Gedichten. Deel 1

Wt Petrarcha gevolcht.

Se la mia vita dà l'aspro tormento.

Indien mijn leven sich soo lange can verweren⁺

Tegen mijn wreet geluck en ongesiene cans,²⁾

Dat jck verdoven sie de songelijcke glans

Vrouw, van u oogen schoon, door ouderdooms vermeren⁴⁾
En u goudtdradich hayr in silverdraet verkeren,⁵⁾

En uwe lust vergaen van sanck, van spel, van dans,

Van soete boerterij, van cruit, van Rosecrans,

Van geel van groen van wit, en jncarnate cleren.

Dan sal mijn oude Min mij geven inde mont

Vermaning van de tijt, die ghij niet recht besteden,¹⁰⁾

+ Indien mijn leven. Volgens hs. A.

2) ongesiene cans, ongunstig lot.

4) vermeren, toenemen.

5) incarnate, purperen.

10) vermaning, herinnering; besteden, besteeddet.

[p. 27]

 

En oft dan schoon geviel dat ghij noch voorestont¹¹⁾

 

U merkelijcke schult met woort, en schijnbaer reden,¹²⁾

 

Soo sal nochtans een sucht diep wt uws hartsen gront,

 

Leetwesens bode sijn, en jck ten deel te vreden.

 

 

 

D.W.B.

 

Diana.

11) geviel, gebeurde; voorestont, verdedigdet.

12) merkelijcke, blijkbare.