maakte, was deze niet meer weg te denken uit het literaire landschap. Tegenwoordig geldt de roman als het belangrijkste genre. Daarvoor hoeft men de boekenbijlage van de krant slechts te bekijken: poëzie, laat staan toneel, wordt maar mondjesmaat besproken. Ook het fenomeen van de professionele auteur, die het schrijven niet als nevenfunctie maar als belangrijkste middel van bestaan ziet, vindt zijn oorsprong in deze periode.

Als titel hebben we voor Romantici en revolutionairen gekozen, omdat daarin de twee polen tot uitdrukking komen waartussen auteurs zich bewogen: sommigen gaven gehoor aan hun romantische vrijheidsdrang, anderen verbonden zich aan maatschappelijke idealen. Uiteraard waren er allerlei tussenposities mogelijk. Om met de revolutionairen te beginnen: velen richtten de blik naar buiten en wilden met hun geschriften de samenleving verbeteren. Sommigen namen daarbij een uitgesproken radicale positie in, zoals Jacobus Bellamy of Multatuli. Het gros van de schrijvers was minder uitgesproken en ondersteunde juist de heersende normen en waarden. Of schrijvers nu voor of tegen de bestaande orde waren, ze toonden zich in beide gevallen geëngageerd. Als men auteurs als Hendrik Tollens of Jan Jacob Lodewijk ten Kate had gevraagd wat volgens hen de functie was van

[pagina 9]
[p. 9]

de letterkunde, dan zouden zij zonder meer hebben beklemtoond dat deze een nuttige, utilitaire functie te vervullen had. Literatuur moest goed burgerschap, godsdienst en vaderlandse gevoelens stimuleren. Die opvatting was ook niet zo vreemd, want de politieke actualiteit vroeg daarom.

De periode 1750-1900 werd gekenmerkt door revolutionaire omwentelingen, partijstrijd, nationalistische tendensen en emancipatiebewegingen. Schrijvers betoonden zich in zulke kwesties zeer geëngageerd en droegen bij aan maatschappelijke ontwikkelingen zoals de patriottenbeweging, de katholieke emancipatie, de ondergraving van het kolonialisme en de emancipatie van de vrouw. De meeste auteurs waren er echter bepaald niet op uit de burgerlijke samenleving te ondermijnen, maar propageerden juist de normen en waarden van de maatschappij. Juist omdat de literatuur zozeer in dienst stond van de nationale zaak en verweven was met de politieke en maatschappelijke ontwikkelingen van die dagen, wordt er in dit boek uitvoerig stilgestaan bij de politiek-maatschappelijke en cultuurhistorische context waarin de auteurs opereerden.

Tegenover de revolutionairen staan auteurs die zich afwendden van de samenleving en de blik naar binnen richtten: de romantici. Al decennialang wordt er een discussie gevoerd over de vraag of ‘de Romantiek’ wel in Nederland heeft bestaan. Vergeleken met landen als Duitsland, Engeland en Frankrijk leek die hier nauwelijks van de grond te komen. Er heerste in Nederland een conservatief en burgerlijk klimaat, waardoor er weerstand was tegen de romantische vrijheidsdrang. Bovendien was er zo veel politieke onrust dat auteurs onvermijdelijk in een utilitaire, aan de maatschappij dienstbare, rol werden gedrukt.

Het is waar dat de Romantiek aanvankelijk alleen in een gematigde variant in Nederland doordrong. Bilderdijk stond nog met één been in de achttiende eeuw, de student-auteurs die Lord Byron en Victor Hugo introduceerden, profileerden zich als gematigd. Ze pleitten weliswaar voor een nieuwe romantische literatuur, maar konden nog geen afstand nemen van de burgerlijke samenleving en het geloof. Dat zou pas tegen het einde van de negentiende eeuw gebeuren.

Het is verleidelijk om de ontwikkeling van de Nederlandse literatuur als een rechtlijnige ontwikkeling te beschouwen, waarbij schrijvers zich aanvankelijk dienstbaar opstelden ten opzichte van de maatschappij, om zich vanaf de jaren 1880 - met de komst van de Tachtigers en hun principe van l'art pour l'art - radicaal van de samenleving af te keren. Deze groep jonge dichters predikte een romantische poëtica: ze richtten zich niet op het verbeteren van de zeden, maar schreven poëzie om de poëzie vanuit de hyperindividuele noodzaak om hun gevoelens te uiten. Daarmee brachten de Tachtigers iets nieuws, al was het maar omdat ze het morele karakter van de literatuur verafschuwden en voor het eerst openlijk de christelijke religie afzwoeren.

Romantische tendensen waren er echter al veel eerder. Dat blijkt niet alleen uit het oeuvre van Bilderdijk, maar ook uit aspecten van het romantische dichter-

[pagina 10]
[p. 10]

schap bij andere prototypen auteurs, zoals de sentimentalist, de verzetsdichter, de byroniaan en de idealist. Auteurs als Rhijnvis Feith, Hieronymus van Alphen, Elisabeth Maria Post, Jacobus Bellamy, de vroege Nicolaas Beets en Multatuli hadden ruim voor de Tachtigers al zeer verheven opvattingen van het schrijverschap: ze gaven ruim baan aan het uiten van gevoel en hun verbeeldingskracht, geloofden in artistieke inspiratie en vrijheid en in het bestaan van genieën, en experimenteerden volop met allerlei kunstvormen.

Wie een literatuurgeschiedenis schrijft, moet keuzes maken. De bovengenoemde Leemans en Johannes stelden enkele grote thema's van de achttiende eeuw centraal en behandelden daarnaast belangrijke letterkundige instituties. Van den Berg en Couttenier kozen een chronologisch en canoniek perspectief. Anbeek stelde de vernieuwingsimpuls centraal en richtte zich op avant-gardegroepen die zich telkens afzetten tegen hun voorgangers. Frans Ruiter en Wilbert Smulders publiceerden in 1996 Literatuur en moderniteit in Nederland 1840-1990, waarin ze de literatuur beschouwen als een onderdeel van een breder moderniseringsproces, dat ze in feite pas met de Tachtigers laten beginnen. In 2013 publiceerde Thomas Vaessens ten slotte zijn Geschiedenis van de moderne Nederlandse literatuur, waarin hij een pleidooi houdt om de literatuurgeschiedenis voortaan los van de geschiedenis, aan de hand van frames, te onderzoeken.

In Romantici en revolutionairen kiezen we voor een ander uitgangspunt. Wij plaatsen de auteur centraal en onderzoeken hoe het concept ‘auteurschap’ zich tussen 1750 en 1900 heeft ontwikkeld. De auteur heeft zich de laatste decennia enigszins in de coulissen van de literatuurgeschiedenis opgehouden. Dit boek richt zich op de wijze waarop schrijvers zich in de tweede helft van de achttiende en in de negentiende eeuw in het literaire veld én in de wereld om hen heen profileerden. Welke opvattingen hadden zij over de letterkunde, en welke functie wilden zij met hun teksten vervullen in de samenleving? In welke contexten opereerden deze auteurs, en welke wijzigingen traden daarin op? Hoe positioneerden zij zich ten opzichte van de burgerlijke samenleving die Nederland toen was? In hoeverre bemoeiden ze zich met de politieke en maatschappelijke debatten, en hoe deden ze dat? En in hoeverre pasten auteurs hun zelfbeeld aan, afhankelijk van de positie die zij in het literaire veld kozen?

Dit boek is opgedeeld in drie delen, waarin telkens vijftig jaar centraal staat: 1750-1800, 1800-1850 en 1850-1900. In elk deel worden zeven ‘prototypische’ auteurs behandeld. Ieder deel wordt voorafgegaan door een inleiding waarin de belangrijkste politieke, culturele en literaire ontwikkelingen van het desbetreffende tijdvak aan bod komen; verdere verdieping van deze thema's vindt plaats in de desbetreffende hoofdstukken. In de keuze van de te bespreken auteurs hebben we gestreefd naar een zo representatief en gevarieerd mogelijk beeld, waarbij de chronologie zoveel mogelijk is gehandhaafd. De prototypen fungeren op deze wij-ze als een venster op bepaalde literaire ontwikkelingen, maar ze zijn niet bedoeld

[pagina 11]
[p. 11]

als rigide, vaststaande categorieën. Auteurs passen vaak in meerdere categorieën tegelijk - Multatuli was bijvoorbeeld idealist en feminist tegelijkertijd; Beets was een romanticus, een realist en een dominee-dichter.

Deze focus op de auteur combineren we met een cultuurhistorische benadering waarin de auteurs en hun werk in een sociale, religieuze en politieke context worden ingebed. Volledigheid is zoals gezegd niet nagestreefd, maar we hebben schrijvers en titels geselecteerd die volgens ons een bepaalde ontwikkeling het beste illustreren. Daarbij hebben we naar een evenwichtige balans gezocht tussen als canoniek beschouwde en minder canonieke schrijvers. Auteurs als Wolff en Deken, Multatuli en Louis Couperus mochten niet ontbreken, maar we bespreken ook schrijvers die in andere literatuurgeschiedenissen niet of nauwelijks voorkomen. Dat we ons daarbij soms laten leiden door eigen voorkeuren, is onvermijdelijk.

Speciale aandacht besteden wij aan vrouwelijke auteurs. Hoe manifesteerden zij zich in een veld dat vrijwel exclusief door mannen en hun normen gedomineerd werd? Binnen de genootschappen waren vrouwen lange tijd niet welkom; het publiceren van hun werk werd bovendien belemmerd door burgerlijke normen over de plaats van de vrouw als moeder en echtgenote. Hierdoor, in combinatie met het canoniseringsproces dat in de negentiende en twintigste eeuw heeft plaatsgevonden, zijn achttiende-eeuwse auteurs als Petronella Moens of Lucretia Wilhelmina van Merken en negentiende-eeuwse schrijfsters als Mina Kruseman of Cécile de Jong van Beek en Donk buiten de canonieke boot gevallen. Vrouwen hadden weliswaar niet dezelfde mogelijkheid als mannen om de aandacht op zichzelf te vestigen, maar ze waren niet minder ambitieus, gemotiveerd of getalenteerd. Hun rol in de literatuur wordt in Romantici en revolutionairen - door het hele boek heen - nadrukkelijk gethematiseerd.

Daarnaast hebben we de volgende uitgangspunten gehanteerd. Ten eerste vatten we het begrip ‘literatuur’ breed op. Naast de traditionele genres (poëzie, romans en toneel) komen ook reisteksten, egodocumenten, liedbundels, verhandelingen en pamfletten aan bod.

Ten tweede besteden we ruime aandacht aan de internationale literaire context. Door de hele achttiende en negentiende eeuw heen waren Nederlandse schrijvers in sterke mate schatplichtig aan buitenlandse schrijvers - geen Sara Burgerhart zonder Pamela en Clarissa van Samuel Richardson, geen Camera Obscura zonder de Pickwick Papers van Charles Dickens, geen Max Havelaar zonder Uncle Tom's Cabin, geen Tachtigers zonder de Engelse romantici. Tegelijkertijd laten we zien in hoeverre en op welke wijze Nederlandse schrijvers van hun buitenlandse voorbeelden afweken. Welke eigen accenten legden zij en waarom?

Ten slotte richten we ons hoofdzakelijk op het literaire leven in Noord-Nederland. In de achttiende eeuw vormden het Noorden en Zuiden gescheiden sferen. Daarover laten de werken van Leemans en Johannes (over het Noorden) en Ver-

[pagina 12]
[p. 12]

schaffel (over het Zuiden) geen misverstand bestaan. Frans vormde de belangrijkste cultuurtaal in het Zuiden, er werden aldaar geen Nederlandse teksten vervaardigd die tot de canon zijn gaan behoren. In de periode erna ontstond er meer toenadering; tussen 1815 en 1830 maakten Noord en Zuid zelfs samen deel uit van het Verenigd Koninkrijk. Maar na de Belgische Opstand van 1830 was er decennialang nauwelijks contact.

Desondanks kunnen er soms lijnen worden getrokken. Dat proberen we in Romantici en revolutionairen op sommige momenten ook te doen, al zijn we ons ervan bewust dat het Zuiden veel meer aandacht verdient. In de tijd dat Jacob van Lennep furore maakte met zijn historische romans, deed Hendrik Conscience dat in Vlaanderen; Guido Gezelle schreef verzen die niet onderdoen voor het werk van welke Noord-Nederlandse dichter ook; Cyriel Buysse schreef indrukwekkende naturalistische romans, met een eigen toon en inhoud. De verbondenheid tussen Noord en Zuid bleek echter gering, alle pogingen de literaturen met elkaar te verbinden ten spijt. Noord en Zuid namen weliswaar beleefd hun hoed voor elkaar af, maar uiteindelijk zette elk ‘zijn eigen hoed op het eigen hoofd’, zo citeren Willem van den Berg en Piet Couttenier de Vlaamse dichter Paul van Ostaijen. Daarmee slaan ze de spijker op de kop.

Een boek als dit kan niet geschreven worden zonder inspirerende voorgangers. We denken daarbij vooral aan Marita Mathijsen en Peter van Zonneveld. Zij hebben ons met hun enthousiasme mede tot de studie van dit tijdvak aangezet. Verder zijn we de volgende personen erkentelijk voor hun adviezen en commentaren: Peter Altena, Marguérite Corporaal, Suzan van Dijk, Henk Eijssens, Elisabeth Leijnse, Alicia Montoya, Fons Meijer en Tommie van Wanrooij. Dirk Hulst hielp ons als student-assistent bij tal van praktische zaken, zoals het register en de illustraties. Onze speciale dank gaat uit naar Marinus van Hattum en Olf Praamstra, die bereid waren het hele manuscript kritisch door te nemen en die ons met hun onnavolgbare kennis van de achttiende en negentiende eeuw zeer hebben geholpen. Susanne Onel was bereid de eindredactie voor haar rekening te nemen. Marieke van Oostrom van Prometheus liet niet na ons te motiveren bij het schrijven van dit boek. Tot slot bedanken wij Jolien Honings en Lida Kraai, die de totstandkoming ervan van zeer nabij hebben gevolgd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken