Gedichten. Deel 1

Overgezet ter begeerte vanden raedsheer Vanden Honart.

Immers bloejdt de rooz in 't endt.

Maer wat is die blije Lent

Ook een aerdigh geesjen? d' eerste
Dagh bootseert het allerteerste

Knopjen, maeghdsgewijze, slujk.⁵⁾

'S andren daeghs zoo zet het bujk,

Pujlend' om de naveltipjens.
Op den derden staen haer' lipjens

Als een napjen, zonder spitz:

'S vierden daeghs in volle kritz.¹⁰⁾

Sloftmen 's morghens haer te plujken,¹¹⁾
'S avonts drujptze vande strujken.¹²⁾

5) slujk, slank.

10) in volle kritz, in vollen bloei.

11) sloft, verzuimt.

12) drujpt, valt. Zie voor het latijn: A. Baehrens, Poetae latini minores, IV, bl. 279.