Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten. Deel 2 (1900)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten. Deel 2
Afbeelding van Gedichten. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Gedichten. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.92 MB)

Scans (5.60 MB)

XML (1.50 MB)

tekstbestand






Editeurs

Pieter Leendertz Wz.

F.A. Stoett



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten. Deel 2

(1900)–P.C. Hooft–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 492]
[p. 492]

Toevoegsels en Verbeteringen.Ga naar voetnoot1)

Deel I.

Bl. 3 vs. 1 l: Elck prijs sijn lief naer hijse gis; 6, noot 55 l: wesen, aangezicht; reg. 66: gayl heeft hier geen ongunstige beteekenis; verliefd; 7 noot 7 l: Titus Livius, die in zijn geschiedwerk, libri ab urbe condita de, enz.; 9, reg. 192 voor het verstaan van den zin leze men een komma aan 't einde en in reg. 194 een punt; 14, noot 13 l: Inferno c 5. vs. 100; 20, noot 26 l: vin, vind; reg. 35 verplicht, verbonden; 22, vs. 9 l: misverstant; want; 33, vs. 27 l: baten? 37, vs. 1 l: Charife, toogen; 42, vs. 8 l: Dus comt; 43, noot l: Dit gedicht komt niet in hs. voor; wèl in Apollo, bl. 10; het is gedrukt, enz.; 51, noot 23 moet vervallen en knabbelen zoowel als happen in den gewonen zin worden opgevat; 63, noot 65 l: genoechde aen, zich daarmee tevreden stelde, dat ik haar dienen mocht; 69, noot 12 l: opdat deze gedichten, wanneer zij door uwe lieve stem gezongen worden, zich niet behoeven te schamen voor hun g.g.a.z.; vs. 11 l: w's hemels; 71, noot l: Door oorloch Volgens hs. A; 72, vs. 1 l: Aen 't paertshayr; 81, vs. 2: oneerlijck. Dit beteekent: niet geacht, zonder eer; 94, noot 43 l: zich zelf aan den mast liet binden; 97, vs. 26 l: af elders; 99, reg. 10: sonck, deed zinken, neerdalen; 101, noot 12 l: ontloeren, schalks ontschuilen; 104, 40: laster, berisping; 105, noot 77 l: den derden Caesar, Tiberius; 81: den vierden, Caligula; 85: den vijfden, Claudius; 122, noot 6 l: de blixemdraeghers, de matrozen? De zin is mij niet duidelijk; 131, vs. 78 l: Een swinck; 133, noot 136 l: en is het er, omdat Troje het zelf zegt, inderdaad zoo mooi mede gesteld?; 141, vs. 493 l: Een spieghel, 143, vs. 37 l: des laesten tijds; 144, noot 90 moet vervallen; 147, vs. 38: Hartvoghtigh beteekent dapper, onverschrokken, kloek; 148, reg. 91 ernst, ijver; 152: Dit gedichtje bevat, volgens eene vriendelijke mededeeling van Dr. Alb. Poutsma, enkele motieven, ontleend aan Catullus, 51 of aan Sappho (P.L.G. ed. Bergk4. III, 2); noot 11 l: drieght, dreigt, wil (lat. lingua torpet); 163, noot 72 l: krat, losse zitbank achter aan een wagen; zie bl. 50, vs. 15; 164, noot 49 l: verwaereloost, die de liefde onderdrukt, maakt, aangezien hij daardoor alle levende wezens laat uitsterven, dat de zon alleen voor levenlooze, dus blinde wezens schijnt; 165, vs. 1 l: De Thiber u gevaer (gevader) waer; 177, noot 42 moet vervallen; 206, noot 5: Huygens was wel bijziende, maar niet aan één oog blind; vgl Sermones de vita propria I, 1094 vlgg.; 213, vs. 37 l: Democritus plagh staegh; 247, noot 6 l: aangezien hij uwe misdaden geheel en al vergeet; 262, noot 1 l: vol juister zinlijkheidt, die zoo juist, met zooveel smaak weet te kiezen; 263, vs 12: gelaet, gedrag, manieren; vs. 13: bevloejt is 3de pers. tegenw. tijd en niet verl. deelw., terwijl gelaet onderwerp is; 283, noot 71 l: verbaezen, ter neer slaan; 314, vs. 9 l: was dit praeten; 321, noot l: Utricia Ogle was de dochter van John Ogle (zie Worp IX, 58); 322, noot l: van een brief van Hooft aan broeder Gabriël (den Capucijner, met wien hij veel

[pagina 493]
[p. 493]

correspondeerde); 333, reg. 4 l: Bibliographische; reg. 5 l: bl. 208 waarschijnlijk gemaakt; 335: De verwijzing naar Dr. G. Kalff, Literatuur en Tooneel, enz. behoort bij het lied Galathea siet den dach comt aen; 339 laatste regel l: behalve de voorlaatste strophe; 341: Wat storrem heeft u jonst, enz. Niet dit maar het volgende sonnet wordt in Othonis Vaeni Emblemata gevonden; 342: Als Jan Sybrech sou belesen. Over ‘Het was een clerxken dat ging ter scholen, zie ook Leendertz in de aanteekeningen op der Minnen Loep II, bl. 141; 348, reg. 2 l: in de Emblemata, bl. 129; 349, reg. 18 l: Anglitis; 352: De titel van Dr. De Vries' studie over de Emblemata luidt thans: De Nederlandsche Emblemata, Geschiedenis en Bibliographie tot de 18de eeuw; 361, reg. 11 v.o. l der Gedichten van 1636, 1644 en volgende; 370: Bij de studies over Sweelinck moet nog genoemd worden die van F H L. Tiedeman vóór de Acht zes-stemmige Psalmen (1876; 374, reg 16: Hoe het kwam dat Huyghens dit gedicht eerst aan Brosterhuysen heeft kunnen toeschrijven, deelt Dr. J A. Worp mede in zijne uitgaaf van Huygens' gedichten II, 113, 334; 382: Over Laurens Reael en zijne gedichten zie de mededeelingen van Dr. Joh. Breen in het Amsterdamsch Jaarboekje 1897, bl. 48; Bijdragen voor Vad. Geschiedenis en Oudheidkunde, 3de reeks, dl. X, bl. 69 en Archief voor Nederl. Kerkgeschiedenis dl. VI, bl. 355-382; 384, reg. 5: Huygens vertaalde niet eenige versjes van Florus, maar heeft enkele feiten, door dezen in zijne Rerum Romanarum libri IV vermeld, berijmd; 384: Het gedichtje Inde blaeden van een' roosjen is, naar eene mededeeling van Dr. A. S Kok, Van Dichters en Schrijvers I, bl. 80, in the Historical Review van 1894, waarin een artikel over P.C. Hooft voorkomt, vertaald als volgt:

 
Nestling in the flowers that mask it,
 
Lies, my darling, in this basket
 
A small gift. Were it as great
 
As my love, too small a casket
 
Where the globe for such a freight.

389, reg. 3 v.o.: Over Daniël Mostart vindt men belangrijke bijzonderheden in Unger's Vondel, 1630-1636, bl. 149; 402: Over de melodie van Het daghet inden Oosten zie nog Caecilia, 1887, no. 19; 1888, no. 6; 410: O Heylighe Drietal wellekom (zie Geer. v. Velsen, vs. 573) wordt als wijze opgegeven in Apollo bl. 69; 419, reg. 29 l: Wat storrem heeft, enz.

Deel II.

Bl. 5, reg. 56 l: brootdroncken; 30 l: 1668, 1671, 1677 en 1704; 48, noot 44 l: Hercules; 48: De volgende druk moet nog worden bijgevoegd: P.C. Hoofts // Theseus // Ende / Ariadne, // vertoont op de oude Camer In Liefd' Bloeyende, // Den 5 November. Anno 1628. In Amsterdam, // [Wapen van Amsterdam] 't Amsterdam / Voor Willem Jansz. Wyngaerts, Boeck-verkooper // woonende inde Gasthuys-steegh byt Sad-huys, 1628Ga naar voetnoot1); 154, reg. 45: hier moest een nieuwe strophe beginnen; 191, reg 1297: Zie voor dezen regel ook Taal en Letteren, 1897, bl. 209; 194, reg. 1374: versuft beteekent: dwaas; 219, noot 8 l: 't weder, de tijd, de dagen; 220, noot 25: naer kan ook in de tegenw bet. worden opgevat; 221, noot 64 l: door een onberaden daad van een verkeerden lust, hartstocht; 241, reg. 241, al te beteekent hier zeer: 255; noot 994: Liever is vind' ick my even na te verklaren door: weet ik niet, wat ik er van moet maken, zie ik er geen gat in. Vgl. Sartorius II, 2, 8: Nu zijdt ghy eeven na. Quadrat in eum, qui sic irretitus est, ut quocunque se vertat. teneatur, neque explicare sese possit; 319 noot 732 l: wie' er in de kap sal, wie zal trouwen; 354, noot 1388: Het is ook mogelijk, dat aan de voorkomendheid en vriendelijkheid van Rebecca moet worden gedacht, toen ze Abraham's knecht en zijne kemelen te drinken gaf (Genesis, 24, vs. 13 vlgg.).

voetnoot1)
Enkele verbeteringen en toevoegsels ben ik verschuldigd aan Prof. G. Kalff, die mij in een schrijven zijne opvatting van sommige plaatsen mededeelde; aan Dr. J.A. Worp, die in zijne aankondiging in het Museum 1899, p. 261 op eenige fouten en omissiën heeft gewezen en vooral aan Dr. E.T. Kuiper, die in Taal en Letteren, X, 267 eenige zeer juiste opmerkingen aangaande sommige mijner verklaringen heeft gemaakt. Zie ook deel I, bl. 411.

voetnoot1)
Een expl. op de Koninklijke Bibliotheek; aanwijzing van den Heer M.M. Kleerkooper.

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken