Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten. Deel 1 (1899)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten. Deel 1
Afbeelding van Gedichten. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Gedichten. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.93 MB)

Scans (5.96 MB)

XML (1.52 MB)

tekstbestand






Editeurs

Pieter Leendertz Wz.

F.A. Stoett



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten. Deel 1

(1899)–P.C. Hooft–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 198]
[p. 198]

Vier en vlam
Aen joff. T. Visschers, niewgetroude met sr. Krombalck
Om voorspraeck bij joff. Machteld van Kampen.

 
Teere Leerling vande Trouw,Ga naar voetnoot+
 
Onlanx Maegd, en onlanx Vrouw,
 
Tesselschade, die uw' gade
 
Hebt gevonden, niet te spade,
5[regelnummer]
Hebt verbonden, niet te vroeg,
 
Vande wonden die hij droeg.
 
Heeft u noch in 'tniewe leven
 
D' oude vriendschapp niet begeven,
 
Huyst ghij noch in uw gedacht
10[regelnummer]
Die die huijsing, als gepacht,Ga naar voetnoot10)
 
In uw' vriendlickheit besaten,
 
Doe ghij, eenigh bijder straten,Ga naar voetnoot12)
 
Eenigh t' huys, en om uw bedd
 
Mette eenicheit besett,
15[regelnummer]
Spotte met des jongers toortsenGa naar voetnoot15)
 
Die u doch met sijner koortsen
 
Onverbiddelicken brand
 
T' uwer beurten heeft vermandt:
 
Sijt ghij noch bedenckens machtigh
20[regelnummer]
Hoe de Herten, heet en jaghtigh
 
Na de beeck te koelen gaen
 
Die de Min ten Doele staen,
 
Leent mij drij der toover-woorden
 
Die soo menigh oor bekoorden,
25[regelnummer]
Drij aen 't schoone Kamper-hooftGa naar voetnoot25)
 
Dat het mijne van mij rooft.
 
Daer ick 't een en 't ander bakenGa naar voetnoot27)
 
On-voorsiens hebb derven naken,Ga naar voetnoot28)
[pagina 199]
[p. 199]
 
Off het vier dat blaken mostGa naar voetnoot29)
30[regelnummer]
Blaken sonder branden kost.
 
Seght haer. Wie? Oh! vraegt niet verder.
 
Seght haer, Hoe een Haegsche herder,
 
Hoe een overrompelt knecht
 
Min op 't minnen afgerecht
35[regelnummer]
Dan sijn' Lammeren op 't vliegen,
 
Vrij en vredigh vander wiegen,Ga naar voetnoot36)
 
Onbewogen voorde vonckGa naar voetnoot37)
 
Van soo menigh Minne Lonck,
 
Loncken die hij sagh haer' punten
40[regelnummer]
Op sijn' wederliefde munten,
 
En belodderen de sijn'Ga naar voetnoot41)
 
Om van hun belonckt te zijn,
 
Endelick de fierer schichtenGa naar voetnoot43)
 
Van haer' ongemeene lichten
45[regelnummer]
Heeft onmogelick gesien
 
D' onverwonnen borst te biên:
 
Daer sijn' herssenen af davren,
 
Even als de langste klavren,
 
Of de Helmen om den Haeg
50[regelnummer]
In een dichte Noorder-vlaegh;
 
Daerom nu sijn' kortte nachten
 
Swart' historien van klachten,
 
En sijn' dagen sonder schijnGa naar voetnoot53)
 
Nachtsgelijck geworden zijn;
55[regelnummer]
Daer hem nu de wijdste wallen
 
Aenden Amstel nauw om vallen,
 
En de ruymste kaden schaers,Ga naar voetnoot57)
 
En de bruggen voll gevaers;
 
Soo beduyslen hem de roockenGa naar voetnoot59)
60[regelnummer]
Die den Hertten-brand ontsmoocken,
 
Soo en zijn sijn' oogen schier,
 
Soo en sien sij niet als vier.
 
Soo en kan hij niet bepeysen,
 
Schoon ten ende van sijn reysen,
65[regelnummer]
Schoon bij Zuyden 't Zuyder Meer,Ga naar voetnoot65)
 
Met den voorsten voet op 't veer,
 
Wie hem, van het Y gescheyden,
 
Overtoovert heeft tot Leyden,
 
En de Schipper die hem bracht
70[regelnummer]
Staet en bedelt om sijn vracht;Ga naar voetnoot70)
 
Veerman, segt hij, weest te vreden,
 
Loon voor arbeyt staet in reden,Ga naar voetnoot72)
 
Maer de reden maeckt geen schult
[pagina 200]
[p. 200]
 
Voor den arbeit is vervult:
75[regelnummer]
Schaemte weygert u te wenschen
 
Heele vracht van halve menschen,
 
En den mensche die ghij siet
 
Ben ick half, en daerom niet:
 
Gaet de beste weer-helft soecken
80[regelnummer]
Daer haer 't lieffelick bevloeckenGa naar voetnoot80)
 
Van den soetsten nederslagh
 
Die oyt oog in oogen sagh
 
Uyt de borst heeft heeten scheyden;
 
Herte, segt, komt voort, na Leyden,
85[regelnummer]
'T gelt mij noch een halve vracht,
 
'T gelt hem 't leven die u wacht.
 
Schaetgen, segt ghij dat ick mijmer?Ga naar voetnoot87)
 
Dat vergeef men aen een Rijmer;
 
Kont gij 't met een suer besien
90[regelnummer]
Aen een Minnaer oock verbien?
 
Voeght het rijmen, en het minnen,Ga naar voetnoot91)
 
En mijn' ongebaerde sinnen,Ga naar voetnoot92)
 
En mijn onbejaerd gemoet,
 
En mijn onbedaerde bloed,
95[regelnummer]
En mijn on-ervaren oogen,
 
Dunckt u dat hij min medoogen
 
Kan verdienen dan verwijt
 
Die alleen van allen lijdt?Ga naar voetnoot98)
 
Maer bedenckter bij, vriendinne,
100[regelnummer]
Waertoe quam 't u inden sinne,
 
D' onbedacht' onnooselheyt
 
Van mijn' tegenwoordicheit
 
Uyt de veile rust te halenGa naar voetnoot103)
 
Daer ghij sulcke, sulcke stralen
105[regelnummer]
Om uw' houwelixen troon
 
T' uwen luyster hadt ontboôn?
 
Uw' beleeftheit doet mij sterven,
 
D' eerste steen van mijn bedervenGa naar voetnoot108)
 
Heeft uw' gunsticheit geplant.
110[regelnummer]
Vijand-vriendelicke hand,
 
Hebt ghij d' eerste door ontslotenGa naar voetnoot111)
 
Om mijn broose borst te blooten,
 
Hebt ghij d' eerste Bijl gestelt
 
Die mijn' vrijheit heeft gevelt,
115[regelnummer]
Laet u d' eerste sorghe lusten
 
D' eerste plaester toe te rusten
 
Over d' eerste Minne-kneep
 
Die mij eerst tot uwent neep.
 
Oh! of oock die hooger stralen
120[regelnummer]
Tot medoogen wilden dalen,
 
En de voedster van mijn pijn
 
Mijn' geneester konde zijn!
[pagina 201]
[p. 201]
 
Segt haer, soete voorspraeck, segt haer,
 
Soo sij nijdigh onderrecht waer,Ga naar voetnoot124)
125[regelnummer]
Wetens-willigh wie sich stoutGa naar voetnoot125)
 
Soo veel dervens heeft betrout,
 
T' isser een, segt, vande jaren
 
Die, geburen van 't bedaren,
 
En de statelicke vreugt,Ga naar voetnoot129)
130[regelnummer]
Palen aende tweede jeugt.
 
'T welgevall van schoone leden
 
Schreef hem niemand toe met reden,
 
Aen het bruynen van sijn' huyd
 
Kijckt de Haegsche Herder uyt;
135[regelnummer]
Maer hij dunckt sich selfs te blosen
 
Als de morgenstondse roosen,
 
Zedert hij den wederslagh
 
Van haer oog in 't sijne sagh,
 
Soo verlicht der sonnen luyster,
140[regelnummer]
Allerwegen alle duyster,
 
Soo is heel den Hemel schoon
 
Om het bij-zijn vande Goôn.
 
Over-wight van gulde schijven
 
Die 't ter Werelt all bedrijven,
145[regelnummer]
Meer als noodelicke muntGa naar voetnoot145)
 
Heeft sijn' sterr hem niet vergunt,Ga naar voetnoot146)
 
Weynigh maeyen, weinigh ploeghen
 
Kleyn besitt in groot genoeghen,
 
En dat Middelmatigh veel
150[regelnummer]
Sijn gevallen tot sijn deel;
 
Maer sijn Kampensche gedachten
 
Heele dagen, halve nachten,
 
Zijn sijn' schatten in 't gemoet
 
Daer hij Rijck af heeten moet.
155[regelnummer]
Voorraed van gegeten lettren
 
Om Geleerde t' overschettren
 
Schuijlter weynigh in sijn hooft;
 
Waer' het evenwel geklooft
 
'T waer voll letteren te vinden,
160[regelnummer]
Letteren die herten binden,
 
Maer met hope van gena,
 
Soete lettren M.V.K.
 
Sterre-stocken aen te stellenGa naar voetnoot163)
 
Om de fackelen te tellen
165[regelnummer]
Om de keerssen ga te slaen
 
Die het Hemel-holl begaen,Ga naar voetnoot166)
 
Zijn gesifte wetenschappenGa naar voetnoot167)
 
Die sijn' herssenen ontsnappen,
 
En de geesten van sijn oogh
170[regelnummer]
Weygeren haer vier soo hoogh;
[pagina 202]
[p. 202]
 
Maer twee helderer Planeten
 
Zijn de doelen van sijn weten,
 
En de sterren die hij schiet,
 
Hooger Hemel kent hij niet.
175[regelnummer]
Stemme-streeling, snaren-krabbling,
 
Is een konstelijcke brabbling,Ga naar voetnoot176)
 
Die sijn handen en sijn keel
 
Niet en kennen als ten deel,
 
Maer, al stinckt het eighen roemen,
180[regelnummer]
Kampen, kan sijn keel niet noemen
 
Of sij staeter af en triltGa naar voetnoot181)
 
Als een Eycken-rijs in 't wild;
 
Snaeren kan sijn' hand niet raken
 
Die wat Machteld-achtich kraken
185[regelnummer]
Of sijn vingers gaender afGa naar voetnoot185)
 
Als een viervoet naer een draf;Ga naar voetnoot186)
 
Daer dan Hand en keel vergaren,
 
Kampen seggen all de snaren,
 
Kampen kort en Kampen lang
190[regelnummer]
Zijn de noten van sijn' sang.
 
Verr en versch-geraepte Rijmen
 
Regel-dicht aen een te lijmen,
 
Hooger sweven als 't geberght
 
Is sijn' Penn te veel geverght:
195[regelnummer]
Kruypen kan hij, gaen, en springen,
 
En gelyckx der aerde singen,Ga naar voetnoot196)
 
'T water dat de Rijmers maecktGa naar voetnoot197)
 
Heeft sijn' lippen noyt geraeckt:
 
Maer de welgevoegde giften
200[regelnummer]
Die den Hemel, door de siften
 
En het keurlick onderscheitGa naar voetnoot201)
 
Van een milde giericheit,
 
Over haer beminde kuyvenGa naar voetnoot203)
 
Nederwaert heeft laten stuyven,
205[regelnummer]
Kittelen sijn' aendacht nauw,Ga naar voetnoot205)
 
'T vliegen wordt hem wel soo gauw
 
Als de best-gewieckte vliegers
 
(Dat 's Poëtelickste liegers)
 
En sijn afgevlogen Dicht
210[regelnummer]
Rijst hem selver uyt 't gesicht.
 
Seght haer dan, hij heeft den segen
 
Vande schoonheit niet gekregen,
 
Noch de geestelicke gonst
 
Van gesogen letter-konst;Ga naar voetnoot214)
215[regelnummer]
Sterren kan hij niet beroemenGa naar voetnoot215)
[pagina 203]
[p. 203]
 
Vande seven een te noemen;
 
Op de noten is hij schorr,
 
Op de Snaren vinger-dorr;
 
Rijmens is hij onervaren
220[regelnummer]
Als de Ploegher inde baren,
 
Als de Zeeman inde Terw,
 
Als de blinden inde verw;
 
Evenwel 't bevallick wesen,
 
'T rijck, het ruym-gelettert wesen,
225[regelnummer]
'T spelen dat bij geen en lijckt,
 
'T singen dat maer 't uwe wijckt,
 
'T rijmen dat hij self kan achten,
 
Houdt hij all van uwe krachten,
 
Kondt ghij 't schepsel van uw' sinn
230[regelnummer]
Min vereeren als uw' Minn?Ga naar voetnoot230)
 
Schijntsij na de Minn te hooren,
 
Vattse vaster bij die ooren,
 
Segt haer dan als Alard zeij
 
Doe sijn krachtiger gevley
235[regelnummer]
Perste door de koele korsten
 
Van uw' overvroren borsten
 
En uw Yss-lijck' ongenaGa naar voetnoot237)
 
Dede doyen in een, Ja;
 
Dese zijn de scherpste pijlen
240[regelnummer]
Die wij t' samen konnen vijlen.
 
Soo haer dan de tegenstandGa naar voetnoot241)
 
Van een herder Hert vermant,Ga naar voetnoot242)
 
Tesselscha, hoe sal ick 't herdden?
 
Gij vergeefsche Tolck te werden,
245[regelnummer]
En, oh armen, ick, en ick
 
Proye van mijn' eygen strick!
 
Sullen niet mijn eygen schachten
 
Met den woecker-winst van krachten
 
Keeren op het broose bloot
250[regelnummer]
Vande schutter diese schoot?
 
Oh! ick spell het lang te voren
 
Lieve Tolck, ick sal 't besmooren,Ga naar voetnoot252)
 
'K hebb geen' Lauwer om de muts
 
Tegen sulcken blixem-bluts.Ga naar voetnoot254)
255[regelnummer]
Wills' haer dan in bloedt vermaken?
 
Ja sij; 'k sie de doodt genaken.
 
Neen sij; 'T is geen' Maeghden-deught.
 
Ja sij; 'T is onnoosel vreught.Ga naar voetnoot258)
 
Neen sij; 'T mocht haer namaels rouwen.
260[regelnummer]
Ja sij; Droefheit kan verkouwen.
 
Neen sij; 'K hebb het niet verdient.
 
Ja sij; om een liever vriend.
[pagina 204]
[p. 204]
 
Oey! daer waggelt mijn vermoeyen;Ga naar voetnoot263)
 
Tesselscha, om tijd te spoeyen;
265[regelnummer]
Korte moeyt voor lang bediet,Ga naar voetnoot265)
 
Vraegt haer, of sij will, of niet?
 
 
 
Hag. 12o. 10 b. (Dec.)
 
Om den deun.Ga naar voetnoot267)
voetnoot+
Teere leerling. - Onder de gasten op Tesselschade's bruiloft was ook Huygens geweest. Hij had daar kennis gemaakt met Machteld van Kampen, dochter van Cornelis Jacobszoon van Kampen en Catharina Cornelisd. Quekel. Machteld was een nichtje van Tesselschade: want haar grootvader Jacob van Campen was een broeder van Tesselschades moeder. Verliefd keerde Huygens naar Den Haag terug en schreef van daar dezen brief aan Tesselschade. Dit gedicht van Huygens is hier opgenomen, omdat men het kennen moet, zal men het antwoord van Hooft wel verstaan. Ik geef den tekst volgens de editie van Dr. J.A. Worp, II, bl. 42.
voetnoot10)
die die huijsing, hen, die die huizing in uw geheugen.
voetnoot12)
eenigh, alleen, ongehuwd.
voetnoot15)
des jongers, Cupido.
voetnoot25)
Kamperhooft, het hoofd van Machteld van Kampen, woordspeling met Kamperhoofd, een kade aan het IJ te Amsterdam.
voetnoot27)
baken, het oog.
voetnoot28)
on-voorsiens, onvoorzichtig.
voetnoot29)
alsof het vuur (uwer oogen) dat moest blaken, dit kon doen, zonder brand in mijn hart te stichten.
voetnoot36)
vander wiegen, van de wieg af; van kindsbeen af.
voetnoot37)
onbewogen voor, niet vatbaar voor.
voetnoot41)
belodderen, belonken.
voetnoot43)
eindelijk heeft gezien, hoe zijn onverwonnen hart niet langer weerstand kon bieden aan de fierer stralen harer ongemeene oogen.
voetnoot53)
schijn, licht, zonneschijn.
voetnoot57)
schaers, nauw, eng.
voetnoot59)
beduyslen, duizelig maken, bedwelmen.
voetnoot65)
't Zuyder Meer, de Haarlemmermeer.
voetnoot70)
staet en bedelt, staat te bedelen, te vragen.
voetnoot72)
staet in reden, is billijk.
voetnoot80)
bevloecken, betooveren.
voetnoot87)
Schaetjen, Tesselschade.
voetnoot91)
voeght, voeg bijeen.
voetnoot92)
ongebaerde, jeugdige, onervaren.
voetnoot98)
van allen, van al het genoemde, het rijmen, het minnen, enz.
voetnoot103)
veile, veilige.
voetnoot108)
bederven, verderf.
voetnoot111)
door, deur.
voetnoot124)
nijdigh, afgunstig.
voetnoot125)
wetens-willigh, verlangende te weten.
voetnoot129)
statelicke, kalme, bedaarde.
voetnoot145)
noodelicke, noodige.
voetnoot146)
sijn' sterr, de ster, waaronder hij geboren is.
voetnoot163)
sterre-stocken, verrekijkers; aen te stellen, te richten.
voetnoot166)
begaen, gaan langs.
voetnoot167)
gesifte, uitgezochte.
voetnoot176)
brabbling, beuzeling, tijdverdrijf.
voetnoot181)
staeter af en trilt, is in voortdurende trilling.
voetnoot185)
gaender af, gaan daardoor.
voetnoot186)
een viervoet, een paard.
voetnoot196)
gelyckx der aerde, niet verheven.
voetnoot197)
't water dat de Rijmers maeckt, het water uit de Hippocrene.
voetnoot201)
keurlick, nauwkeurig.
voetnoot203)
kuyven, hoofd.
voetnoot205)
kittelen sijn' aendacht nauw, treffen nauwelijks even zijne aandacht, of hij wordt dichter en neemt eene vlucht zoo hoog, dat hij er zelf over verbaasd staat.
voetnoot214)
gesogen letter-konst, aangeboren talent.
voetnoot215)
sterren, planeten.
voetnoot230)
iets minder als vereering aanbieden dan uwe liefde?
voetnoot237)
Yss-lijck, woordspeling met ijselijk en ijs gelijk.
voetnoot241)
haer, de pijlen.
voetnoot242)
een herder Hert, een harder hart.
voetnoot252)
besmooren, besterven.
voetnoot254)
blixem-bluts, deuk, slag van den bliksem.
voetnoot258)
onnoosel, onschuldige.
voetnoot263)
vermoeyen, vermoeden.
voetnoot265)
bediet, verhaal.
voetnoot267)
deun, grap, aardigheid.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken