De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3

Derde deel

Regelnummers proza verbergen

[p. 170]

976 (A. van Surck aan P.C. Hooft).

1Eedele, Erntfeste, Wijse Heere,

2Het is wel buijten onse gewoonte naerlatich te sijn van dingen 3 daer soo veel eere ende vreug[-] aen vast is, als ons door UEd. 4 noodinge toegel[-] was, maer het weijnich toeverlaets dat wij⁴ 5 heb[-] konnen stellen op mijn Betgenootjens harticheijt, heeft ons⁵ 6 de Muijdsche reijse somwijlen doen uij[-] sinne setten ende ander 7 malen weeder ophalen, soo dat wij 't eijndelijck soo verre gebracht 8 hebben, d[-] wij staet maecken toekomende dijnsdagh naer [-] 9 middagh ons de eere te gheeven van onsen dienst tot Muijden aen 10 UEdⁿ te komen aenbieden, [-] ware ons seedert iets onverwachts 11 overquame, [-] den Almachtigen verhoede ende UEd. met de 12 s[-] onderwijlen spare in gesontheijt ende voorspoet [-] dat de 13 wensch is

14Eedele, Erntfeste, Wijse Heere,

15van

15UEd. onderdae[-]

16ende [-]

17[-]

17[-]

Aankondiging van een bezoek.

4 toegel(eijt): gegeven.
toeverlaet: vertrouwen.

5 harticheijt: WNT: ‘kloekmoedigheid, dapperheid; welberadene vastheid’ (in voce 78 B), maar niet ‘gezondheid’, zoals de context doet verwachten. seedert: (ongewoon, de schr. schijnt te bedoelen: van a.s. dinsdag terug ziende tot heden.)

Origineel. KA CLXXIa^c 76.
Hs. enkel vel, de rechter- en de onderkant afgesleten.
Dat. ontleend aan vVl. III blz. 307 no. 724: 14 augustus 1639.
Afzender vastgesteld door vergelijking met 927 en 1010.
Emendaties ontleend aan vVl., die alleen de ondertekening als niet gelezen aangeeft: r. 3 vreught; r. 4 toegeleyt; r. 5 hebben; r. 6 uijt den; r. 8 dat; den; r. 10 't en; r. 11 dat; r. 12 sijne; r. 12 puntkomma; r. 15 onderdaenen; r. 16 verplichten (dienaer); r. 17 (datum).