Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten. Deel 1 (1899)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten. Deel 1
Afbeelding van Gedichten. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Gedichten. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.93 MB)

Scans (5.96 MB)

XML (1.52 MB)

tekstbestand






Editeurs

Pieter Leendertz Wz.

F.A. Stoett



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten. Deel 1

(1899)–P.C. Hooft–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 412]
[p. 412]

Register.Ga naar voetnoot1)

Aankleevet God', in bandt 322 392
Ach Amarillis 32 339
Aen de zoete Tesselschaê 304 388
Aen 't paertshayr hangt een swaert en dreicht sijn bosen hals 72 -
Al hitsen mijn misdaeden 249 378
Aller deughd en vreughden bron 309 388
Almaghtigh' ujtspraek, die, ons, met 301 387
Al 's menschen doen is vlug oft vlot, verstuift oft smelt 322 -
Als, Arbele, mij zich melde 237 375
Als Ariadne sat en deed' haer droeve clachten 12 333
Als het driekruissigh jaer, nae zestien eeuwen quam 297 -
Als Jan Sybrech sou belesen 66 342
Als 't Barels spraek vernam, zej Rome, Dat 's de tong 320 391
Alsaligende Liefd stroyt u alderbesinste 38 -
Amaryl de deken sacht 34 339
Amaril, had jck hajr wt uw tujtjen 171 366
Amaryl, had lang 181 370
Armor ch'al cor gentil ratto s'apprende 14 -
 
Beata Italia che di tuoi travagli 27 -
Bellula funesto sub marmore Brechia Spiegels 41 -
Beroemde Vischerin, die de verborgen hockels 69 -
Blandula funesto sub marmore, Brechia Spiegels 41 340
Brechie Spiegels, las! 41 -
 
Christina de Drostin van Mujden eert dit graf 212 373

[pagina 413]
[p. 413]

D'aelouwde dichters kloeck in wijsheit nae te spooren 173 367
Daghwerk, dat den plicht vervaet 318 390
Dame pour toy mille travaulx passay 27 -
De babelhouwers trots door onderscheyt van talen 2 -
De donkre doodt, bevroend' hoe lichtlijk kon zijn' straelen 215 374
De felste dag der doodt, die bindtmen hier in schêe 297 -
De goed' wt liefd ter deughd, de zonden laet 155 362
De groetenisse die u voorcomt hier te lesen 130 360
De kintsheidt sorgheloos die ons soo ras ontschiet 167 -
De maen had ellefmael haer aengezicht verschaepen 190 372
De mensch die zich door lust nae broosheit laet ontschindelen 289 383
De min die ras int edel hart ontfonckt 14 -
De Min met pricken van zijn' strael 186 372
De noodighing van nachts bekoorlijkheden 246 378
De pijlvoerende Leeuw bespringt de Wester stranden 122 359
De Spanjaerts zijn nu door: wat schrejt ghij Neêrlandsch zaet? 310 -
De schoone toveres 180 370
De stralen mijns gesichts die'r mengden inde stralen 1 324
De swaerste stondt van ramp, van ijslijk ongeval 216 374
De Sweedsche Zon gepruikt 306 -
De Thiber u gewaer waer maeghden droogh gebraên 165 364
De Thiber waer verbrandt u siende maeghden aen 165 -
De veughlijckheidt 166 -
De vlammen die jck voe 268 380
De vooghlaer, op bedrieghen ujt 309 -
Den vreemd en vondeling van alle ding ontbloót 167 365
De wisconst looft het rijckt aen Nero 73 -
De zoete naem van vader en gemael 290 383
De Zon, in 't Noorden opgegaen met ysre straelen 306 388
De zoon uit lust tot hoogh gezagh 303 -
Debeat, artifici, si vitam et vocis, imago 320 -
Deianira', ick kent, u wesen 12 333
Demophoön 14 334
Den Dujm, de rechte Wederhandt 320 391
Den onbeminden heeft geen reden om te clagen 13 333
Den onderdaen te mijden 155 -
D'Engelsche Coning gaet 124 -
D'Engelsche Coning comt versoecken, 't sijner baet 124 -
D'Engelsche Thetis waerd om goden te verwarmen 123 359
Dewijl de kinsheidt vrijst van zorghen en van schricken 166 364
Diana, soo ghij licht cunt overwinnen 26 337
Die sevenmael, licht sat, veranderde van staet 124 -
Die sevenmael van staet, wisselde licht versaet 125 -
Die van des menschen hart de wincklen kond ontdecken 167 -
Diogenes en wenscht noch roem, noch schat, noch landt 73 -
Dit graf houdt Hasselaer gheborghen in den schoot, 151 -
Doen 't eerste mael verscheen, in mijner ooghen zin 242 376
D'onrijpe kintsheit heeft den Wesen teer onthouden 109 350
Door oorloch wijd en sijd soeckt Pyrrhus weelds gemack 67, 71 342

[pagina 414]
[p. 414]

Door schatting, Piso 't bloedt van de gemeent wttapt 71 -
Door 't geesslen van den wint, wanneer de zee gemartelt 289 383
Door troeteling des lujts en smeecksmaeckende dichten 166 365
Doorluchtigh paer, wiens lof jck in den boesem queek 246 378
Dus kleen, in 's levens licht, quam 't leven en het licht 277 382
 
Edel paer, zielzoete lichten 194 372
Een dagh als Henrick teelde', hem 't leven deed ontgelden 182 -
Een dagh als Henrick teelt 183 -
Een helt ten einde braght, voorzichtigh op een' nacht 300 387
Een' inborst, blanker noch van deughdt 321 391
Een luttel tijts moet jck u besicheit ontprachen 56 341
Eerrijckjen sat onbelaeden 112 -
Elck prijs sijn lief waer hijse gis 3 325
En was den Leeuw sijn hart niet grooter als sijn nest 69 343
Et non amare durum est 14 333
 
Frankje, nu neem jck het aen 301 387
Frui paratis, et valido mihi 80 -
 
Galathea siet den dach comt aen 16 334
Gebrek geeft pais, ujt vreê komt rijkdoom 156 -
Geen wegh is ongebaent voor vroomheidt, soo de maeghden 165 -
Geertrujd van Erp, als bloem ten middagh afgemejt 212 374
Geluckigh die d' oorsaecken van de dingen 154 361
Genen poëet te recht yets vrolijx, oft bedaerts 2 324
Geswinde grijsart die op wackre wiecken staech 98 347
Ghij die met doen verheughd', en 't ijder heughen deedt 317 390
Ghij die met heerlijckheidt 179 369
Ghij die met sulck geweldt, gaet wt mijn bosem rocken 96 346
Ghij, die u voelt getoghen tot 250 378
Ghij Hailichheidtjens, die in bloemen en in cruiden 100 348
Ghij minnaers, dien, door brandt, het waetrend ooghe ziet 226 375
Ghij sekert Hus sijn lijf, Sigmund, en doet hem moorden 80 -
Ghij suchten heet 19 335
Godinnen slibbergladt des Amstels, die de voet 77 344
Godt jon mij 't geen jck heb in grijsheit onbegeerlijck 81 345
Goedtheidt zonder laffery 340 -
Groot van geest en kleen van zeden 42 -
 
Hadd', aen dit beeldt, Sandrart de stem ook kunnen geeven 320 -
Haesjen op het loopen stelde 111 -
Heeft, o vlugge Min, u geleert u Moeder soet 51 -
Heemskerck die dwers door 't ijs, en 't ijser dorste streven 70 343
Hef aen, me Zanggodin, om heerlijk te vermaeren 256 379

[pagina 415]
[p. 415]

Heilighe Venus, die 't roer houdt aller harten 158 362
Het geselschap soud' een reisje 181 370
Het goddeloos geslacht tot hovaerdij genegen 2 325
Het hoge wonder nieu dat binnen swerelts palen 1 324
Het leelijcke gedrocht der alnaespeelende aepen 103 348
Het liedt dat jck te claeghe laet gaen 122 -
Het lijf-omhelsen moet bij 't sielvermengen swichten 48 341
Het menschelijk geslacht, 't welk lichtlijk zich vermeet 231 375
Het wispeltujrich lot 278 -
Hetgeen, daer alle man om swicht 289 383
Hetgeen d'onschaemele' eerst u pleghen af te dringen 167 -
Hier hutselt, hem gevaen, Fortujn, als in een' val 277 382
Hier koom jck Majeboom 178 -
Hier lejdt die stelde wijz den Conincklijcken woorde 180 369
Hier meester Henrik lejdt gekujlt 182 370
Hier smoort men 't smettigh vier, dat wonden broedt ujt wonden 297 -
Hoe dat de Roomsche maght verspuwt der wetten tóóm 168 365
Hoe diep zijt ghij gesoncken 71 343
Hoe groot is Heer 't getal 183 -
Hoewel t verstant 23 337
Hoogher Doris niet, mijn gloetje 128 359
 
Ick loos de suchten die mijn bange borst verstoppen 22 336
Ick morden op de Min en op sijn heerschen smaelde 54 -
Immers bloejdt de rooz in 't endt 290 -
In d' ouwd' eenvouwde tijdt voor duisend jaer verleden 92 -
In het Idalisch dal 161 364
In Maechdelijcke leden 41 -
In 't zestienhondert en noch driemaeltiende jaer 297 -
Inde blaeden van een' roosjen 290 384
Indien ghij 't ankerloos wt uwer handt wilt stellen 78 344
Indien het clagen can versachten d' ongenade 25 337
Indien men poocht mijn hart van mijn Liefs hart te scheijden 30 338
Indien mijn leven sich soo lange can verweren 26 338
Ingratam Veneri pone superbiam 14 -
Int droeve graf schuilt, o verliefde jeuchden 42 -
Isser yet netters als een frissche bloem te vijnen 52 341
Italia vol geluck, vol rijckdoom, eer, en lust 27 -
 
Joffrouw Instructa alleen naer u Thersites winscht 3 -
Joffrouw Lijsbeth lapt haer' kaeken 316 390
 
'K heb mirt, olijf, noch roos, om 't waerde hoofd te kroonen 323 -
Claere sal een cransjen maecken 112 -
Klaere, wat heeft 'er uw hartje verlept 179 369
Kloeke vondt der reisbre spraeken 313 389
Cond jck u 't binnenst van mijn hart, Charife, toogen 37 339
Coornhart bequaem tot al, rasch sat wierd alle staet 125 -
Corporeo emissus cum carcere tangeret Heros 322 392
Kraft is de man niet om een man te temmen 163 364
Kraft met smeeckende geluyen 173 367
Craftighe Zon om wien de wereld drejt 153 361
'K weet van dichten, nocht van deunen 305 388

[pagina 416]
[p. 416]

L'amar senza speme é sogno et ciancia 14 -
Latonaes zoone jont 80 -
Leenigh marmor, vleessche steenen 264 380
Legt neer u hovaerdij onaengenaem int minnen 14 -
Leitsterren van mijn hoop, planeten van mijn jeucht 21 336
Leonor, als jk zagh daelen 311 389
Leonor mijn lieve licht 266 380
Levend kleynood deughdenvat 260 379
Lieve lichte Leonoor 267 380
Lof dij godinne rain 125 -
 
Madrilsche Geryon, die met getal van handen 276 381
Maeghden, hoe stijf de Thiber stroomt, versmaên 't 165 -
Margarite Proosten sleet 309 388
Medea onbeweecht in wiens verwoede borst 28 338
Mevrouw, als met papier 237 375
Me vrouw, zoo jck vernam 265 380
Men voede' Achilles op, met mergh wt Leeuweschoncken 169 366
Met smalle kiele spouwt mijn vrouw de vochte wegen 46 -
Met zulk' eerbieding, als der Hejdensch Hejligheden 317 390
Minerv' en Juno korts gedenkend' ouwden spijt 238 376
Mingod streng van heerschappij 195 372
Misschien sal t' eenemael u wesen niet vergeten 142 360
Mits gissing schemeroocht in staet te raemen even 108 349
Musje, lusje, gauwe diertjen 315 390
Mijn' hoeders zijn de goddelijcke zorghen 185 372
Mijn kiesch vernuft deed, wat jck trock ter handt versmaeden 125 -
Mijn licht, doe d'eerste dach u 's levens aemtocht leerde 102 348
Mijn lief, mijn lief, mijn lief; soo sprack mijn lief mij toe 95 346
Mijn Sorch, wanneer jck peins dat u soo seer behaeghe 105 349
Mijn toghtigh hart reedt toe om aen te vangen 224 374
Mijn Vrouwe bood mij twee narcissen op een stam 42 340
Mijn Vrouw, de Min, en Ick hebben een harde strijt 21 336
Mijns Aventuirs voorspoock, fatael rappier 19 335
 
Nae Vorsten maetslagh zich de werelt roert oft stilt 297 386
Naedemael de felle brandt 264 380
Naere nacht van benaude drie jaeren 269 380
Niet bij, maer boven selfs Achilles groove schoncken 170 366
Niet minnen dat is smert 14 333
Nieuw, en niet her boore rijmen 217 374
Noch Zee, noch Crijch noch Doodt verschrikten Heemskerx moedt 70 -
Noit Hollant baard' een Helt, zoo goet, zoo groot 323 -
Nuchter montje, minnevastaert 204 373
Nijdige tijt waerom ist dat ghij u versnelt 24 337
 
O dochter van Juppijn, die door geregelt queelen 242 376
O geestighe Natujr vol jujster zinlijkheit 262 379
O ghij doorluchtigh bloedt van Vranckrijck 155 361
O ghij schoonste ziel van geur 211 373
O ghij wijsheidt, die begreepen 233 375
O God ghij zijt, in mijn verdrieten 254 379

[pagina 417]
[p. 417]

O Godt op u, wiens schoonheyt mij beviel 251 379
O jongen, versse vrucht, die wt het slaeprich leven 168 366
O lofrijk keeltjen! nae dat ghij 306 388
O mijn gewenschte weelde 176 369
O mijn' versonke zinnen 232 375
O Oghel, ooghelijn der jeughd 321 391
O Phoebus, fiere proncker 175 369
O schoonste soon Juppijns Apollo, die van allen 106 349
O staedich eeuwich claeghen 88 -
O wondre wijsheit, ghij die alles houdt benepen 271 380
Octaviaen, als hy verhit door susters spijt 276 381
Om dat soo selden mij mach gebeuren 46 -
Om in te voeren in mijn hart sijn straffe wetten 45 -
Ontdeckt de wereld niet 167 365
Ontzachelijke Min, de zuchten mijn' gezanten 269 380
Onwickelijck gewight steeckt in sijn woordt beklemt 178 -
Ooghen onverwonnen 174 367
Ooghjes levendighe staeltjes 235 375
Oorenstrikken, zieljachts gaeren 220 374
Oorlogh oorlogh blaesen 174 367
Op laest verleen Maydach, Maydach, die is vercooren 112 351
Op Levens marren traech een Grijsaert selden pruilde 70 -
Op, op, mijn geest 86 346
Op op mijn' ziel, op mijn' geneghentheden 247 378
Op 's winters endt 159 362
Orpheus, met sijn stem en vinger 177 369
 
Pauperies pacem dat, opes pax, copia luxum 155 362
Periosta die met traege stroomen glijt 44 341
Persische' Infante, bloem wt Cirus edel aêren 78 345
Piu vaga tomba in questa tomba', amanti 41 340
Pooght ghij, met vliet van rouw, Gods toornevliet te stoppen 219 374
Pour avoir des espars un corps constitué 81 -
Prins Freedrick was zoo rijck van vreed' in zijn gemoet 323 392
Prins Vreedrijk vocht, tot dat men wert om vreê gebeden 317 390
 
Rampsaelge bruylofsdagh, quaê nachtfeest voor de mannen 293 386
Roemer Visscher rust hier binnen 166 -
Roosemont, hoordij speelen noch singen 175 367
Rosemondt die lach en sliep 110 350
 
Sal nemmermeer gebeuren 39 339
Schent uw perrujk, vertreedt haer' schat 261 379
Schoon Nymphelijn 35 339
Schoon oogen die vermeucht te nemen en te geven 38 339
Schoon Prinssenoogh gewoon te flonkren 291 384
Schrick niet: ick wreeck geen quaedt; maer dwing tot goedt 60 342
Selfwasse rancken van het alderfijnste goudt 185 371
Sichbaere Godt, te praelen 90 346
Sint dat melijdelooz' en overbolghe ramp 234 375
Sint uw geluk zijn' opgang nam 302 387
S'lants Aert verboodt grof gebouw op te trecken 27 338

[pagina 418]
[p. 418]

'S landsheeren doen wort haest gemeen bedrijf 314 -
Soo'ck heb gemint, en min, en ongetroost moet blijven 11 333
Soo Rome recht had om te kleên in eenen rouwe 146 360
Soo 't u, met diamant, lust op een glas te stippen 171 366
Soo Venus schoon 98 347
Spiegel van de binneborst 304 -
Staet af, gezonden, en van dezen ingang ijst 297 386
Sterflijck geslacht uw suchten schorst 127 -
Sukklende tijdt, met uw ontijdigh luyen 238 375
Swaentjen, die haer hartenwee 111 -
Sijdij van minnaers smart een onversaedlijck vraetjen 53 341
 
Teere leerling van de Trouw 198 373
Te minnen zonder hoop is droom en beuseling 14 -
Terwijl Petrarchaes geest omreist des aerdtrijks kimmen 300 387
T gemoedt herwenscht verlooren vrolijckheden 49 341
Tgroot stort van zelven in 303 388
'T hajlighjen daer jck bij sweere 241 376
Thersites heel viercant van leden en van zeden 3 -
Thersites wilt u niet soo diep ter see begeven 3 324
'T minnegodtje wondziek geesje 237 375
'T musje, lusje van mijn meisje 314 390
T onroerend minnedicht en sangerighe snaeren 166 -
Tot Amsterdam ontfing jck, gaf ter Gouw mijn geest 125 -
Tot rijmzucht is geen raedt, dat zeer is veel te snoodt 289 383
Trompetter van Neptuin, heb jck op u een beê 170 366
Tsint dat de gierigheidt maeckte' onderscheidt van have 184 371
't Zy u, verwoede nijdt, oft dulle boosheidt jaeght 298 386
 
Un soverchio' orgoglio 14 -
Uw Troony, Bosman, en het woelen van het weesen 226 375
 
Valckenoochje sat en loerde 111 351
Van als heb ick geproeft van als haest moe versmeten 124 -
Van als heb jck beproeft, en lichtlijck mij versaedt 125 -
Van daer de zonne verrijst, tot daer hij de swoeghende paerden 213 -
Van Erp Maria koos om rusten deeze steê 212 373
Van purper en van goudt het heerelijk gewaedt 241 376
Van Veen had op zijn duim de wet 280 382
Venerunt aliquando rosae 290 383
Verheven grootsche siel die 's werelts doen belacht 29 338
Verliefde sielen die gesmolten sijt in een 35 339
Vernuft des werelds, die te weegh brengt wat 'er schiedt 81 345
Versoeckal, werckelijk, scharpsinnich, weetsieck, strack 124 359
Vive image d'honneur, pourtrajt sans aultr' exemple 235 375
Vleesrobijnen, leenigh krael 234 375
Vliedt ver van mijn geluit, blijgeestige Godinnen 61 342
Vluchtige nimph waer heen soo snel 18 334
Vonckende God, of geest van Godes naeste neven 100 348
Voochdesse der gemoeden 67 342
Voochdesse van mijn siel, wtmuntend hooch cieraedt. 92 346

[pagina 419]
[p. 419]

Voor 't al te schittrich licht 79 345
Voor 't droevighe gemoedt gesmoort in hooploos leidt 77 344
Voor vijandt swichtte noyt, of hem genade ontseide 155 362
Voor wien dat Phoebus buycht en al de Musen neygen 323 392
Voorzichtiglijk bewimpelt God 300 387
Vorst onder de stroomgoden 165 -
Vrouw brujdt op gister was ick met u aengeseten 156 362
Vrouw die my brandt 152 -
Vijf soons had 's Coninx kaer 70 -
 
Waar noch baard' Hollant helt 323 -
Waer blinkt ghy, klaerheidt van mijn' ooghen 307 -
Waer heenen Amaryl waer heenen 157 362
Waer is paer van vernuft en van kraften zoo kloek 291 384
Waer 't dat Juppyn ten hoof mij in sijn hemel baede 95 346
Wanneer de Vorst des lichts slaet aen de gulden tóómen 101 348
Wanneer door 's werelts licht, de blindtgebooren jongen 50 341
Wanneer Juppijn om 't hart de minne was geslaeghen 145 360
Wat komt' er ongewoons van verre sich vertoogen 81 345
Wat kon men winste doen, te water en te landt 303 -
Wat nevel met haer laeuwe bron 109 350
Wat sachter, gouden vlammen 54 341
Wat starren heeft u jonst (mijn Leven) wt geblasen? 53 341
Wat suft ghy, Amsterdam, en staet gelijk belaeden 278 382
Wat suft ghy Amsterdam om 't onghewoon verbreden 43 340
Wat suft ghij, lezer, opgetoghen van de tooghen 304 388
Weet yemant beter saus als honger tot de spijsen 30 339
Wegh ghij, die voor beuselingen 187 372
Wegh met dat nutteloos geween 310 389
Weldighe ziel, die met uw scherp gesicht 151 361
Wel hem die 't luck mist, en daer 't ongluck af mee koopt 156 -
Welwijse Witz, die met een minnelijcken moedt 277 381
Werelds welfsel wijd gespannen 263 380
Wie souder connen tóómen 97 347
Wie vlijtigh 't oogh op 't boek der wereldt velt 319 390
Wie wil het wesen 110 350
Wil boven eygen baet, elck een de vryheyt minnen 85 -
Witte Thalia die meer aerdich soeckt te heten 5 325
Wrange' Amaril, sal min niet murwe meucken 172 367
 
Y pues que amor iamas puede forçarse 13 333
IJl hovaert 14 -
Yvooren hooft gekroont met ragh van gitte 245 378
 
Ziet hier den tijdt, om loon voor lang verdriet t' ontfangen 73 343
Zoo, boozen, ghij door 't wee 322 392
Zoo 't gelujdt dat ghij laet slippen 190 372
Zoo 't ujterlijke schoon mijn' zinnen annerandt 263 380
Zujver' hebbelijke handtjes 239 376
Zyt, groote Vorst, ghegroet, in uwen zeghewaeghen 281 383

voetnoot1)
In dit Register duidt het eerste cijfer de bladzijde aan, waarop het gedicht voorkomt, het tweede die, waarop het gedicht in de Aanteekeningen wordt vermeld.

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken