Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Theseus en Ariadne (1972)

Informatie terzijde

Titelpagina van Theseus en Ariadne
Afbeelding van Theseus en AriadneToon afbeelding van titelpagina van Theseus en Ariadne

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.81 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Editeur

A.J.J. de Witte



Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Theseus en Ariadne

(1972)–P.C. Hooft–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 45]
[p. 45]

Eerste deelGa naar voetnoot*

Theseus
 
,,Dat yemant gae sijn eens gedaen beloften breken,Ga naar voetnoot1-69Ga naar voetnoot1-4
 
,,Wanneer dat achterdeel en schade schijnt te stekenGa naar voetnoot2
 
,,Int houden van sijn woort, oft, op dat hij soo raeck
 
,,Tot voordeel groot van schijn, dats een vervloeckte saeck.
5[regelnummer]
,,Hoewel dat menich Prins di' 'er luttel op gaet passen,Ga naar voetnoot5
 
,,Met aertsche hoocheit meent den hemel hooch t'ontwassen;
 
,,Maer die bereyt tot straf van schelmerij, terstontGa naar voetnoot7
 
,,Velt sijn vermetel werck gebouwt op lose gront;
 
,,Want schielijck hij verliest t gelove sijner trouwen,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
,,En 't geen hij niemant hout, oock niemant hem wil houwen.
 
AEgeüs die als Prins t'Athenen mach gebien
 
Mijn vader, en mijn heer heeft dit recht ingesien;
 
En daerom alle jaers betaelt wt onse stede,
 
De sware schatting, nae voorwaerden van de vrede,
15[regelnummer]
Die tusschen Minos, laest, en ons besloten wert,
 
Wanneer ons borgers cloeck loofden (al viel t' haer hart)Ga naar voetnoot16
 
Van haere kindren, sjaers hem seven jonggesellen,
 
En seven dochters jonck in sijn gewelt te stellen,Ga naar voetnoot18
 
Om daer te paeijen mee de lust vant woedich dierGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Sijn geijle vrouwen soon half man, en hallef stier;Ga naar voetnoot20
 
Dien hij besloten hout tot voorcoomst van veel schaden,Ga naar voetnoot21
 
In eenen doolhof groot, en vol verwerde paden,
 
Twelck Dedalus met moeijt seer constrijck heeft ghewrocht.
 
D'ellendich jongelien worden hier in gebrocht,Ga naar voetnoot24
[pagina 46]
[p. 46]
25[regelnummer]
En vant verwoede dier wreet-gulselijck verslonden.
 
Tot nochtoe is hier sjaers tgetal altijt gesonden,
 
Bij lot gecoren wt de droeve borgerij.
 
D'een borger sach op d'aer, maer ellick sach op mij.Ga naar voetnoot28
 
Alsmen de laeste reijs omt leven quam te loten.
30[regelnummer]
Ick merckten wat het was, dies heeft het mij verdroten,
 
Dat sij voor t vaderlant haer kinders leven boôn,
 
En dachten siet de Prins die spaert sijn eigen soon.
 
,,Best is hij die best doet. Dies dunckt mij grote schande,
 
,,Dat de gemeent passeert den Prince van den landeGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
,,In d'onverwonnen deucht. Want als een vorst alleenGa naar voetnoot35
 
,,Sal boven ander sijn in costlijcheit van cleen,
 
,,In leckre spijs en dranck, al wterlijcke dingen,
 
,,In sleep van vrouwen, en van dertel hovelingen,
 
,,In groot getal van knechts, en ruim getoorent hof;
40[regelnummer]
,,De slechste borger is dan wel bequaeme stofGa naar voetnoot40
 
,,Om d'aldergrootste Prins van Griecken t'overtreffen,
 
,,Wilmen hem wt het slijm des vollix maer verheffen.Ga naar voetnoot33-42Ga naar voetnoot42
 
,,Dan soo een vorst het volck te boven hoort te gaenGa naar voetnoot43
 
,,In eedel waere deucht, den lande voor te staen,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
,,Om het gemene best in alles te bejagen,Ga naar voetnoot45
 
,,Bequaem om sorch alleen voor al den hoop te dragen,
 
,,Een recht staet-waerdich Prins sal immers dan, dunckt mijn,Ga naar voetnoot47
 
,,Wt menich duisent man swaerlijck te kiesen sijn.Ga naar voetnoot48
 
Dit drong mijn moedich hart, mijn borgers te betonen,
50[regelnummer]
Dat ick mij selfs niet meer dan haerlie wil verschonen.
 
Daerom op dese reijs ben ick getrocken mee,
 
Mij gevend' in genae van d'onbescheyden zee;Ga naar voetnoot52
 
Hoewel mijn vader out dat quaelijck toe wou laten,
[pagina 47]
[p. 47]
 
Die van mijn redens swaer sich swaerlijck liet bepraten,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Doch om mijn selven, en mijn burgers int verdriet
 
Te brengen van de doot, coom ick in Creta niet;
 
Neen, neen, mijn wit is niet groothartich te verdragen,Ga naar voetnoot57
 
T'geen de cloeckmoedichst van de werelt doet vertsagen,
 
Door t lijden sal mijn deucht niet toogen haere glans,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Maer door het eedel doen, soecken de lauren-crans.
 
Tot volgenoeging van de jong' Atheensche sielen,Ga naar voetnoot61
 
Sult ghij vant woede dier gewent tot mensch-vernielen
 
Nemen een wrede wraeck, en stortent in het sant,
 
Vertrouw ick niet vergeefs Theseus u rechterhand.Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Dus siet nu te gemoet, ghij borgers van Athenen,
 
Het einde van u rouw', en u langduirich weenen.
 
Want als het felle beest valt aen de doot te buit,
 
Dan is de wrede tijt van uwe schatting wt.
 
Maar hoe? Wie mach dit sijn? ontbeijt, hij comt ons nader.Ga naar voetnoot69
Deucalion, Theseus
Deucalion
70[regelnummer]
Geluck grootmoedich Prins, ick coom van mijn heer vader
 
Den Coning Minos die dit eijlant rijck verheert.Ga naar voetnoot71
 
Die heet u welcoom sijn, door dien dat ghij vereertGa naar voetnoot72
 
Sijn rijcke met u coomst, en bidt voor alle saken,
 
Dat u, u herberch van sijn hof belief te maken,
75[regelnummer]
Voor u en voor u volck, is alle nodruft daer,Ga naar voetnoot75
 
Gebruickt het altesaem al oft u eijgen waer,Ga naar voetnoot76
 
Van camers toegerust verscheiden spijs en dranken.Ga naar voetnoot77
[pagina 48]
[p. 48]
Theseus
 
Van u aenbieden heus moet ick u seer bedanckenGa naar voetnoot78
 
Beleefde coninx soon, waert ind'Atheense staet,
80[regelnummer]
Ick soud' u heusheit eel vergelden metter daet,Ga naar voetnoot80
 
Maer hier in vreemde lant, en verre van mijn magen,
 
En can ick niet veel meer als danckbaer harte dragen.
 
Mijn heer beliefdent u mij soude jonst geschien,Ga naar voetnoot83
 
Indien ick aldereerst den Coning mochte sien,
85[regelnummer]
Om hem te houden voor de oorsaeck van mijn coomste.Ga naar voetnoot85
Deucalion
 
Wat u belief, geschie, van Griecken d'aldervroomste,Ga naar voetnoot86
 
Dies laet ons derwaerts gaen. Flux page gaet voor heen,Ga naar voetnoot87
 
Segt mijn heer vader dat wij volgen u met een.
 
Grootmoedich jongeling, wat dunct u vande zede
90[regelnummer]
Van ons vermaerde lant? gevalt u onse stedeGa naar voetnoot90
 
Van Gnosus oock soo wel als t'wijs' Athenen doet?
Theseus
 
Meest yder prijst de plaets daer hij is opgevoet,
 
Niet sonder reden oock, dewijl wij sijn gehoudenGa naar voetnoot93
 
T'eeren ons vaderlant, gelijck wij voorstaen soudenGa naar voetnoot94
95[regelnummer]
Ons ouders naem en eer, indien daer yemant waer,
 
Die die met laster oft cleenachting quam te naer.Ga naar voetnoot96
 
,,Maer, die om d'eere van sijn stede te vermeren,
 
,,Het waerdich vaderlant eens anders wil onteeren,Ga naar voetnoot98
 
,,En setten boven al sijn aengeboren wijck,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
,,Sulck eenen doet de wijde werelt ongelijck;
[pagina 49]
[p. 49]
 
Alsoo t gelooflijck is dat daer in sijn te vinnen.
 
Veel plaetsen die de plaets van ons geboort verwinnen
 
In vruchtbaerheit van slijck, in schoonheit van landouw,
 
In goede seden heus, van lieden wijs en trouw,
105[regelnummer]
In heylig' heerschappij, en treffelijcke wetten;Ga naar voetnoot105
 
Voorwaer die hoortmen oock in haer waerdij te setten:
 
,,Daerom een oprecht man, bescheijden van verstant,Ga naar voetnoot107
 
,,Acht al de werelt ruim sijn lustich vaderlant.Ga naar voetnoot92-108Ga naar voetnoot108
 
Athenen dunckt mij schoon in alles waert gepresen,
110[regelnummer]
En Gnosus dunckt mijn oock wel prijsenswaert te wesen;
 
Aengaende t' hooch gebouw van uwe muiren grof,Ga naar voetnoot111
 
Wel waerdich om te sijn rechtvaerdich Coninx hof,
 
Aengaende d'huisen groot, en rechte wijde straten,Ga naar voetnoot113
 
De menichte van volck van allerhande staten,Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
En de naebije zee, en s'havens vaijlicheit,
 
Die vol van schepen en snelle galeijen leijt.
 
De seden canmen in een vreemt lant niet ras kennen,
 
,,En tot quae seden van ons lant wij lichtlijck wennen,
 
Dies houd'ick mogelijck t'Athenen niet voor quaet,
120[regelnummer]
Het gene datmer voor moet houden inder daet.Ga naar voetnoot120
 
Daerom al kend' ick schoon de zeden van u lande,Ga naar voetnoot121
 
Gelijck ick niet en ken, ick mocht tot mijner schande,
 
,,Oordelen t' goet voor t' quaet. Al achtmen int gemeen
 
,,Het goet varr boven t'quaet, men comt niet overeen,
125[regelnummer]
,,Met alle menschen int waerderen van de dingen.Ga naar voetnoot117-125
Deucalion
 
Tot oordeel onvoorsien, en sal ick u niet dringen.Ga naar voetnoot126
 
Oock wederspreeck ick niet der stadt Athenens lof.Ga naar voetnoot127
 
Maer dits de rechte wech nae mijn heer vaders hof.
[pagina 50]
[p. 50]
Choor
 
,,Gehoorsaem sal een Prins hebben sijn ondersaten,
130[regelnummer]
,,Die haer can maken wijs, en claerlijck blijcken laten,
 
,,Dat hij sich stadich tot haer voor te staen, vercloeckt,Ga naar voetnoot131
 
,,En meer haerlieden nut, dan eigen bate soeckt.Ga naar voetnoot132
 
 
 
Geluckich sulcken Prins die daer voor wort gehouwen,
 
Want d'ondersaten hem volcomelijck vertrouwen,
135[regelnummer]
Indien hij alsoo wijs als willich wort geacht,
 
Int sorge dragen voor haer heyl, dat hij betracht.Ga naar voetnoot136
 
 
 
,,Maer om in achtbaerheit van sulx bij t' volck te comen,
 
,,Dat al wat hij gebiet, voor t' beste werd genomen,Ga naar voetnoot138
 
,,Ist middel inder daet, en niet alleen in schijn,
140[regelnummer]
,,Te wesen t gene dat men wil gehouden zijn.Ga naar voetnoot137-140Ga naar voetnoot140
 
 
 
,,Want die met schijn van deucht het vollick soeckt te paeijen.
 
,,Met schoon beloften loos, en om den tuin te leijen,
 
,,Geniet een corte tijt tot dat het werd' verbreijt,
 
,,De wankelbare vrucht van sijn scherpsinnicheit.
 
 
145[regelnummer]
Voorsichticheit is t' een, en t' ander noemtmen loosheit,Ga naar voetnoot145
 
Het een dat is een deucht, t'ander een treck van boosheit,
 
Het een door middels recht, t'ander door argelistGa naar voetnoot147
 
Het meeste voordeel soeckt, dat dick bedriechlijck mist.Ga naar voetnoot148
 
 
 
Voorsichticheit gaet meest al langs gebaende wegen,
150[regelnummer]
Maer boosheits ommewech, die Gode seer is tegen,Ga naar voetnoot150
[pagina 51]
[p. 51]
 
Heeft luttel jonste bij de goedige Natuir,Ga naar voetnoot151
 
Dies dickwils voor het soet, den losen crijcht het suijr.Ga naar voetnoot152
 
 
 
Maer, van bedroch ter noot, een Prins is te bedanken.Ga naar voetnoot153
 
Gelijck een medecijn den aelwarigen cranken,Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Om in te nemen geeft yet anders dan hij mient,
 
Dien t deuchdelijck bedroch tot sijn gesontheit dient.Ga naar voetnoot153-156Ga naar voetnoot156
 
 
 
Hierom Aegeüs soon laet sich te rechte spijten,Ga naar voetnoot157
 
Dat hij sijn leven stil, onaerdich sou verslijten,Ga naar voetnoot158
 
In sachte ledicheit, en acht het voor een schant,Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
Daer sijn gemeente lijdt veel drux voor t' vaderlant.
 
 
 
,,Voorwaer een Prins is boven t' vollick niet geschapen,
 
,,Op dat hij rijckelijck sou eeten, drincken, slapen,
 
,,En wesen vrij van sorch, van commer, en van last,
 
,,Dewijl dat sijn gemeent op hem te dienen past.Ga naar voetnoot161-164Ga naar voetnoot164
 
 
165[regelnummer]
,,Maer een rechtvaerdich Prins verstaet te sijn geboren,Ga naar voetnoot165
 
,,Tot dienste van sijn volck ofte daer toe gecoren.
 
,,Een ijder borger is een dienaer van sijn heer,
 
,,Maer ijder heer is knecht van sijn gemeente weer.Ga naar voetnoot129-168Ga naar voetnoot165-168
[pagina 52]
[p. 52]
Deucalion, Theseus, Minos
Deucalion
 
Siet den Atheenschen gast, heer vader, die ghij seyden,
170[regelnummer]
U wil te wesen dat men herwaerts soude leijden,Ga naar voetnoot169-170
 
En doen hem in u hof herbergen met gemack.Ga naar voetnoot171
 
Maer hij begeerd' op mijn, als ick hem daer van sprack,Ga naar voetnoot172
 
Dat jck hem aldereerst met u sou laten spreken.
Theseus
 
Rechtvaerdich Coning, dat u nemmer moet ontbrekenGa naar voetnoot174
175[regelnummer]
Voorsichticheit, om met geluck en goede spoet,Ga naar voetnoot175
 
Altijt te heerschen, als ghij tegenwoordich doet,
 
Over het welich rijck dat u de Goon verlenen,Ga naar voetnoot177
 
Wensch' ick u wt den naem des Princen van Athenen,
 
Mijn vaders, en mijns heers, die mij tot uwaerts sent.Ga naar voetnoot179
Minos
180[regelnummer]
Nu Theseus recht u van der aerden overent,Ga naar voetnoot180
 
Grootmoedich jongeling dewijl ick u belove,Ga naar voetnoot181
 
Dat ghij een welcoom gast hier sijt in mijnen hove,
 
En spreeckt wat u belieft, oft ghij ons hier coomt bij,Ga naar voetnoot183
 
Van wegen u gemeent, en cloecke borgerij,
185[regelnummer]
Oft in besonder yet comt voor u vader maken,Ga naar voetnoot185
 
Dan oft het mogelijck is om u eigen saken,
 
Want ghij sijt erfgenaem; wat dat het sij verhaelt.
[pagina 53]
[p. 53]
Theseus
 
Voorsichtich Coning groot wij hebben u betaeltGa naar voetnoot188
 
Rechtvaerdelijck den tol die wij u waren schuldich,
190[regelnummer]
En onse borgerij heeft alle jaers geduldich,
 
Haer kindren, soo sij had belooft, gesonden hier,
 
Tot derelijcke buit voor t'ongenadich dier.Ga naar voetnoot192
 
Ghij weet oock dat soo lang dit schricklijck beest sal leven,
 
Wij u ghehouden sijn den swaren tol te geven,Ga naar voetnoot194
195[regelnummer]
Maer als t' verwoede dier wert van de doot verrast,Ga naar voetnoot195
 
Soo wert ons droeve stadt vant bange pack ontlast.
 
Om desen swaren last heeft het tot noch geschenen,Ga naar voetnoot197
 
Dat de bedruckte stadt van t wijs beroemd' Athenen,Ga naar voetnoot198
 
In hart-verterend wee deerlijck begraven lach.
200[regelnummer]
Soo dick voor handen was den jammerlijcken dach,Ga naar voetnoot200
 
Datmen omt leven van d'Atheensche jeucht gaet loten,Ga naar voetnoot201
 
Sach ick ons oude mans haer wangen grijs begotenGa naar voetnoot202
 
Met grove tranen blanck; jck sach ons vrouwen teerGa naar voetnoot203
 
Half rasend van verstant, door wanhoop, vallen neerGa naar voetnoot204
205[regelnummer]
Voor d'outers opgepronckt, en storten haer gebeden
 
Wt een benaude crop, met bevinge van leden,
 
Met diep versuchten, met menigen heten traen,
 
Met trecken van haer hayr, en voor haer borst te slaen.
 
En immers te vergeefs was al haer clachlijck smeken.Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
Ach wat vernieuwing ist hier van soo veel te spreken!
 
U ist Juppijn bekent hoe dick mijn heeft gedeert,Ga naar voetnoot211
 
Dat ick mijn waerde stadt ellendich sach verneert,Ga naar voetnoot212
[pagina 54]
[p. 54]
 
U ist bekent hoe dick ick redens voor ging wenden,Ga naar voetnoot213
 
Aen mijn heer vader, op dat hij mijn hier sou senden,
215[regelnummer]
Om met gewapend' hant te vellen t' monster wreet,
 
Oft van het gulsich dier te wesen d'eerste beet.
 
Om door de vrome deucht mijn vollick te bevrijen,Ga naar voetnoot217
 
Oft bij gebreck van dien, soo veel als sij te lijen;Ga naar voetnoot218
 
En te doen blijcken aen mijn borgers metter daet,
220[regelnummer]
Dat hare Prins het niet aen sich gebreken laet;Ga naar voetnoot217-220Ga naar voetnoot220
 
Maer mijn heer vader hiel altijt mijn reyse tegen,
 
Van wien ick swaerlijck nu mijn oorlof heb gecregen,Ga naar voetnoot222
 
En ben besloten vast te brengen tot een ent
 
Mijn borgers swaere druck, haer commer, en ellent,
225[regelnummer]
Oft door de vrome doot eewige lof te winnen,Ga naar voetnoot225
 
Soo t'u belieft dat ick het strijden mach beginnen.Ga naar voetnoot223-226
 
Daerom rechtvaerdich Prins mij dese jonst verleent,
 
Denckt niet dat ick alleen, maer dat al de gemeent
 
Mijns vaders hierom bidt, en met beweender oogen,
230[regelnummer]
Met armen wtgestreckt en met de knien gebogen,Ga naar voetnoot230
 
En met verslagen hart, ootmoedich tot u crijt:
 
O Minos die vermaert voor soo rechtvaerdich sijt,Ga naar voetnoot232
 
Als genen coning die nu scepter voert op aerden,
 
Indien ghij houden wilt dees hoge naem in waerden,
235[regelnummer]
Aensiet de wrede last die t'cloeck' Athenen draecht.
 
Ontfermt u over ons, die swaerder sijn geplaecht,
 
Dan onse schult verdient, vergunt ons Princen soone,
 
Dat hij sijn cloeck gemoet en dappre crachten toone;
 
Op dat het schricklijck dier werde ter doot gebracht,
240[regelnummer]
De schandtvleck van u huis en goddelijck geslacht.Ga naar voetnoot240
[pagina 55]
[p. 55]
 
Rechtvaerdich Coning, dan sullen wij t'allen dagen,
 
U en u eedel huis verbonden jongst toedragen.Ga naar voetnoot242
 
Maer ist dat ghij ons niet genadelijck siet aen,
 
De noot die wetten breeckt, die sal ons oock ontslaen
245[regelnummer]
Van onsen dieren eedt, die wij u laestmael swoeren,
 
Als wij den harden crijch niet wt en conden voeren.Ga naar voetnoot246
 
Omt breken onses eedts connen de Goon verstoort
 
Nau seynden swaerder straf als dees is rechtevoort.Ga naar voetnoot248
 
Grootmoedich Coning, denckt dat dit de droeve redenGa naar voetnoot249
250[regelnummer]
Van onze borgers sijn, dies u belief te tredenGa naar voetnoot250
 
In eenen wijsen raet, en mij vergunnen, dat
 
Ick loffelijck bevrij mijn wijt-vermaerde stadt;
 
Oft dat ick mannelijck besteden mach mijn leven,
 
Voort cloecke vollik daer ick boven ben verheven.
255[regelnummer]
Ist dat het mij geluckt, t'is nut voor u, en mijn,Ga naar voetnoot255
 
Geluckt het niet het sal alleen mijn schade sijn.
Minos
 
Indien dat ghij mij gaet voor soo rechtvaerdich houwen,
 
Gelijck u reden toont, Ghij moet mij niet vertrouwenGa naar voetnoot258
 
Grootmoedich Prince, dat jck willens houw te lijfGa naar voetnoot259
260[regelnummer]
D'onmenschelijcke vrucht van het oncuische wijf;Ga naar voetnoot260
 
Om daer door allejaers de vierthien jongelingenGa naar voetnoot261
 
Aen uwe borgers als gerechtlijck af te dringen,Ga naar voetnoot262
 
Want ick en heb daer aen (vermoedij dat?) geen deel,Ga naar voetnoot263
 
Maer die sijn altesaem voor d'onversaede keel.
265[regelnummer]
Neen t' is mijn wijse niet, en Godt wil mij behoedenGa naar voetnoot265
[pagina 56]
[p. 56]
 
Te doen als sommich Prins die t' quaet dat hij gaet voeden,
 
Tot schijnbaer oorsaeck van een schatting voorewent,
 
En bruickt het overschot gansch tot een ander ent.Ga naar voetnoot268
 
Gelijck een bosen arts de wonden vande cranckenGa naar voetnoot269
270[regelnummer]
Lang open hout wt vrees datmen hem af sou danken;Ga naar voetnoot257-270Ga naar voetnoot270
 
Ter doot ick hate dees vervloeckte schelmerij,Ga naar voetnoot271
 
Des waren soo veel reen onnodich hier bij mij.Ga naar voetnoot272
 
Ick weet dat wt de doot vant dier om af te ijsenGa naar voetnoot273
 
Mij niet dan alle nut, en geene schae can rijsen.
275[regelnummer]
Maer, isser oorsaeck om beletten dese strijt,Ga naar voetnoot275
 
Dat is op dat ghij niet soo snood bederref lijt.Ga naar voetnoot276
 
Want, moedich jongeling, alhier moet ick u seggen,
 
Dat ghij u crachten wel te recht wilt overleggen,Ga naar voetnoot278
 
Tegen t vermogen groot van het geweldich beest,
280[regelnummer]
En in u aenslach hooch niet reuckeloos en weest.Ga naar voetnoot280
 
,,Veel die door moedicheit nae lof en naeme streefden,Ga naar voetnoot281
 
,,Onseker van haer macht, door stoutheit schielijck sneefden.Ga naar voetnoot282
 
Het sou mij deren dat soo cloecken jongeling
 
Tot al de Werelts schae, soo vroech de doot ontfing.
285[regelnummer]
Dewijl den harden strijt noch niet en is begonnen,
 
Suldij nae wil van sin altijts verandren connen,Ga naar voetnoot286
 
Maer nae des strijts begin is het daer toe te laet.Ga naar voetnoot287
 
Hierom dewijl ghij meucht, u rijpelijck beraedt.Ga naar voetnoot288
[pagina 57]
[p. 57]
Theseus
 
Had ick rechtvaerdich Prins geen vasten raet genomen,Ga naar voetnoot289
290[regelnummer]
Ick waer dus verr niet door de trotse zee gecomen,Ga naar voetnoot290
 
Maer bet gebleven in mijn soete vaderlant,Ga naar voetnoot291
 
Dan, siende t' groot gevaer voor oogen, t mijner schandtGa naar voetnoot292
 
Te keren wederom. Hoe qualijck sou genoegenGa naar voetnoot293
 
Mijn arme borgerij? hoe sou mij stadich wroegen
295[regelnummer]
Mijn hooch en edel hart? voor slecht van aert, en bloodtGa naar voetnoot295
 
Sou men mij wijsen nae. Ay waert niet beter doot?Ga naar voetnoot289-296
 
Neen Minos, wilt hier in niet over mijn ontfermen,
 
Soo luttel acht ick niet de crachten van mijn armen,
 
Soo luttel acht ick niet mijn dapperheit van moet,Ga naar voetnoot299
300[regelnummer]
Die t' lichaem van sijn cracht deelachtich wesen doet.
 
Niet denken wilt dat ick van opset zal verandren.Ga naar voetnoot301
 
Ick en mijn selschap sijn gecomen met malcandren,
 
Wij sullen keren t saem naer huis door 't water straf,Ga naar voetnoot303
 
Oft soecken inden buick vant woede dier ons graf.Ga naar voetnoot304
Minos
305[regelnummer]
Cloeckmoedich vorsten soon ghij toont aen u besluiten,
 
Dat ghij van t' hooch geslacht der Goden comt te spruiten.Ga naar voetnoot306
 
Nu dan ghij sijt gemoet onsterffelijcke lofGa naar voetnoot307
 
Te soeken door de deucht, hier hebdij waerde stof,
 
Die ick u niet benij. Dus laet ons gaen te samen,
310[regelnummer]
Met goede spijs en dranck verquicken ons lichamen.
 
Daer nae wanneer t' u lust het dier tot strijden tart,Ga naar voetnoot311
 
Eergierich jongeling wast op met sulken hart.Ga naar voetnoot312
[pagina 58]
[p. 58]

Tweede deelGa naar voetnoot*

Ariadne
 
Ay sterke fantasij! sal ick u niet verwinnen?
 
Met wat begoocheling verbijstert ghij mijn sinnen?
315[regelnummer]
Wat hangt mij dus aent ooch dat mij t verstant bemorst?Ga naar voetnoot315
 
Wat leyter dus en speelt onder mijn slinker borst,Ga naar voetnoot316
 
En treckt door al mijn leen? en dreycht mijn teder harssen?
 
Ach wat benautheit comt schielijck mijn hart beparssen?
 
Nu Ariadne cloeck, en bandt, met al u machtGa naar voetnoot319
320[regelnummer]
Dees revelingen wt u besige gedacht.Ga naar voetnoot320
 
Hebdij niet dick gehoort van outbedaerde wijven,Ga naar voetnoot321
 
Dat int beginsel sij daer licht sijn wt te drijven?Ga naar voetnoot322
 
Maer swaerlijck alsse staen gewortelt in den sin.Ga naar voetnoot323
 
,,En graeft geen put soo diep dat gh 'er moet blijven in.
325[regelnummer]
Maer hoe? tis veel te laet, mijn wil is al gedwongen,
 
U edel beeltenis o Theseus is gedrongen
 
Int diepste van mijn siel, en heerscht allene daer,
 
Sij is niet in mijn macht, maer ick ben in de haer.
 
Ay edel jongeling van schoonheit wtgelesen,
330[regelnummer]
Het opdoen goddelijck van u hoochdragend wesen,Ga naar voetnoot330
 
Hoochdragend niet om niet, u edel heus gemoet,
 
Dat in u oogen claer sich vrolijck open doet,Ga naar voetnoot332
 
En die wt groene borst comen soo rijpe reden,Ga naar voetnoot333
 
U toonend' opgevoet te sijn int puick der steden,
335[regelnummer]
U mannelijcke deucht, en liefde tot u lant,
 
Wast yder ogenblick in mijn beroert verstant.Ga naar voetnoot336
[pagina 59]
[p. 59]
 
Wech soete sotternij, flux segg' ick wilt verreijsen,Ga naar voetnoot337
 
Eer dat mijn cranke brein sich t'eenemael vergeckt.Ga naar voetnoot338
 
Soo niet dan anxt, en vaer int sotte minnen steckt,Ga naar voetnoot339
340[regelnummer]
En sorge vol verdriet, waer van het hart mach eijsen,
 
O Min wt mijn verstant wilt dan te rugge deijsen,Ga naar voetnoot341
 
Ghij die mij het vernuft, met lose schijn, bevleckt.Ga naar voetnoot342
 
Flux soete sotternij, wech segg' ick, en vertreckt,
 
Met u beloften schoon van ijdele gepeijsen.Ga naar voetnoot344
345[regelnummer]
Datmen der Minnen cracht in sijn gemoet gedoocht,
 
Wanneer een vaste gront sich aen u hoop vertoocht,Ga naar voetnoot346
 
Is eenichsins geraen, maer die cunt ghij niet vinnen.Ga naar voetnoot347
 
Te minnen sonder hoop is droom en beuseling:Ga naar voetnoot348
 
Dies soete sotternij vertreckt van hier gering,Ga naar voetnoot349
350[regelnummer]
Wech segg' ick, en vertreckt wt mijn verwerde sinnen.
 
 
 
Sacht Ariadne, sacht, ghij lastert hier ter steeGa naar voetnoot351
 
De grootvermogen Min, en door hem Theseus mee.Ga naar voetnoot352
 
Beveelt dus onvoordacht u Minne niet te coelen,Ga naar voetnoot353
 
T'en is geen ondeucht, treck tot ware deucht te voelen,
355[regelnummer]
T'en is geen dootsondt, datmen medelijden heeft,
 
Met een die om de deucht sich in perijkel geeft.
 
Dat doet ghij brave Prins, die, om u ondersatenGa naar voetnoot357
 
Van d'altesware last te vrijen, aen gaet vatenGa naar voetnoot358
[pagina 60]
[p. 60]
 
Een sorchelijcke wech vol van verwerde paen,
360[regelnummer]
Omt vreesselijcke dier cloeckmoedich te verslaen.
 
Maer las! den doolhof die Dedalus constich wrachte,
 
Wiens wtcoomst nauwelijks hij selve vant, en achteGa naar voetnoot362
 
Ick niet met allen bij den doolhof, daer soo vertGa naar voetnoot363
 
Mijn reuckeloos verstant is schendich in verwert.Ga naar voetnoot364
365[regelnummer]
De felle crachten van het monster ongenadich,Ga naar voetnoot365
 
Sijn niet met allen bij der Minnen Godt grootdadich;Ga naar voetnoot366
 
Ick heb veel meerder reen om mij t'ontfermen, dan
 
Over mij selven, als over een ander man.
 
Maer hoe? ten sij dat ick gae naerstelijcken spooren,Ga naar voetnoot369
370[regelnummer]
Tot sijn behoudenis, ick selve gae verlooren.
 
Deert mij mijn eygen smert, tis nodich voor gewis
 
Dat ick met Theseus staet oock hebbe deerenis.
 
Mijn wel en qualijckvaert hangt ganschlijck van de sijnen,Ga naar voetnoot373
 
Het luck dat Theseus vijnt sal Ariadne vijnen.Ga naar voetnoot374
375[regelnummer]
Maer wat ist oft hij schoon het leven al behouw,Ga naar voetnoot375
 
Indien ick niettemin gestadich in mijn rouw,
 
En int verwerde net der minnen blijve steken,
 
Waervan t mij niet en voecht den eelman aentespreken.
 
Ach altewrede schaemt wat swaere slavernij,
380[regelnummer]
Legt ghij den vrouwen op! en sijn wij niet soo vrij
 
Gebooren als de mans? Jae; maer wij moeten duicken,
 
Onder het juck van dees, en ander wree gebruicken,
 
Waer door dat onse lust strengelijck wert gesnoert,
 
Die sij door lange tijt vast hebben ingevoert.Ga naar voetnoot384
385[regelnummer]
Ach Theseus soo ghij siet, wat lijden ick moet dragen,
 
Waerom en coomdij mij niet om mijn minne vragen?
 
Dan soo ghij t niet en siet, soo moet ick mijnen noot
[pagina 61]
[p. 61]
 
U clagen bij geschrift, dewijl de schaemte root
 
Het spreken mij verbiet, dat mij de Min gaet hieten,Ga naar voetnoot389
390[regelnummer]
Immers de brief en sal sijn verwe niet verschieten.Ga naar voetnoot390
Ariadne, Corcyne
Ariadne
 
Corcyne.
Corcyne
 
Dochter.
Ariadne
 
Och.
Corcyne
 
Wat isser dat u deert?
Ariadne
 
Ick openbaer t haer niet, mijn sinnen sijn gekeert.Ga naar voetnoot392
Corcyne
 
Isser yet dat u smert wilt het mij mededeelen.Ga naar voetnoot393
Ariadne
 
Ach waerde voester!Ga naar voetnoot394
Corcyne
 
Suldij die u droefheit helen?
Ariadne
395[regelnummer]
Sal ick het doen of niet?
[pagina 62]
[p. 62]
Corcyne
 
Segt vrijlijck wat u let,
 
En op u voester waert, een vast vertrouwen set,Ga naar voetnoot396
 
Dat sij tot u verdriet eenige raet sal crijgen.
Ariadne
 
Ach mijn inwendich vuyr ick can u niet verswijgen!
 
Mijn heimelijcke smert moet nodich sijn vertelt,
400[regelnummer]
Daer coom af wat het mach, de Min doet mij gewelt.Ga naar voetnoot400
 
Ach voester!
Corcyne
 
Wel hoe nu? vertreckt mijn uwe smerte.Ga naar voetnoot401
Ariadne
 
De Min.
Corcyne
 
De Min?
Ariadne
 
De Min van Theseus brant mij 't herte.Ga naar voetnoot402
Corcyne
 
De Minne brant u hart? hoe segdij dat? om wien?
Ariadne
 
Om Theseus.
Corcyne
 
Theseus? Och dats qualijck toegesien.
405[regelnummer]
Een wufte vreemdeling hebdij tot lief vercoren?
Ariadne
 
Maer die te boven gaet al Cretaes ingeboren.
[pagina 63]
[p. 63]
Corcyne
 
Eer dat de Minne wast treckter u sinnen van.Ga naar voetnoot407
Ariadne
 
Te laet ist, ghij gebiet dat ick niet doen en can.
Corcyne
 
Ghij cunt indien ghij wilt dees raserije stillen.Ga naar voetnoot409
Ariadne
410[regelnummer]
Indien ghij wilt, dats waer, maer ick en can niet willen.Ga naar voetnoot407-410
Corcyne
 
Ghij moet, daer is geen hoop, want hij bemint u niet.
Ariadne
 
Geschieden can het geen dat noch niet is geschiet.
Corcyne
 
Hij weet niet van u smert, hoe soud' hij wederminnen?
Ariadne
 
Ick sal hem weten doen wat dat ick lij van binnen.
Corcyne
415[regelnummer]
Tgebruick laet dat niet toe, noch oock de schaemte stuir.Ga naar voetnoot415
Ariadne
 
Onbillijck ist gebruick, ick vollich de natuir,
 
Wij sijn soo vrij als sij.
Corcyne
 
Hij sal u niet verkiesen,
 
Maer weijgeren misschien.
[pagina 64]
[p. 64]
Ariadne
 
Can icker bij verliesen?
Corcyne
 
Maer hij sal sterven, of vertrecken over see.
Ariadne
420[regelnummer]
Soo sterreft Ariadn' of soo vertrecktse mee.
Corcyne
 
Belooft hij u sijn Min, hij sal sijn woort niet houwen.
Ariadne
 
Och moochdij sijne deucht wel sullix toevertrouwen?Ga naar voetnoot422
Corcyne
 
Ach eenvoudige maecht! kendij de mans niet bet?Ga naar voetnoot423
 
Sij fluiten soet tot dat de vogel is int net;
425[regelnummer]
Lichtvaerdich en geveinst, twee punten om te vresen.
Ariadne
 
Dit seggen sij altsaem der vrouwen doen te wesen.Ga naar voetnoot426
 
Mijn leijtsman is de Min, hierom laet mij betien.Ga naar voetnoot427
Corcyne
 
Helas een ongeluck en canmen niet ontvlien,
 
Wanneer de Goon verstoort van voorsicht ons beroven.Ga naar voetnoot429
430[regelnummer]
Wat reden dat ick spreeck sij sijn voor eenen dooven.Ga naar voetnoot430
 
Nu dan, mijn dochter, soo dan allen goeden raet,
 
Om u voornemen om te stooten, comt te laet,
 
En condij niet de wech die veijlichst is betreden,
 
Soo sal ick alle moeyt', en naersticheit besteden
[pagina 65]
[p. 65]
435[regelnummer]
In t'geen dat u belieft, sorchvuldich, om daer deur,Ga naar voetnoot435
 
Indien het moglijck is, u quaet te comen voor.Ga naar voetnoot436
 
Gebruickt mijn in u dienst, jck stae tot u geboden.
Ariadne
 
Laet ons gaen bidden dan de goedertieren Goden
 
Om een geluckich eint, daer nae sal ick een brief
440[regelnummer]
Schrijven, op dat ghij die gaet dragen aen mijn Lief,
 
Eer hij nae t' doolhof gae tegen het monster crachtich.
Corcyne
 
Ick vrees', helas! Godt maeck mijn vrese logenachtich.Ga naar voetnoot391-442Ga naar voetnoot442
Choor
 
Staech soeckt het welich hof sijn blinde lust te boeten,Ga naar voetnoot443
 
Die sij dan goet, of quaet, gansch sonder onderscheijt,
445[regelnummer]
Des sietment in sijn lust meer tegenheits ontmoeten,Ga naar voetnoot445
 
Als een gemenen man in sijnen arrebeijt.
 
 
 
Der Princen kindren teer worden, tot allen tijen,Ga naar voetnoot447
 
In lusten opgevoet, die worden daglijx broot:
 
Daeromme soecken sij tot ongewoon verblijen,
450[regelnummer]
Dickwils een nieuwe lust, die brengt haer inden noot.
 
 
 
,,Die stadich alledaech geniet sijn lust nae winssen,Ga naar voetnoot451
 
,,Verliest int eint haer smaeck, want de gewoont maeckt eelt.
 
,,Dies, die de kinders jong van de gevreesde Princen,Ga naar voetnoot453
 
,,Opvoedt in alle lust haer alle lust ontsteelt.
[pagina 66]
[p. 66]
455[regelnummer]
,,Die tot de lust gewenst is van sijn jonge dagen,
 
,,En weet noch goedt noch quaet, is teder van gemoet,
 
,,En als de smerte comt, kan hijse niet verdragen,
 
,,Maer raeckt ter eerster stoot bedruckt onder de voet.Ga naar voetnoot458
 
 
 
Het dertel hof en is dan inder daet soo welich
460[regelnummer]
Noch wenschelijcken niet, gelijckt van buiten schijnt,
 
Indien men vol van twist, van haet en nijt crackelich,
 
Sijn schadelijcke vreucht, en valsch behagen vijnt.Ga naar voetnoot462
 
 
 
Der Princen kindren sijn soo welich niet van leven,
 
Gelijck als menich man haer oordeelt onvoordacht,Ga naar voetnoot464
465[regelnummer]
Soo s' haer om vreemde lust dick in perijkel geven,Ga naar voetnoot465
 
En soo gemeene lust van haer niet wort geacht.Ga naar voetnoot466
 
 
 
In Ariadne sien wij veel veranderingen,
 
Van verwe, van manier, van wesen, en van sin,
 
En t' arrichdenckent hof mompelt geen ander dingen,
470[regelnummer]
Als dat sij heeft geleijt op Theseus hare min.Ga naar voetnoot443-470
 
 
 
D'aloversiende Son heeft, in voorleden jaren,Ga naar voetnoot471
 
De sachte Venus en de stoute Mars beclaptGa naar voetnoot472
 
Aen haren man Vulcaan, dewijl sij tsamen waren,Ga naar voetnoot473
 
In lustig overspel, daer hij haer heeft betrapt.
[pagina 67]
[p. 67]
475[regelnummer]
De lachende Godin, al isse blij van oogen,
 
Het speet haer lange tijt, sij noemdent een verraet,
 
En swoer bij d'helsche stroom, dat sijt hem wt sou drogen,Ga naar voetnoot477
 
Was anders hare macht niet cleender als haer haet.Ga naar voetnoot478
 
 
 
De Cuisheit statich gingt haer desgelijx aentrecken,
480[regelnummer]
En liet haer dunken t' was haer mee geschiet te spijt,Ga naar voetnoot480
 
Want een oncuissche daet int openbaer t'ontdecken,
 
In aller veugen oock tegen de Cuisheit strijt.Ga naar voetnoot482
 
 
 
Voorwaer een cuis gemoet sal nemmermeer verhalenGa naar voetnoot483
 
Waer in een ander heeft oncuisschelijck gedaen,
485[regelnummer]
Maer den oncuissen soeckt oock dick door logentalen,
 
Een ander maken vuijl, sijn vuilheit voortestaen.Ga naar voetnoot486
 
 
 
Dese godinnen beij gingen te samen spannen,
 
Om dit te wreken op de clare Sons geslacht,Ga naar voetnoot488
 
Sij deên Pasiphae verachten alle mannen,
490[regelnummer]
En minnen eenen stier, onmenschelijck bedacht.Ga naar voetnoot490
 
 
 
Ontdeckers van de Min, beschaemsters van de Cuisheit,
 
Siet dit exempel aen, betoomt u wufte tong,Ga naar voetnoot492
 
En neemt eens naerstich acht, watter tot uwent thuis leijt,Ga naar voetnoot493
 
Soo mocht het, dat de grofst van u, de fijnste song.Ga naar voetnoot494
 
 
495[regelnummer]
O ghij Godinnen hooch wij bidden wilt genoegenGa naar voetnoot495
 
Aen de genomen wraeck, vol deerlijck ongerief,Ga naar voetnoot496
[pagina 68]
[p. 68]
 
En wilt het eedel huis geen meerder straf toevoegen,
 
Door Ariadnes min, op haer wtheemsche Lief.
Theseus
 
Godinne die tot Crijch, en Wijsheit doet gemenen ,,Vlijt,Ga naar voetnoot499
500[regelnummer]
Pallas die t sterke schilt vant wijs-beroemd' Athenen ,,sijt,
 
Indien dat u te voet mijn borgers allegaer ,,vielen,
 
Wanneer dat ick vertrock nae desen genen clenen ,,strijt,Ga naar voetnoot502
 
En ick ootmoedelijck quam voor u hooch outaer ,,knielen,
 
Indien mijn borgers oyt, u mogentheit voor waer ,,hielen,Ga naar voetnoot504
505[regelnummer]
Soo tot beschutster u Athenen te verheven ,,plach,Ga naar voetnoot505
 
Jont dat het woede dier vant welkmen seven paer ,,sielen,Ga naar voetnoot506
 
Dickwils in corte tijt aen Proserpina geven ,,sachGa naar voetnoot507
 
Door dees mijn rechter hant, comen omt bose leven ,,mach;
 
Soo sal u rijckelijck ons danckbaer borgerij ,,eeren,Ga naar voetnoot509
510[regelnummer]
Den welcken noijt soo veel aen ander saeck bedreven ,,lach;Ga naar voetnoot510
 
Wilt u genadich ooch hierom Godin op mij ,,keren.
 
Waer sijdij rechterhant? u crachtelijck moet ghij ,,weren!
 
Nu gramschap ongetemt alhier den tijt voor handen ,,sietGa naar voetnoot513
 
Datmen can cloecke deucht van uwe raserij ,,leren,
515[regelnummer]
Hier laet de reden toe dat ghij wt uwe banden ,,vliet,Ga naar voetnoot515
 
Aent vreeselijcke dier uwe verbolgen tanden ,,biet,
 
En gaet het grimmich met u crachten wtgelaten ,,an.Ga naar voetnoot517
 
En ghij mijn moedich hart dat Theseus noijt in schanden ,,liet,
 
Door wien ick strijden veel, gevaerlijk boven maten ,,wan,Ga naar voetnoot519
[pagina 69]
[p. 69]
520[regelnummer]
Geen daet soo seer als dees mijn borgerije baten ,,can.Ga naar voetnoot499-520
Corcyne, Theseus
Corcyne
 
Hola grootmoedich Prins, hola, om niet onwaerdichGa naar voetnoot521
 
Te sneven, avontuirt u selven niet lichtvaerdich,Ga naar voetnoot522
 
Ick sie u cloeck gemoet, ghij gruwt niet voor de doot,
 
Want anders hieldij u wel willich wt den noot.
525[regelnummer]
Ghij sijt van Goddlijck saet, t'is aen u moet te mercken,
 
Maer moet is niet genoech, om grote daên te werken,
 
T'en sij dat goeden raet haer oock geselschap houdt.Ga naar voetnoot527
 
Neemt mij ten besten af, dat haer een vrouw verstout,
 
Om u grootachtbaerheit in sijn opset te raden.Ga naar voetnoot529
Theseus
530[regelnummer]
Wie sijdij moeder? oft hoe coomdij dus beladenGa naar voetnoot530
 
Met sorge van mijn doot? Wie seindt u mijn ontrent?Ga naar voetnoot531
Corcyne
 
Ick ben de voester van de gene die mij sendt,
 
Dats Ariadne, die u bidden doet te letten
 
Voordachtich op t'gevaer daer ghij u in gaet setten.Ga naar voetnoot534
535[regelnummer]
De saeck wel overlegt, bedenckt eens wat ghij doet.
 
Soo ghij den strijt al wint, daer ghij toe sijt gemoet,Ga naar voetnoot536
 
Ick neme dat u Mars, noch Pallas laet verlegen;Ga naar voetnoot537
 
Hoe raeckt ghij weer te rug wt de verwerde wegen,
 
Daer Daedalus bijnae bleef sellef in verdwaelt?
Theseus
540[regelnummer]
Voorwaer ghij hebt gelijck int geen dat ghij verhaelt.
 
Mijn ijver tot den strijt liet mij soo seer niet denken,
[pagina 70]
[p. 70]
 
Op mijn behoudenis, als op het dier te krenken.Ga naar voetnoot542
 
Wat middel om daer nae te keren tot de poort?
Corcyne
 
Daeromme seijnt u Ariadne dese coort,Ga naar voetnoot544
545[regelnummer]
Om inden inganck van het doolhof vast te binden,
 
En die te volgen, om den wech te rug te vinden.Ga naar voetnoot546
 
Ontfangt de nutte gaef van d'hoochgeboren maecht.
Theseus
 
U eedel schoon Princes voor mij meer sorge draecht,
 
Dan ick oijt heb verdient, dan ick oijt can verdienen.
550[regelnummer]
Ick can haer nemmermeer vergeldinge verlienen,
 
Die groot genoech sal sijn voor d'eer die mij geschiet.
Corcyne
 
Sij wenscht u welvaert, en ander vergelding niet,
 
En bidt u desen brief voor uwen strijt te lesen.
 
Adieu, vaert wel.
Theseus
 
Vaert wel. Een brief? wat mach dit wesen?
555[regelnummer]
Ick ben verwondert, en mij dunckt een selsaem ding,Ga naar voetnoot555
 
Sulken gemeensaemheit tegen een vreemdeling.
 
Bij wijlen is een vrouw seltsaem int overleggen.
 
Sij doet mij grote jonst, wat mach haer schrijven seggen?Ga naar voetnoot558
Opschrift
 
Soo veel voorspoedicheits, o Theseus hooch vernaemtGa naar voetnoot559
[pagina 71]
[p. 71]
560[regelnummer]
U Ariadne wenscht dat u mach wedervaren,
 
Als u verheven moet aenslagen hooch omvaemt,Ga naar voetnoot561
 
En alsser stemmen veel u waerde lof verclaren.Ga naar voetnoot562
Brieff
 
Grootmoedich jongeling, waert sake, dat ghij droechtGa naar voetnoot563
 
Voor mij soo grote sorch, als ick schep ongenoechtGa naar voetnoot564
565[regelnummer]
Wt u perijkel swaer, en met u ben te lijen,Ga naar voetnoot565
 
In waerheit, ghij sout mij meer soecken te bevrijen
 
Wt de verwerde paen des doolhofs, daer mijn hart
 
En sinnen onvoordacht, soo wijt in sijn verwert,Ga naar voetnoot568
 
En wt het hardt gewelt vant monster ongenadich,Ga naar voetnoot569
570[regelnummer]
Dat mijn verheert verstant in boeijens hout gestadich,Ga naar voetnoot570
 
Meer, als ghij onvertsaecht u leven soeken soutGa naar voetnoot571
 
Te wagen inden hof van Daedalus gebouwt,
 
Tegen het monster wreet dat van u ondersaten,
 
Den ganschen afcoomst van ons eedel huis doet haten.
575[regelnummer]
Maer, las! den wreden loop der sterren liet niet toe,
 
Dat Theseus soude doen het geen dat ick nu doe,
 
Het geen dat ick nu doe door dwang van vreemde crachten.
 
Hoewel t mij tegen is, soo can ick niet verachtenGa naar voetnoot578
 
U liefde tot u lant, en deucht die ghij betoont,
580[regelnummer]
Door dien dat ghij u lijf noch leven niet verschoont
 
Voor uwe borgerij, want in mijn Minne druckich,
 
Wiens oorsaeck dat dit is houd' ick mij noch geluckich,Ga naar voetnoot582
[pagina 72]
[p. 72]
 
Om de waerdije van de geene die ick min.
 
Ach wat heeft oock mijn Liefd' al tegenspoedichs in!Ga naar voetnoot584
585[regelnummer]
De oorsaeck die mij doet mijn waerdich lief verkiesen
 
Is d'oorsaeck die mij doet mijn waerdich lief verliesen.
 
T'en waer u eele deucht, gh'en gaeft u in gevaer;Ga naar voetnoot587
 
Ick minden u oock niet indien dat n iet en waer.
 
Nu dan grootmoedich Prins, ghij sijt niet af te keren,Ga naar voetnoot589
590[regelnummer]
Vant heerelijck besluit, jck sal de Goden eerenGa naar voetnoot590
 
Met costel offerhant, en storten mijn gebeên,Ga naar voetnoot591
 
Op dat den groten Godt u d'overhant verleen,Ga naar voetnoot592
 
Gelijck u deucht verdient, van t woede dier verbolgen.Ga naar voetnoot593
 
Soo t mij geweigert wort, jck sal u haestich volgen
595[regelnummer]
Nae Plutoos duister rijck dat inden afgront leijt,
 
En brengen u de maer, hoe dat ghij wort beschreijt.
 
Dan soo 't Juppijn belieft u d'overhant te jonnen,
 
Soo wil hij Ariadn' het leven oock vergonnen,Ga naar voetnoot598
 
Die u vervolgen sal waer ghij sult hene gaen,Ga naar voetnoot599
600[regelnummer]
En soecken anders niet als u ten dienst te staen.Ga naar voetnoot600
 
 
 
Finis
Theseus
 
Hoe Theseus? ist een droom? jck soud' het garen weten.
 
Misschien de beeltenis van de Princes van Creten,
 
Die ghij op t costelijck bancket te nau besacht,
 
Nam een verholen plaets te vast in u gedacht,
605[regelnummer]
En nu u moede leen de trage slaep gedogen,Ga naar voetnoot605
 
Comt sij u in den droom dus onverwacht voor ooghen;
 
En t' schijnt dat u de schoon en hoochgeboren vrouw
[pagina 73]
[p. 73]
 
Versoeckt van minnen, dat u beter passen sou.Ga naar voetnoot608
 
Maer wat? is dit een droom? en hebb' ick niet in handen,Ga naar voetnoot609
610[regelnummer]
En voel, en sie 't pappier? dat haer betuicht te brandenGa naar voetnoot610
 
In Theseus hete min. En lees' ick niet het schrift?
 
Verstaen ick niet den sin? En houd' ick niet de gift,
 
Die sij sorchvuldich sandt, met wijsselijcke rede,Ga naar voetnoot613
 
Aen eenen die haer noijt de minste dienst en dede?
615[regelnummer]
Gelijck bemint gelijck. Een edel heus gemoet
 
Heeft derenis met sijns gelijcken tegenspoet.
 
Grootmoedige Princes van wtgenomen sinnen,Ga naar voetnoot617
 
Beminster van de Deucht, cieraet der Coninginnen,
 
Tot dat de bleeke doot mijn cloeke borst sal slaen,
620[regelnummer]
Sal uwe weldaet hooch daer in geschreven staen.
 
Nu Theseus, het is tijt, en ghij sijt, lang al, vaerdich,
 
Betoont dat ghij de gift van d'eedel vrouw sijt waerdich.
 
Siet hier den ingang van het doolhof; nu vaert wel
 
Mijn ondersaten al, en ijder meegesel,
625[regelnummer]
Die met mijn herwaerts quaemt. Indien ick wederkere,Ga naar voetnoot625
 
Ter werelt, en genoot noijt yemant groter eere.Ga naar voetnoot626
 
Indien ick sterref vroom, de Doot en sal mijn LofGa naar voetnoot627
 
Met mij niet wisschen wt, maer in het vrolijck hof,
 
Bij d'ander sielen vroom sal die mij vreuchde geven.
630[regelnummer]
Een schoonen sterrefdach vereert het gansche leven.Ga naar voetnoot630
[pagina 74]
[p. 74]

Derde deelGa naar voetnoot*

Theseus
 
Lof sij de groote Goon, tot mijwaerts welgeneicht.Ga naar voetnoot631
 
Gelijck een hoge roots, die door de wolken steijcht,
 
En past op donder, noch op blixems wreet verslinden,Ga naar voetnoot633
 
Maer met sijn trotse cruin den hogen hemel dreijcht,
635[regelnummer]
Blijft onbeweecht in spijt van de Noordooste winden,
 
Van hagel, en van sneeu die d'oopen lucht verblinden,Ga naar voetnoot636
 
En die sich d'ongenaed' des weders niet en creunt,Ga naar voetnoot637
 
Als ondergraven wort van veel gelijckgesinden,
 
Sijn wortel ofte voet, daer t heele lijf op steunt,
640[regelnummer]
Valt schielijck: van den val rontsom het Aertrijck dreunt,
 
Verschrikt de harders wuft, en de bewoonde steden,Ga naar voetnoot641
 
Soo dat het wilt gediert, dat in sijn holen weunt,
 
Verbaest te samen treckt sijn t'sidderige leden:Ga naar voetnoot643
 
Al eveneens soo ginck het op den dach van heden,
645[regelnummer]
Met het verwoede dier vermetelijck ontstelt,Ga naar voetnoot645
 
Wanneer ick onvertsaecht dat quam te moet getreden.Ga naar voetnoot632-646Ga naar voetnoot646
 
Het scheen onwinnelijck te wesen voor een helt,
 
Soo groot, soo dapper, en soo crachtich van gewelt,Ga naar voetnoot648
 
Soo overmoedich stont het op sijn fluxe beenen.Ga naar voetnoot649
650[regelnummer]
Door d'onvermoeyde deucht heb ick het neergevelt,Ga naar voetnoot650
[pagina 75]
[p. 75]
 
Int vruchtelose sant verlosser van Athenen.Ga naar voetnoot651
 
En als het storten neer soo heeft het mij geschenen,Ga naar voetnoot652
 
Dat vanden swaren slach de werelt werd' verdooft.Ga naar voetnoot653
 
Nochtans soo trad ick toe, en heb het voort met eenenGa naar voetnoot654
655[regelnummer]
Vervolgende mijn winst, cloeckmoedelijck berooft,Ga naar voetnoot655
 
Van sijn vervloeckte siel, en bloetbegerich hooft.
 
T' was doot, nochtans daer bij dorst ick mij nau vertrouwen,Ga naar voetnoot657
 
En heb het werrick van mijn handen nau gelooft,
 
Soo ijsselijcken lacht, vol wreetheit om aenschouwen.Ga naar voetnoot659
 
 
660[regelnummer]
Maer sacht wat, Theseus, sacht, wat comen hier voor vrouwen?Ga naar voetnoot631-660
Ariadne, Theseus
Ariadne
 
Met heussche groet,Ga naar voetnoot661
 
Met spelen en met singen
 
Gaet te gemoet,
 
Maechden en jongelingen,
665[regelnummer]
Aen hem die doet
 
Sijn vaderlant ontspringenGa naar voetnoot666
 
Wt tegenspoet.
 
 
 
Eeuwelijck past
 
Het desen dach te vieren,
670[regelnummer]
Hij heeft verrast
 
Het wreetste van de dieren,
 
Hieromme vastGa naar voetnoot672
 
Met veelheit van Laurieren,
 
Sijn hóóft belast.
[pagina 76]
[p. 76]
675[regelnummer]
Eeuwich gemelt
 
Werd' uwen naem door desen,Ga naar voetnoot676
 
Ter werelt, seltGa naar voetnoot677
 
Gh'u minnen doen en vresen,
 
En onvertelt
680[regelnummer]
Nieuwers u lof sal wesenGa naar voetnoot680
 
Grootmoedich helt.
 
 
 
Geen aertsche macht
 
Verwan het monster woedich,
 
Maer d'eedel cracht
685[regelnummer]
Van Theseus harte moedich,
 
Die vant geslacht
 
Der groote Goden goedich,Ga naar voetnoot687
 
Is voortgebracht.Ga naar voetnoot688
 
 
 
Dees Prince schrankGa naar voetnoot689
690[regelnummer]
U t'einde van u wenen,
 
Wanneer hij dwanckGa naar voetnoot691
 
Den mensche met vier beenen,Ga naar voetnoot692
 
Met blij geclanck
 
O borgers van Athenen,
695[regelnummer]
Tijdt opter ganck.Ga naar voetnoot695
 
Segt Theseus danck.
 
 
 
Minos, grootmoedich Prins, en d'heren altemale
 
Verwachten u te saem in sijn vercierde sale,
 
Om daer de Goden groot, als die u deên bijstant,Ga naar voetnoot699
700[regelnummer]
Te danken met gebeên, en costel offerhant,
 
En u t'onthalen nae verdienst van daden brave.
[pagina 77]
[p. 77]
Theseus
 
Voorsichtige Princes, ten waer u heussche gaveGa naar voetnoot702
 
Mij immers alsoo veel behouden hadd' als zij,Ga naar voetnoot703
 
Ick acht s'en cregen nu dees eere niet van mij.Ga naar voetnoot704
705[regelnummer]
Dewijl 't u soo belieft, gaen wij den Coning vinnen.Ga naar voetnoot705
Ariadne
 
Indien het u belieft, dit is den wech nae binnen.
Choor
 
Die t' wankel Aventuir verheft,Ga naar voetnoot707
 
Dat ongelijcke gaven geft,Ga naar voetnoot708
 
Mach vroolijck sijn geluck gebruicken;Ga naar voetnoot709
710[regelnummer]
Maer niet hovaerdich trots van roem,
 
Want s'werelts luck, dat is een bloemGa naar voetnoot711
 
Schoon opgedaen van swacker struicken.Ga naar voetnoot712
 
 
 
Het gene dat den mensch vermach,
 
Opt midden van de schoone dach,Ga naar voetnoot714
715[regelnummer]
En weet hij of hij sal vermogen,Ga naar voetnoot715
 
Wanneer het duister avont wert,
 
Alsoo met dicke wolcken swert,Ga naar voetnoot717
 
T'besluit des hemels is betogen.Ga naar voetnoot718
[pagina 78]
[p. 78]
 
Den mensche leeft in duisterheit,Ga naar voetnoot719
720[regelnummer]
En sonder oprecht onderscheijt,Ga naar voetnoot720
 
Van ware schad' en ware bate,
 
En dat hem scheen het hoochste luck,
 
Is dickwils oorsaeck van sijn druck,
 
En onderganck van al sijn state.
 
 
725[regelnummer]
Als t'geen daer hij te voet om viel,
 
En dat hij t'hoochste voordeel hiel,Ga naar voetnoot726
 
Hem bleeck opt hoochst te lopen tegen,
 
Beroudent dickwils menich man,Ga naar voetnoot728
 
Dat hij sijn schaed' ontsmeeckte, vanGa naar voetnoot729
730[regelnummer]
De Goden licht om te bewegen.Ga naar voetnoot719-730Ga naar voetnoot730
 
 
 
Tot noch heeft Theseus deurgebracht,
 
Sijn lofflijck leven hoochgeacht,
 
En doet nu nieuwen lof gewagen,Ga naar voetnoot733
 
Door dien het sterke monster wreet
735[regelnummer]
Athenens hart-verterend' leet,
 
Leijt door sijn rechterhant verslagen.
 
 
 
Sijn hoge lof gansch Creta crijt,Ga naar voetnoot737
 
En van de clanck den hemel splijt,Ga naar voetnoot738
 
Tot in Juppijns besonde salen,Ga naar voetnoot739
740[regelnummer]
Wanneer het wijs' Athenen hoort,
 
De tijding van de brave moort,Ga naar voetnoot741
 
Het sal sijn Prins als Godt onthalen.Ga naar voetnoot742
[pagina 79]
[p. 79]
 
Hij danckt hier van de Goden, maer
 
Wie weet of het niet beter waer,
745[regelnummer]
Dat hij daer loflijck waer gebleven,Ga naar voetnoot745
 
Alsoo ter werelt menich Prins,
 
Die loflijck leefden nae sijn wins,
 
Sijn lof verloor door lang te leven.Ga naar voetnoot740-748
 
 
 
De schand' is doot van t'eedel huys,
750[regelnummer]
De soone van den stier oncuis,
 
En van de dulle vrouw becoorich.Ga naar voetnoot751
 
Een wtgelaten vrolijckheit
 
Sich door het open hof verspreit,
 
En maeckt de gansche stadt baloorich.Ga naar voetnoot754
 
 
755[regelnummer]
De schoone Coninx dochter blij
 
Vint haer aen Theseus waerde zij,Ga naar voetnoot756
 
Die haer sijn wedermin gaet togen;Ga naar voetnoot757
 
Waer door s' haer selven soo vergeet,
 
Dat sij haer niet te veijnsen weet,Ga naar voetnoot759
760[regelnummer]
Maer hangt gestadich aen sijn ooghen.Ga naar voetnoot760
 
 
 
Ghij waent u vlamme werdt geblust,
 
En beeldt u in, de meeste lustGa naar voetnoot762
 
Princes, die Godt u can verlenen:
 
O blint vertrouwen desen dach
765[regelnummer]
Wel wesen het beginsel mach,Ga naar voetnoot765
 
Van u en al t geslachts verclenen.Ga naar voetnoot766
[pagina 80]
[p. 80]
Theseus, Ariadne
Theseus
 
D'ondrachelijckste smert die jck gedooch, mijn vrouwe,Ga naar voetnoot767
 
Is mij te merken dat ghij twijffelt aen mijn trouwe.
 
Princes, eer sal ick wt dit eilant wijtvermaert
770[regelnummer]
Nae t' wijs Athenen toe mijn reijse doen te paert;
 
Het menschelijck geslacht sal d'Aerde laten varen,
 
En bouwen steden grof tot woonplaets op de baren;Ga naar voetnoot772
 
De beeck sal climmen op tegen t' geberrecht aen,Ga naar voetnoot773
 
De vlam sal nerewaerts in plaets van opwaerts gaen;
775[regelnummer]
De Sonne sal hem in sijn susters wagen setten,Ga naar voetnoot775
 
Des Uchtens wangen sal de bleeke Maen blancketten;
 
Dats meer mijn hete Min sal lesschen sijnen dorst,Ga naar voetnoot777
 
Eer Ariadnes naem sal gaen wt Theseus borst.
 
Dies maeckt, Princes, een eijnt van u wemoedich duchten.
Ariadne
780[regelnummer]
Ayme! grootmoedich Prins, sal ick met u gaen vluchten,
 
Verlaten goedt, en bloedt, en mijn heer Vaders hof,
 
Mijn twijffelige sorch neemt mij ten besten of.Ga naar voetnoot782
 
De grootheit van t' geluck doet mijn in vrese leven.
 
Afsnijend' ander hoop, sal jck mij moeten geven
785[regelnummer]
Alleen in u genaed' indien het dan geviel,Ga naar voetnoot785
 
Dat uwer Edelheit van mij niet meer en hiel,Ga naar voetnoot786
 
Als menich ander die verachten sijn vriendinne,
[pagina 81]
[p. 81]
 
Nae t'jonstelijck genot van sijn vercoelde Minne,
 
Wat wtcoomst stont mij op? Wat toevlucht doch? Wat raet?Ga naar voetnoot789
790[regelnummer]
Waer keerd' ick heen?
Theseus
 
Godin; Indien jck u verlaet,
 
Soo wensch' jck, dat de Goon tot genen tijt gedogen,
 
Dat mijnen Vader grijs aenschouwe met sijn oogen,
 
Sijn onverwonnen soon, noch door mijn wederkeer,
 
Deelachtig werd' de lust van mijn vercregen Eer,
795[regelnummer]
Maer dat mijn borgers in de plaetse van verheugen,
 
Van vieren, en van blijd onthael, aenrechten meugenGa naar voetnoot796
 
De leyde stacy van een overdroevich lijck,Ga naar voetnoot797
 
En met verdrietich wee ontcieren t' gansche rijck.
 
Ick sal, Princesse waert, stelt u gemoet te vreden,
800[regelnummer]
U eeren, u ontsien, u dienen t' aller steden,Ga naar voetnoot800
 
Indien dat jck met u, uws vaders hant ontvlie.Ga naar voetnoot801
Ariadne
 
Ach Minne! nu dan, t' geen dat u belieft geschie.Ga naar voetnoot802
Theseus
 
Nu moet! Alcander gaet flux heimelijck bestellen,Ga naar voetnoot803
 
Dat schippers, stierlien, met de radde bootsgesellen,Ga naar voetnoot804
805[regelnummer]
Passen gereet te sijn tegen de middernacht,Ga naar voetnoot805
 
Wanneer de Werelt van de diepste slaep becrachtGa naar voetnoot806
 
Geen ommesien en heeft wat ander liên bedrijven,Ga naar voetnoot807
 
Want jck besloten ben niet langer hier te blijven.
[pagina 82]
[p. 82]

Vierde deel

Aegle
 
Ick schouw de werelt aen,Ga naar voetnoot809
810[regelnummer]
En nae gewoonte gaen
 
Sie jck vast alle dingen,Ga naar voetnoot811
 
Sij sijn dan groot of cleen;
 
Maer jck helas! alleen
 
Blijf vol veranderingen.
 
 
815[regelnummer]
De dach die voert de nacht,Ga naar voetnoot815
 
Het wintge wispelt sacht,
 
Over de groene dallen,
 
Het wout de bergen ciert,
 
Maer jck ben heel verkiert,Ga naar voetnoot819
820[regelnummer]
En blijf verkiert in allen.Ga naar voetnoot820
 
 
 
De Son, nae d'oude sleur,
 
De doode cruiden, deur
 
Sijn hitte, doet verrijsen,
 
Die doen haer open blij;
825[regelnummer]
Maer wie can doch in mij
 
Levendich leven wijsen?
 
 
 
Het teder swacke gras,Ga naar voetnoot827
 
En t vrolijcke gewas
[pagina 83]
[p. 83]
 
Bedijt bij dauw en regen,Ga naar voetnoot829
830[regelnummer]
Diet dorstich aertrijck voedt;
 
Maer wat dat mijn ontmoet,Ga naar voetnoot831
 
T'is nemmermeer te degen.Ga naar voetnoot832
 
 
 
Het wilt gedierte springt,
 
T' gevogelt dertel singt,
835[regelnummer]
De wufte Nimphen voegenGa naar voetnoot835
 
Bebloemt haer aen den dans;Ga naar voetnoot836
 
Maer cruit noch rosecrans
 
En can mijn lust vernoegen.
 
 
 
Een ander heb de loopGa naar voetnoot839
840[regelnummer]
Van Satyrs over hoopGa naar voetnoot840
 
Vervolcht aen alle sijen,
 
Dat luttel Nymphen cruist;Ga naar voetnoot842
 
Maer jck ben niet verkuistGa naar voetnoot843
 
Met haer brooddronken vrijen.
 
 
845[regelnummer]
Het geile vee nae lust
 
Sijn honger plechtich blust;Ga naar voetnoot846
 
Van steijle rootsen vlieten
 
De beken seewaert in;Ga naar voetnoot848
 
Maer jck draech leijde Min,Ga naar voetnoot849
850[regelnummer]
En canse niet genieten.
 
 
 
Wanneer de gulden Son aen d'ander werelt licht,Ga naar voetnoot851
 
En d' Aerd' haer schaduw set tusschen sijn aengesicht,
 
En tusschen t' aengesicht des Maens; men siet bevlecken
[pagina 84]
[p. 84]
 
Haer aengename licht, en clare glans betrecken
855[regelnummer]
Met naere duisternis, die comend' onverwachtGa naar voetnoot855
 
Verbaest met nieuwe schrick t' onwetend' Aertsch geslacht.Ga naar voetnoot856
 
Behoeftich moet jck oock op sulken wijse quijnen,
 
Soo lang als ick ontbeer de clare Sonneschijnen,
 
O Theseus, van u ooch, soo lang als jck ontbeer,
860[regelnummer]
U vriendelijcke jonst mijns levens vreuchde teer,
 
Soo lang als jck ontbeer u tegenwoordich wesen,Ga naar voetnoot861
 
Soo leev' ick in een zee van hopen en van vresen.
 
Maer, las! ghij denckt niet eens grootmoedich edel helt,
 
Dat ick t' sint u vertreck heb d'wren droef getelt,
865[regelnummer]
Welck' int verlopen traech mij schenen stil te toeven
 
En wt mijn bittre smert een soete smaeck te proeven.
 
Maer mijns gedachtenis, helas! is oock soo verdtGa naar voetnoot867
 
Als t lichaem van u is gevloden wt u hart.
 
Mijn ongelijck ist u, dat ghij u waerde MinneGa naar voetnoot869
870[regelnummer]
Op sterffelijcke vrouw verplant van een Godinne,
 
Godin die soo veel leets om uwent wil geschiet,
 
Dat het onsterffelijck te wesen haer verdriet.
 
Ghij doet u selfs te cort; daerom, in plaets van wrakeGa naar voetnoot873
 
Te nemen over u, jck medelijden smake.
875[regelnummer]
Een sterffelijcke vrouw onthout mij mijn geneucht,
 
Maer sij en sal niet lang genieten dese vreucht,
 
Indien jck Aegle ben, Aegle, die door de crachtenGa naar voetnoot877
[pagina 85]
[p. 85]
 
Van woorden, en van cruit, dick op verscheiden nachten,Ga naar voetnoot878
 
Int midden van haer loop heb schielijck stil doen staen,
880[regelnummer]
De paerden allebeij van de besworen Maen.Ga naar voetnoot880
 
Indien jck door de cracht en const van toverijen,
 
Het lopend'jaer heb doen vergissen sijn getijen,
 
En t' Aertrijck ongesien begraven in de sneeu,Ga naar voetnoot883
 
Als de naebije Son versocht den heten leeuw;Ga naar voetnoot884
885[regelnummer]
En als hij nae den ram ging sijnen wagen stieren,Ga naar voetnoot885
 
De bomen met haer ooft, met cooren t velt vercieren;Ga naar voetnoot886
 
Indien ick sonder wint met ijsselijck gerucht,Ga naar voetnoot887
 
De trotse golven heb doen rijsen in de lucht,Ga naar voetnoot888
 
En heb de selve weer verboden haer te roeren,Ga naar voetnoot889
890[regelnummer]
Wanneer den Noordenwint met haer quam oorloch voeren;Ga naar voetnoot890
 
Indien ick heb de loop des snellen beecks belet,
 
En t' water wt de zee doen climmen op sijn bedt;Ga naar voetnoot892
 
En t' water des fonteins in stee van wech te loopen,Ga naar voetnoot893
 
Doen blijvend' op sijn plaets hooch op malcander hoopen;
895[regelnummer]
En jck tot lust van mijn gespelen, s'avonts laet
 
Heb het ontwortelt wout doen dansen op de maet;
 
En alles wtgerecht, wat datter schijnt te wesen
 
Tegen de vaste wet van de natuir; jn desen,
 
Sal ick door mijne cunst oock houden d' overhant.
900[regelnummer]
De tijt sal comen dat de Minne, die nu brant
 
Het harte van mijn lief, niet meer sijn hart sal crenken,
 
Als nu mijn Minne doet, daer hij niet op mach denken.Ga naar voetnoot902
[pagina 86]
[p. 86]
 
Ghij die de roeste, maer de straffe scepter draechtGa naar voetnoot903
 
Van t duister naere rijck met schrick en anxt geplaecht,Ga naar voetnoot904
905[regelnummer]
Drievuldig' Hecate betoont mijn uwe jonste;Ga naar voetnoot905
 
Indien jck oijt naer eisch van de vervloeckte conste,
 
Met warrem menschen bloet gelijck mij was geleert,
 
En mager beesten swert u outars heb vereert;
 
Heb jck u oijt met roock van doode menschen leden,
910[regelnummer]
En met het storten van afgrijslike gebeden,
 
Met grouwelijcke dienst nae de manier versaet,Ga naar voetnoot911
 
Soo comt mij nu ter tijt in mijn opstel te baet.Ga naar voetnoot912
 
 
 
En ghij o Coninck wreet die de bedruckte sielenGa naar voetnoot913
 
Een ijder nae verdienst met straffe doet bedielen,Ga naar voetnoot914
915[regelnummer]
En over t lichte volck strenge geboden geeft,
 
Onder wiens tyrannij den woesten afgront beeft,
 
Wiens donderige stem de raserijen vresen,Ga naar voetnoot917
 
En t' nevelachtich hof, wilt mij te wille wesen.Ga naar voetnoot918
 
 
 
Tysiphone' en Megera' en steurt u daerom niet,Ga naar voetnoot919
920[regelnummer]
Datmen u suster hier in s'werelts licht ontbiet,
 
Haer selschap suldij maer een corte tijt ontberen,
 
Tot sij mijn heeft gedient dan salse wederkeren.
 
 
 
Toont altesaem u jonst dat ick mach varen voort,
 
Siet hier al t'geen gereet wat tot de saeck behoort.
 
 
925[regelnummer]
Hecate dits u crans gevlecht van negen slangen.Ga naar voetnoot925
[pagina 87]
[p. 87]
 
Dits eeners lever die sich sellef had verhangen.Ga naar voetnoot926
 
Van een driejarich draeck is dit geronnen bloet.
 
En dits een nachtwls gal die dickwils wonder doet.
 
En van een swerte kat sijn allebeij des' oogen,
930[regelnummer]
Die jck haer levendich heb wt het hooft getogen.
 
Een hongerigen hont heeft aen dit been geknaecht,Ga naar voetnoot931
 
En op sijn meeste lust heb ick het hem ontjaecht.Ga naar voetnoot932
 
Dit is de pluim van Stryx een eysselijcke veugel,Ga naar voetnoot933
 
Diese gestroijt heeft wt haer naere slinker vleugel.Ga naar voetnoot934
935[regelnummer]
Dees baert heb ick een wolf al slapend' afgesneên.
 
En dese keersen sijn van merch wt mensche been.
 
Mijn beevaert is gedaen als toveressen plegen,Ga naar voetnoot937
 
Barvoets doort naere wout, en eensaem ommewegen.Ga naar voetnoot938
 
Geen ding en is versuimt, daer door besweer jck dij.
940[regelnummer]
Alecto, dat ghij hyer terstont verschijnt voor mij,
 
Flux haest u Raserij, al eer dat jck mij wende
 
Tot woorden, die u staen doen souden over endeGa naar voetnoot942
 
U swart venijnich hayr, tot woorden daer de vrouwGa naar voetnoot943
 
En Coningin des Hels, bevreest voor beven souw.Ga naar voetnoot940-944
Aegle, Alecto
Aegle
945[regelnummer]
Alecto, Alecto, Alecto.
Alecto
 
Wee de druckige AerdeGa naar voetnoot945
 
Die noijt een droever quaet dan jck en ben, beswaerde.
 
Wie ist die met gewelt int licht mij comen doetGa naar voetnoot947
[pagina 88]
[p. 88]
 
Van de gehate dach? Wie dwingt mij dat ick moetGa naar voetnoot948a
 
Laten de droeve cuil vol eijsselijcke beesten,Ga naar voetnoot949
950[regelnummer]
Die tot quellagie sijn van de verdoemde geesten?
 
Aegle wats u begeert?
Aegle
 
Alecto jck bevinGa naar voetnoot951
 
Door crachte van mijn const, dat Theseus sijne Min
 
Stantvastich heeft geleyt op de Princes van Creten;
 
Dies jck begeer van u, wat hij nu maeckt te weten,Ga naar voetnoot954
955[regelnummer]
Alsoo ghij t' alles weet watter ter werelt schiedt.
Alecto
 
Weet dan, dat Theseus nu met Ariadne vliedt
 
Door d'ongebaende zee, en heeft haer meegenomen
 
Sonder haer Vaders raet, om herwaerts mee te comen;Ga naar voetnoot958
 
Des vlucht hij nu sijn best om Minos hant t' ontgaen,Ga naar voetnoot959
960[regelnummer]
En meent te Naxos nu te nacht te leggen aen,
 
Om sijnen leger op het eijlant te gaen stellen,Ga naar voetnoot961
 
En te verversschen sijn vermoeyde bootsgesellen.Ga naar voetnoot962
 
Hier hebdij dat ick weet geeft mij mijn oorlof dan.Ga naar voetnoot963
Aegle
 
Noch niet. Maer mijn gedaent terstont gaet trecken an,
965[regelnummer]
En als de naere nacht het Aertrijck heeft betogen,Ga naar voetnoot965
 
Soo comt te Naxos voor mijn Theseus bedt gevlogen,
 
En spreekt hem heftich aen in dese mijn gedaent,
 
Maer mager, ende bleeck, en bitterlijck betraent.
 
Met strenge woorden comt over sijn ontrouw clagen,
970[regelnummer]
En blaest hem in u gift om sijn gemoet te knagen.
[pagina 89]
[p. 89]
 
En treft hem met u toorts, op dat hij sich verbaes,Ga naar voetnoot971
 
En onverduldich door berouw van ontrouw raes,Ga naar voetnoot972
 
En rasende begeef sich herwaerts op de baren,
 
En laet sijn nieuwe Lief, en nieuwe Liefde vaeren.
975[regelnummer]
Haestich van hier vertreckt, en mijn gebodt voldoet.
Alecto
 
Het geen dat ghij gebiedt, volbreng' ick metter spoet.
Choor
 
Het valsch geluck dat heeft gelogen,Ga naar voetnoot977
 
Met schoon momaensicht veur,
 
Het eedel Coninx huis bedrogen,
980[regelnummer]
Raeckt schielijck in getreur,
 
Alst in sijn meeste fleur,
 
De tijt met vreuchden overbrachte,Ga naar voetnoot982
 
En luttel op de droefheit dachte,
 
Doe stont die las! alreede voor de deur.
 
 
985[regelnummer]
Doe voorspoet sich alleen vertoochdeGa naar voetnoot985
 
Met aengenaem gelaet,
 
Op tegenspoet men niet en oochde,
 
Noch t' overhangend quaet;Ga naar voetnoot988
 
Helas soo luttel raet
990[regelnummer]
Weet den verwaenden mensch ellendich,
 
Tegen t' geluck heel onbestendich,
 
Dat eenen oogenblick niet stil en staet.
 
 
 
T' Geluck dat is alleen gestadich
 
In ongestadicheit,
995[regelnummer]
Dat velt de Princen overdadichGa naar voetnoot995
[pagina 90]
[p. 90]
 
Van haer grootachtbaerheit,
 
En sonder onderscheit
 
Verheft het weer de slechte lieden,Ga naar voetnoot998
 
Tot hoge staet, en trots gebieden,
1000[regelnummer]
Die t luttel tijts daer nae den val bereyt.Ga naar voetnoot993-1000
 
 
 
Indien t' geluck gewent te wenden,
 
Sich nimmer stil en set,
 
Geen hoge moet en sal verblendenGa naar voetnoot1003
 
De geen die daer op let;
1005[regelnummer]
Die wijsselijck betret
 
Des werelts padt, sal stadich vresen,Ga naar voetnoot1006
 
Als hij voorspoedich schijnt te wesen,
 
Soo raeckt hij door geen onvoorsicht int net.Ga naar voetnoot1008
 
 
 
Indien t' Geluck gewent te keren,
1010[regelnummer]
Sich nemmermeer set vast,
 
Men sal t' gemoet oock niet verneren,Ga naar voetnoot1011
 
Van ongeluck verrast,
 
Maer alsmen is belast,
 
Met hoop sijn ongeluck besuiren,Ga naar voetnoot1014
1015[regelnummer]
Alsoo noch goet, noch quaet can duiren,
 
Het welck den mensch t' oneffen annetast.Ga naar voetnoot1016
 
 
 
Het hof geleert met sijne schade
 
Hoe seer t' verandren can,
 
En comt sijn druck niet eens te stade,
1020[regelnummer]
Noch leert niet eens daer an,
 
Dat wederomme van
 
De tegenspoet can voorspoet comen,
 
Waer door cond' hope sijn genomen,
 
Die inden druck vertroosten menich man.
 
 
1025[regelnummer]
Het anxstich hofgesin verslagenGa naar voetnoot1025
[pagina 91]
[p. 91]
 
Door t schielijck ongeval,
 
Doet al het lant van Creta wagenGa naar voetnoot1027
 
Met ijsselijck geschalGa naar voetnoot1028
 
Van crijslien overal,
1030[regelnummer]
De wackre roijers haer vercloeckenGa naar voetnoot1030
 
Om met galeijen snel te soecken,
 
D'ontschaekte maecht gevoert nae vreemde wal.
 
 
 
Maer wie sal Ariadne vinden?
 
Die met haer liefste vliedt,
1035[regelnummer]
Met jonste van de dienstbaer windenGa naar voetnoot1035
 
Door Thetys woest gebiedt,Ga naar voetnoot1036
 
Daermen geen spoor in siet?Ga naar voetnoot1037
 
Een ijder mach een man verstrecken,Ga naar voetnoot1038
 
Het seijl tot inden top optrecken,Ga naar voetnoot1039
1040[regelnummer]
En roeyen al sijn best maer meest om niet.Ga naar voetnoot1040
 
 
 
Doe men in voorspoet welich blonken,
 
Wast tijt om toe te sien,
 
Maer weelde maeckt de menschen droncken,
 
Dies t' ongeluck moet schien,Ga naar voetnoot1044
1045[regelnummer]
En nu men druck bespien,Ga naar voetnoot1045
 
Moetmer met lijdsaemheit in wandren,Ga naar voetnoot1046
 
Denckende dat het can verandren,
 
En achtent dranck die ons ten besten dien.Ga naar voetnoot977-1048Ga naar voetnoot1048
[pagina 92]
[p. 92]
Alecto, (inde gedaent van) Aegle; TheseusGa naar voetnoot*
Alecto
 
Wee Theseus, Theseus wee! Waer Theseus is u trouwe?
1050[regelnummer]
Dat ghij u lichte Min op sterffelijcke vrouwe,
 
Op sterffelijcke vrouw u Minne stellen gaet,
 
En mij een veltgodin onwaerdelijck verlaet,Ga naar voetnoot1052
 
Godinne die ghij weet in uwe Min te blaken,
 
Godinne die om u draech mager bleke kaken,
1055[regelnummer]
Godinne die van smert d' onsterflijckheit is leet,
 
Wat isser dat ghij die soo trouweloos vergeet!
 
Soo trouweloos vergeet, en brengt wt vreemden lande,Ga naar voetnoot1057
 
Een nieu wtheemsche bruit tot mijner spot, en schande?Ga naar voetnoot1058
 
Dees trouweloosheits vleck u hoge naem bemorst.
1060[regelnummer]
Een nieu ontsteken vlam plondert u cloecke borst.
 
Hoe Theseus? hoe? wats dit? De geen die mij bedrogenGa naar voetnoot1061
 
Met sulken ijvers schijn, sijn die beloften loogen?Ga naar voetnoot1062
 
Ick sweer u bij mijn eer, dat nemmer ander brant
 
Dan Aegle, vatten sal (seydij) mijn ingewant.
1065[regelnummer]
Wee u lichtvaerdicheit, ghij sultse noch ontgelden!
 
Wee d'wr! wee t' oogenblick dat ghij u minne stelden
 
Op nieu vercosen lief, en d'oude Min vergaet!Ga naar voetnoot1067
 
Het sal u rouwen, maer alst rouwen comt te laet.Ga naar voetnoot1068
Theseus
 
Aegle waer heen? hoe nu? wildij u lief ontvlieden?
1070[regelnummer]
Ayme vervloeckte tijt dat nieuwe vlammen brieden
 
Mijn trouwelose borst! Ayme vervloeckte tijt,
 
Dat ghij Cretenser maecht mijn eerst verschenen zijt!Ga naar voetnoot1071b-1072Ga naar voetnoot1072
[pagina 93]
[p. 93]
 
Aegle waer vliedij heen? bedroefde veltgodinne?
 
Ick voel verwecken t' vuyr van mijn begraven minne.Ga naar voetnoot1074
1075[regelnummer]
Aegle, wat hartseer heeft u wangen root ontciert?
 
Hoe comt dat ghij u hayr met huif noch snoer beniert?Ga naar voetnoot1076
 
U effen voorhooft lijckt het selve niet met allen.Ga naar voetnoot1077
 
Hoe comt u aenschijn fris dus mager jngevallen?
 
 
 
U ontrouw, Theseus, ist, u ontrouw die haer quelt,
1080[regelnummer]
Dat ghijse soo vergeet, en in haer plaetse stelt
 
Een sterffelijcke vrouw, dies sijdij wel onwaerdich,Ga naar voetnoot1081
 
Ondanckbaer, onbeschaemt, oneerlijck, en onaerdich.Ga naar voetnoot1082
 
Ay Aegle' u ijdel beelt verschijnt mij inden droom,Ga naar voetnoot1083
 
Maer jck begeef mij met mijn schepen op de stroom,
1085[regelnummer]
Om keren thuisewaerts, en op een cort te vinnen,Ga naar voetnoot1085
 
D'alderbegaefste van de blije bos-godinnen.
 
Alcander vliecht voor heen, en doet van stonden aenGa naar voetnoot1087
 
De schepen maken ree om vaerdich t'seil te gaen.
 
Ick vollich u mijn best, en wil de vrouwe laten,Ga naar voetnoot1089
1090[regelnummer]
Terwijle datse slaept, soo salse met haer praten,Ga naar voetnoot1090
 
En jammerlijck gebaer niet keren mijn gemoet;Ga naar voetnoot1091
 
Beter ellendich haer als jck in tegenspoet.Ga naar voetnoot1049-1092Ga naar voetnoot1092
[pagina 94]
[p. 94]

Vijfde deelGa naar voetnoot*

Ariadne, Corcyne
Ariadne
 
Wat schrickelijcke droom beswaert mijn hart met anxste?
 
Lof hebbe Godt, ick ben ontwaeckt opt alderbangste.
1095[regelnummer]
Mijn troost waer sijdij? slaept ghij noch? de Morgenstont
 
Vertoocht haer aenschijn blanck, en roo coralen mont.Ga naar voetnoot1096
 
Hoe Theseus? hoe mijn hart? wats dit? de lege plaetse?
 
Hoe Theseus? stadij op van Ariadne'? en laetseGa naar voetnoot1098
 
Sonder te seggen wat u tot het rijsen port?Ga naar voetnoot1099
1100[regelnummer]
Waer sijdij? och mijn hoop! antwoort mij op een cort.Ga naar voetnoot1100
 
Corcyne.
Corcyne
 
Dochter.
Ariadne
 
Wats van Theseus?
Corcyne
 
Dats een vrage
 
Die u antwoort vereyscht.Ga naar voetnoot1102
Ariadne
 
Ayme! wat swaerder plage!
 
Weet ghij niet van mijn Lief?
Corcyne
 
Ick denck niet dat ghij boert.Ga naar voetnoot1103
 
Is Theseus wech, en heeft ons niet met hem gevoert?
1105[regelnummer]
Hou Theseus! t' gansche wout verhaelt mijn deerlijck crijten,Ga naar voetnoot1105
 
Maer Theseus antwoort niet.
[pagina 95]
[p. 95]
Ariadne
 
Dits tijt onnut verslijten,
 
Vliet flux doort luwe bosch, en soeckt al landwaert in,
 
Ick loop aen strant besien oft ick de schepen vin.Ga naar voetnoot1108
 
Malcander sullen wij hier vinden weer int leste.
Corcyne
1110[regelnummer]
Dochter Adieu.
Ariadne
 
Adieu mijn moeder doet u beste.
 
 
 
Ayme! mijn vrees is groot, nochtans dat Theseus vlietGa naar voetnoot1111
 
Sonder sijn waerde Lief, en tuicht mij t' harte niet;Ga naar voetnoot1112
 
Soo grote ondanckbaerheit en can in hem niet vaten.Ga naar voetnoot1113
 
Nochtans heeft menich man ondanckbaerlijck verlaten,
1115[regelnummer]
Sijn wtvercoren vrouw die hem vertrouden ,,ras,
 
In wiens bereijde jonst hij meest gehouden ,,was.Ga naar voetnoot1116
 
Oft' trouw of ontrouw is comt mij wel haest int lichte,
 
Want zeewaert in is van dees plaets een vrij gesichte.
 
 
 
Ayme! verrader valsch, Ay vuil oneedel hart!Ga naar voetnoot1119
1120[regelnummer]
Bedriechelijcke schelm! en dat mij t meeste smert,Ga naar voetnoot1120
 
Ondanckbaer voor de jonst, waer van ghij waert onwaerdich!
 
Geveinsder als geveinst, en lichter als lichtvaerdich!
 
Meineedige rabaut! ghij sijt niet vant geslachtGa naar voetnoot1123
 
Der goedertieren Goon; maer ghij sijt voort gebracht
1125[regelnummer]
Int Noorden dick besneeut, daer niet en is te vinnen,
[pagina 96]
[p. 96]
 
Dan alle wreetheit stuyrs, de briesschende leeuwinnen
 
Hebben u daer gesoocht, Tijger en Beyr verwoetGa naar voetnoot1126b-1127a
 
Hebben met raeuwe spijs u jonckheit opgevoet.
 
Een treffelijcke roem, ghij hebt een vrouw bedrogen.Ga naar voetnoot1129
 
 
1130[regelnummer]
Waer henen Theseus? keert u seilen opgetogen,Ga naar voetnoot1130
 
Went Theseus, en verschoont u ingebogen mast.Ga naar voetnoot1131
 
Hout Theseus, hout, u schip heeft niet sijn volle last.Ga naar voetnoot1132
 
Neemt mijn alleen noch in, dat can u luttel schaden,
 
Ghij voert mijn siel, mijn lijf sal u niet overladen.Ga naar voetnoot1134
 
 
1135[regelnummer]
Is dit u trouwe? dit uwe beloften schoon?Ga naar voetnoot1135
 
Is dit de danckbaerheit? dit een verdienden loonGa naar voetnoot1136
 
Voor mijn betoochde jonst? die ghij mij swoert t' onthouwen,Ga naar voetnoot1137
 
Soo lang de sterren aen den hemel weyden souwen.
 
Aenschout de claere Son wiens Gotheit ghij bedriecht,
1140[regelnummer]
Dits mijn getuich, dat ghij meineedelijcken liecht.Ga naar voetnoot1140
 
Vliet henen, vliedt u best, ghij sult int eijnt bespieden,Ga naar voetnoot1141
 
Dat ghij mij wel, maer niet de Goden cunt ontvlieden,
 
Wiens hoocheit dat ghij swoert; die sullen hare saeckGa naar voetnoot1143
 
Vervolgen bet als jck, en met geen slechte wraeck.Ga naar voetnoot1144
1145[regelnummer]
Haer bid jck errenstich dat zij rampsalich schennen,Ga naar voetnoot1145
 
En u geen minder quaet, dan ghij mij doet, toesennen.Ga naar voetnoot1146
[pagina 97]
[p. 97]
 
Helaes bedroefde vrouw! Waer sal jck vlieden heen?
 
Wat gaet mijn aen? voor wie laet ghij mijn hier alleen?
 
De wint die voert u nae de stemme van mijn clagen,
1150[regelnummer]
Maer sneller issij in u seilen voor te jagen.Ga naar voetnoot1149-1150Ga naar voetnoot1150
 
 
 
Waer sijdij wrede doot? wat ist dat ghij vertoeft?
 
Siet hier benaude borst, die u ontset behoeft.Ga naar voetnoot1152
 
Wreet seg jck, wrede doot, niet om u wreet verslinden,Ga naar voetnoot1153
 
Maar om u wreet vertreck. Ick sal u selve vinden,Ga naar voetnoot1154
1155[regelnummer]
Indien ghij noch verbeijt. Ick wil mij werpen drae
 
Inde verbolgen zee, en drijven Theseus nae.Ga naar voetnoot1156
 
Haest dat mijn coude lijck hem eenen traen afdringe.Ga naar voetnoot1157
 
Adieu verdrietich licht. Siet hier de plaets, jck springe.Ga naar voetnoot1158
 
 
 
Ay bloode levens lust! met wat pluimstrijckerij
1160[regelnummer]
Comt ghij en set mijn cloeck voornemen aen een sij?
 
Neen, neen, het is om niet, de doot sal mij vernielen,
 
Herbergen sal jck gaen bij de bedroefde sielen,Ga naar voetnoot1162
 
Die ongeluckich hier ter werelt sijn geweest,
 
Maer trouw in haere Min. Hoe? sijdij noch bedeest?Ga naar voetnoot1164
1165[regelnummer]
Nu Conincklijck gemoet, betoont u vroom int sterven!
 
Van commer moet ghij doch nootsakelijck bedervenGa naar voetnoot1166
 
Ten langen lesten hier, jndien ghij u verschoont;Ga naar voetnoot1167
 
Want dits een eylant woest, daer God noch mensche woont,Ga naar voetnoot1168
[pagina 98]
[p. 98]
 
Die u verquicken, of eenige troost can geven,
1170[regelnummer]
En als ghij in ellendt eindicht u droeve leven,
 
En salder niemant sijn die u de oogen luick,
 
Niemant die u begraef, ten sij dat in haer buick
 
Misschien een deerlijck graf de dieren u bereijden,
 
Die in dees bosschen dicht haer wilde leven leijden,Ga naar voetnoot1170-1174
1175[regelnummer]
En hebben, nu misschien, u voester al geschent,Ga naar voetnoot1172-1175Ga naar voetnoot1175
 
Die ghij doort wilde wout lichtvaerdich henen sendt,
 
Om u lichtvaerdich Lief daer te vergeefs te soecken,
 
Die zeewaert inne seijlt, met sijn gespannen doecken.Ga naar voetnoot1178
 
Wat beijdij dan? Wat sijdij voor de Doot vervaert?Ga naar voetnoot1179
Corcyne, Ariadne
Corcyne
1180[regelnummer]
Ach, hopelose vrouw! niet soo mistroostich baert,Ga naar voetnoot1180
 
Verschoont u leven jonck, en wilt eens overwegen.
 
Dat de grootmoedicheit geenssins en is gelegen,
 
Int wenschen om de doot, wanneer u leet ontmoet;Ga naar voetnoot1183
 
Maer, int verdragen vande sware tegenspoet.
1185[regelnummer]
Laet daer in blijckelijck u manlijck harte werden.Ga naar voetnoot1185
Ariadne
 
T'is dulheit in sijn smert al willens te volharden.Ga naar voetnoot1186
Corcyne
 
T'is billijck dat van Godt ghij uwe tijt verwacht.Ga naar voetnoot1187
Ariadne
 
Godt heeft mijn sterrefdach gelaten in mijn macht.
[pagina 99]
[p. 99]
Corcyne
 
Ghij quaemt niet, als ghij wout, het leven annevaten,Ga naar voetnoot1189
1190[regelnummer]
Maer als het Godt geviel; des moochdijt niet verlaten,Ga naar voetnoot1190
 
Voor dat het hem gevalt die t' u gegeven heeft.
Ariadne
 
T' gevalt geen goede Godt datmen ellendich leeft.
Corcyne
 
Soo lang ghij sijt te lijf, can t aventuir noch wenden.Ga naar voetnoot1193
Ariadne
 
Helas! Wat aventuir can mij geluck toesenden?
Corcyne
1195[regelnummer]
Het selve dat u heeft van u geluck ontbloot.
Ariadne
 
Och dat is ongesien, in dees wterste noot.Ga naar voetnoot1196
Corcyne
 
U ongeluck wast mee, ten is niet lang geleden.Ga naar voetnoot1197
Ariadne
 
Bedriechlijk is de hoop diemen neemt sonder reden.
Corcyne
 
Hoe sonder reden? dunckt u dan soo ongesienGa naar voetnoot1199
1200[regelnummer]
Te raken hier van daen? En can het niet geschien
 
Dat eenich schip van hier coom lichten beij ons-lieden?Ga naar voetnoot1201
Ariadne
 
Genomen het gebeur, waer sal ick hene vlieden?
[pagina 100]
[p. 100]
 
Nae Griecken, daermen mij sou weren van de wal?Ga naar voetnoot1203
 
Ofte nae Creten? daer men mij versmaeden sal,Ga naar voetnoot1204
1205[regelnummer]
Om dat jck onverdacht ging vluchten buiten radeGa naar voetnoot1205
 
Mijns Vader, daer jck bij sal sijn in ongenade.Ga naar voetnoot1202-1206
 
Wee mij bedruckte vrouw! wee mij! wat gaet mijn aen?
Corcyne
 
Comt dochter laet ons in de tent verbeijden gaen,
 
Een onverwacht ontset can ons de tijt verlenen.
Ariadne
1210[regelnummer]
Ach bedt, beweechlijck bedt! vernieuwing van mijn weenen!Ga naar voetnoot1210
 
Eenige kenner van ons vreuchden ongemelt!Ga naar voetnoot1211
 
T'en sij dat Theseus die nu spottende vertelt.
 
Ghij weet van onse lust, en vriendelijcke talen,
 
Ghij weet van het geveinst, en t' ongeveinst onthalen.Ga naar voetnoot1214
1215[regelnummer]
Gistr' avont ghij ontfingt ons beider moede leên,
 
Las! Waerom sijn wij niet int opstaen met ons tween?
 
Ach trouweloose borst, met valsheit heel beseten!
 
Ondanckbaer, wrede Lief! hoe cundij soo vergeten
 
Een die om u vergat haer Conincklijcke stam?
1220[regelnummer]
Ayme, vervloeckte dach dat jck ter werelt quam!Ga naar voetnoot1215-1220
Bacchus, Ariadne, Corcyne
Bacchus
 
Ick ben dien grooten Godt, wiens treffelijcke crachten
 
Indiën rijck vermaert grootdadich t'onderbrachten.Ga naar voetnoot1222
[pagina 101]
[p. 101]
 
Ick ben dien groten Godt, diet sap der druiven schanckGa naar voetnoot1223
 
Aent menschelijck geslacht, doen t'enkel water dranck.Ga naar voetnoot1224
1225[regelnummer]
Ick ben dien veltheer groot, een spiegel aller helden,
 
De soon waerop Juppijn meest sijn vertrouwen stelden,Ga naar voetnoot1226
 
Als den verwaenden hoop der reusen, die jck dwong,Ga naar voetnoot1227
 
Staplende berch op berch, sijn hoge rijck besprong.Ga naar voetnoot1228
 
Doe toond' jck mij bequaem te wesen tot de wapen,Ga naar voetnoot1229
1230[regelnummer]
En niet alleen tot lust van dans en spel geschapen;
 
Hoewel t' gemeen gerucht mij crachtich overstemt;
 
Om dat de volken, die'ck met oorloch heb getemt,
 
Onder mijn sacht gebiedt een lustich leven leyden,
 
Niet wulleps, soomen seyt, maer vrolijck en bescheyden.Ga naar voetnoot1234
1235[regelnummer]
Het ging ter werelt wel, dat yder Prins soo dee,Ga naar voetnoot1235
 
Bestierende sijn volck in lust, in rust, in vree.Ga naar voetnoot1231-1236
 
Des yders mont is vol van mijn geloofde werken,
 
Men eert mijn en aenbidt in swaergebouwde kerken,
 
Daer op veel outers wort met soeten reuck geviert,Ga naar voetnoot1239
1240[regelnummer]
Die stadelijcken sijn met cranskens versch verciert.Ga naar voetnoot1240
 
Maer gene kerken ruim, hoe grof van timmeragien,Ga naar voetnoot1241
 
En staen mij beter aen als lustige bosschagien,
 
Daer jck gemenelijck mij in vermeijen gae,
 
En dees boertige sleep vollicht mij stadich nae.
 
 
1245[regelnummer]
Mijn docht, ick hoorden hier terstont een stemme clagen,Ga naar voetnoot1245
 
Dies jck mij herwaerts liet van medelijden jagen.
 
Sacht, hoor ick geen gerucht? of eijndicht het gering?Ga naar voetnoot1247
[pagina 102]
[p. 102]
Ariadne
 
Ayme, vervloeckte stont dat vrouwe mijn ontfing!Ga naar voetnoot1248
 
Ayme, vervloeckte tijt dat jck oyt wert gebooren!
1250[regelnummer]
Ach wreden hemel! Waerom heb jck niet verloren
 
Het leven alsoo haest, soo haest als jck aensach
 
Het ongeluckich licht van de bedroefde dach?Ga naar voetnoot1252
 
Soo mij stont bovent hooft d'ellendichst aller staten.Ga naar voetnoot1253
Bacchus
 
Dits Ariadne, die van Theseus is verlaten.
1255[regelnummer]
Schoone bedroefde vrouw! het hart is dubbelt stael,
 
Dat geen beweging voelt van u verslagen tael;Ga naar voetnoot1256
 
Immers jck voel mijn borst staet daer voor dubbelt open.Ga naar voetnoot1257
Ariadne
 
Een soo bedroefde staet, helas! dat jck moet hopen,
 
Dat wolf, of wrede leeu hem haest ontfermen sal,
1260[regelnummer]
Over mijn swaer ellend', en deerlijck ongeval,
 
En maken met mijn doot, een eijnt van duisent dooden,
 
Die ick gestadich lij, mijn quaet niet om versnoodenGa naar voetnoot1262
 
Wacht op geen ander eijnt; de hooge rootsen steyl
 
Sijn meen jck al beweecht, maer geenssins Theseus seyl,Ga naar voetnoot1264
1265[regelnummer]
Dat luistert nae de wint, en luttel nae mijn clachten.
Bacchus
 
Ick voel mijn teer gemoet, en sachte geest becrachtenGa naar voetnoot1266
 
Van medelijden sterck, mijn hart, en bloet dat treckt,
[pagina 103]
[p. 103]
 
Om haer te lossen wt d'ellende daers'in steckt.Ga naar voetnoot1268
 
Ay schoon bedroefde vrouw!
Ariadne
 
Medogende Godinne,
1270[regelnummer]
Venus die sorge draecht voor de getrouwe minne,
 
Aenschout mijn wrede druck met u blijgeestich ooch,
 
Aenschout eens wat jck lij, om dat jck alte hooch
 
U Godtheit heb geset. Of sijdij noch verbolgenGa naar voetnoot1272b-1273a
 
Op d'afcomst van de Son, geeft dat ick ingeswolgenGa naar voetnoot1274
1275[regelnummer]
Werde van eenich beest, en laet mijn corte pijn,
 
Om mijn voorvaders sond', uwe genade zijn.Ga naar voetnoot1276
Venus, Cupido, Bacchus, Ariadne, Corcyne, t'Gerucht
Venus
 
Geslist mijns gramschaps vlam, besadicht is mijn tooren;Ga naar voetnoot1277
 
U clacht is door de lucht gedrongen mij ter ooren;
 
De Goden sijn beweecht, stilt u benaude crop,Ga naar voetnoot1279
1280[regelnummer]
U naeckt een waerder Lief, den hemel staet u op.Ga naar voetnoot1280
 
Der goden Vader groot staet sellefs met verlangen,Ga naar voetnoot1281
 
Met al het hemelsch hof, om vrolijck u t'ontfangen,
 
Nieu-nakende Godin. U lijden is geleen,Ga naar voetnoot1283
 
Dat ghij onschuldich droecht, nu hebdij wtgestreen.
 
 
1285[regelnummer]
Mijn onderdane zoon, door wien jck veel vermoge,
 
Alleen mijn groote cracht, waer is u nette boge?Ga naar voetnoot1286
 
Grijpt een gewisse pijl, en in het harte schiet
 
Van Bacchus, wiens gemoet, en cloecke borst, ghij siet
[pagina 104]
[p. 104]
 
Bequaem om wonden, en soo morw door medelijen,Ga naar voetnoot1289
1290[regelnummer]
Dat tot de veeren toe de pijl daer in sal glijen.Ga naar voetnoot1290
 
Mijn soone schiet u best, en wel te raken tracht.Ga naar voetnoot1285-1291
Cupido
 
Vrouw moeder, wat u lust werd' haestelijck volbracht.
 
Met dees' onsichtbaer pijl coom jck sijn brant verwecken,Ga naar voetnoot1293
 
Ick gae mijn boge tot sijn punt toe innetrecken;
1295[regelnummer]
Vrou moeder, siet dat treft. Die schoot die js gegaen.
Venus
 
Het geen dat stont te doen is op het best gedaen.
Bacchus
 
Ach, eedel wesen! ay manieren teer hoochaerdich!Ga naar voetnoot1297
 
Ay overschoone siel den hogen hemel waerdich!
 
Ay eedel heusheit alt'onwaerdelijck geloont!
1300[regelnummer]
Die noch u claere glans door droefheits nevel toont.
 
Ivooren aengesicht vol goddelijcke gaven,
 
Soo diep can droefheits damp u schoonheit niet begraven,
 
Of hare luister daer noch licht door henen dringt,
 
Die met verblendend licht mijn goddlijck hart bespringt.
1305[regelnummer]
Mij deert u leet, het deert mijn, en jck brand van binnen,
 
Om u te stellen int getal van de Godinnen.
 
Nu Bacchus ghij en cunt kiesen geen waerder Lief,
 
Gaet en vertroost haer dan, int quaet, dat hem verhiefGa naar voetnoot1308
 
Door haer bedroeft verlies, dat haer tot vreucht sal dijen.Ga naar voetnoot1309
 
 
1310[regelnummer]
Siet Bacchus, Ariadne', een Godt comt u bevrijen
 
Wt u benaude druck, en jammerlijck ellendt,
 
Droocht af u tranen, en vant schreijen maekt een endt,
[pagina 105]
[p. 105]
 
Verschoont u teere borst, verschoont u blonde vlechten,Ga naar voetnoot1313
 
Verschoont u armen blanck, wilt van der aerden rechtenGa naar voetnoot1314
1315[regelnummer]
U afgesloofde leên; set op het hooft u croon,
 
Die jck sal maken tot een hemels teken schoon,
 
En u tot een Godin; van duchten op wilt houwen.
Ariadne
 
Een druckich mensch en can op geen geluck vertrouwen,
 
Als het hem schoon vertoocht, dit is sijn eigen plaech.Ga naar voetnoot1319
1320[regelnummer]
Ist moglijck dat de Goôn hebben gesien om laech,
 
Op mij bedroefde vrouw, beweecht met mededogen?
 
Ist mogelijck, dat jck met sterffelijcke oogen
 
Een hemelsch Godt aenschouw? Ach Bacchus groote Godt,
 
Sie jck u Godtheit selfs? of is mijn brein versot,Ga naar voetnoot1324
1325[regelnummer]
En speelt mijn in het hooft met vreemde fantasien,Ga naar voetnoot1325
 
Door mijn verwonnen sin vant overige lijen?Ga naar voetnoot1326
 
Ghij sijt het groote Godt, weijgert mij geen bijstant.
Bacchus
 
Reickt, Ariadne, mij u witte rechterhandt,
 
Sijt seker van mijn hulp, sijt seker vrouw van waerden,
1330[regelnummer]
Dat sterffelijcke mensch noijt heeft geproeft, op aerden,Ga naar voetnoot1330
 
Sulken verandering vant wanckelbaer geluck,
 
Als u verlossen comt wt u benaude druck.
 
Niet slechtelijck coom jck u vrijen van u rouwe;Ga naar voetnoot1333
 
Maer kies' u tot mijn Lief, en eewich echte vrouwe,Ga naar voetnoot1334
1335[regelnummer]
Stelt u gemoet te vreên, en vroolijck op wilt staen.Ga naar voetnoot1335
[pagina 106]
[p. 106]
Ariadne
 
Onsterffelijcke Godt laet jck u bidden aen.
 
Naulijx geloov' ick dit, al is het grote sonde,
 
Want eenen Godt en geeft geen logen wt sijn monde.
 
Het geen dat mij gebeurt, is immers genen droom?
Bacchus
1340[regelnummer]
Gelooft volcomelijck jck sweer bij d'helsche stroom,
 
Dat jck u voor mijn vrouw sal eeuwelijcken eeren.
 
Dees uwe voester sal te rug, nae Creta keren,
 
Int nieugecomen schip dat gins aen anker leijt,Ga naar voetnoot1343
 
En brengen daer de maer van u onsterflijckheit,
1345[regelnummer]
Voor al u Vaders hof een schielijcke verblijding;
 
Indien het snel gerucht niet eerst en brengt de tijding.
 
 
 
Ghij sult onsterffelijck den Cristallijnen vloerGa naar voetnoot1347
 
Des hemels hooch betreen, daer jck u henen voer.
 
De snaere sijdij van den grootsten Godt hier boven.Ga naar voetnoot1349
Ariadne
1350[regelnummer]
Laet mij danckbaerelijck de groote Goden loven,
 
Die om mij dachten, als het minst was te vermoen.
Bacchus
 
Dat suldij tegenwoordich inden hemel doen.Ga naar voetnoot1352
Corcyne
 
Ach salige Godin! geen ding sal u meer crencken.
 
Adieu gesegent paer. Wilt, Ariadne, dencken
1355[regelnummer]
Om u heer Vaders rijck, en altijt jonstich sijn.
 
Dochter adieu, adieu. Lof soone van Juppijn.
[pagina 107]
[p. 107]
t'Gerucht
 
Als Ariadne sat en deed' haer droeve clachtenGa naar voetnoot1357
 
Over het wreet vertreck van Theseus, diese sietGa naar voetnoot1358
 
Dat met sijn schip, en volck, meineedich van haer vliet,
1360[regelnummer]
Die in vergeldings plaets haer trouwe Min belachten,Ga naar voetnoot1360
 
Sij wenschten om de doot, mistroostich van gedachten,
 
Dat haer de geen die sij behouden had, verriet.Ga naar voetnoot1362
 
Een Godt haer edel deucht niet onvergolden liet,
 
Troost wt den hemel quam, waen sijse minst verwachten.Ga naar voetnoot1364
1365[regelnummer]
Want Bacchus diese sach soo schoon, en soo bedroeft,
 
Door medelijden Mins beginsel heeft geproeft,Ga naar voetnoot1366
 
Die door haer clare deucht gevoedt wert in sijn sinnen.
 
Hij coosse tot sijn vrouw, en als Godin verhief;
 
Om beter sij verloor een valsch en tijtlijck Lieff,Ga naar voetnoot1369
1370[regelnummer]
En creech een die haer mint, en eewich sal beminnen.
Choor
 
Om beter alle quaetGa naar voetnoot1371
 
De grote Godt laet schieden,Ga naar voetnoot1372
 
Des ist een sotte daet
 
Van onbescheyden lieden,Ga naar voetnoot1374
1375[regelnummer]
Tot achterdeel te diedenGa naar voetnoot1375
[pagina 108]
[p. 108]
 
Het schijnbaer letsel ras,
 
Al eer sij recht bespieden,Ga naar voetnoot1377
 
Oft schaed' of voordeel was.
 
 
 
Het geen dat dickwils schijntGa naar voetnoot1379
1380[regelnummer]
Den mensch te wesen tegen,
 
Hij naderhant bevijnt,
 
En had hij t niet vercregen
 
T' en ging hem niet te degen;
 
Des is het sotheit blent,Ga naar voetnoot1384
1385[regelnummer]
De saken t'overwegenGa naar voetnoot1385
 
Die u sijn onbekent.
 
 
 
Men moet met lijdsaemheit
 
Sijn tegenspoet verdragen,
 
Want dickwijls wt het leyt
1390[regelnummer]
Spruiten de blije dagen,
 
En als de swaerste plagen
 
De neck ons drucken in,
 
Ist dickwils goodts behagen,Ga naar voetnoot1393
 
Datmen een wtcoomst vin.Ga naar voetnoot1394
 
 
1395[regelnummer]
Bij Godt ist geen manier,
 
Staech hoger te verheven,Ga naar voetnoot1396
 
De gene, die alhier,
 
In hooge voorspoet leven;
 
Maer wel, die druckich sneven,Ga naar voetnoot1399
1400[regelnummer]
Op dat sijn hullep blij,Ga naar voetnoot1400
 
In hoge noot gegeven,
 
Te wellecoomer zij.
[pagina 109]
[p. 109]
 
Soo lang den mensche, swack
 
Int ware nut te leren,
1405[regelnummer]
Sijn lichaems sware pack
 
Van siele voelt verheren,
 
Moet hij geen hoop ontberen,
 
Of hoopens reên al schort,
 
Want alle ding can keren,
1410[regelnummer]
Ter werelt op een cort.Ga naar voetnoot1403-1410
 
 
 
En ofter yemant waer,
 
Die noijt geluck bespeurde
 
In al sijn leven, maerGa naar voetnoot1413
 
Van kint, tot grisaert treurde,
1415[regelnummer]
Dat noyt misschien gebeurde,
 
Noch was hij boos van moet,Ga naar voetnoot1416
 
Indien hij sich versteurde,Ga naar voetnoot1417
 
Want Godt die meent het goedt.
 
 
 
T'snelloopende Gerucht
1420[regelnummer]
Gaet overal verbreijden,
 
Dat Theseus op de vlucht
 
Van Ariadne scheijden;Ga naar voetnoot1422
 
Maer alsse sat en schreijden,Ga naar voetnoot1423
 
Viel op haer Bacchus sin,Ga naar voetnoot1424
1425[regelnummer]
Diese ten hemel leijden,
 
En maeckt' haer een Godin.
 
 
 
Den Coning Minos wijs
 
Doet overal verclarenGa naar voetnoot1428
[pagina 110]
[p. 110]
 
Sijn groote dochters prijs,Ga naar voetnoot1429
1430[regelnummer]
En haer ten hemel varen,
 
En bidt, met grote schaeren,
 
Geknielt haer Godtheit an,
 
Voor nieu-gebouwd' altaren
 
Van haer en haren man.
 
 
1435[regelnummer]
Nu! Ariadne wert
 
Gevoert ter hoochster stede,
 
Alsse de meeste smert,
 
Die'r was te lijden, lede;
 
Dus Princen leeft in vrede,
1440[regelnummer]
Vertrouwend' anders niet,
 
Dan, dat wat Godt oyt dede,Ga naar voetnoot1441
 
Om beter is geschiet.Ga naar voetnoot1371-1442Ga naar voetnoot1439-1442Ga naar voetnoot1442

Eind

voetnoot*
Voor het Eerste Deel, Zie Inleiding, Handelingsvoortgang 1.2.
voetnoot1-69
Zie Inleiding 1.1.3.
voetnoot1-4
Invloed van Montaigne, Essais; Zie Veenstra Invloeden 57-74, Inleiding 2.1.2.
voetnoot2
achterdeel, nadeel.
voetnoot5
Prins, vorst; di' 'er luttel op gaet passen, die er zich weinig om bekommert, er weinig om geeft.
voetnoot7
maer die, maar de hemel.
voetnoot9
t gelove sijner trouwen, het geloof in zijn trouw; Berl. sijnder trouwen.
voetnoot16
loofden, beloofden.
voetnoot18
gewelt, macht.
voetnoot19
Berl. woede dier.
voetnoot20
Sijn geijle vrouwen soon, zoon van zijn geile vrouw.
voetnoot21
Berl. die hij.
voetnoot24
ellendich, rampzalige.
voetnoot28
d'aer, de ander.
voetnoot34
passeert, te boven gaat, overtreft.
voetnoot35
onverwonnen, onovertroffen.
voetnoot40
slechste, geringste; bequaeme, geschikte.
voetnoot33-42
Invloed van Montaigne, Essais, Veenstra Invloeden, 57-74, Inleiding 2.1.2.
voetnoot42
slijm, slijk.
voetnoot43
Mogelijke invloed van Lipsius, Veenstra, Invloeden, 2.2.6.
dan, doch.
voetnoot44
Mogelijke invloed van Lipsius, Veenstra, Invloeden, 2.2.6.
voor te staen, te verdedigen.
voetnoot45
het gemene best, het nut van het algemeen; bejagen, trachten te verwerven.
voetnoot47
Deze twee regels vormen de hoofdzin van de zin van 43-48.
voetnoot48
Deze twee regels vormen de hoofdzin van de zin van 43-48.
voetnoot52
d'onbescheyden zee, de woeste zee.
voetnoot54
redens swaer, gewichtige redenen.
voetnoot57
groothartich, onversaagd, moedig.
voetnoot59
toogen, tonen.
voetnoot61
volgenoeging, voldoening.
voetnoot64
indien ik niet te vergeefs op uw rechter hand vertrouw; zo ik mij niet in uw kracht bedrieg (vs. 61-64 werden door Theseus' vader uitgesproken).
voetnoot69
ontbeijt, wacht; Berl. mij nader.
voetnoot71
verheert, heerst over.
voetnoot72
Berl. Well' coom.
voetnoot75
Berl. al u volck.
voetnoot76
gebruickt, geniet van (verscheiden spijs en dranken; het is expletief, overbodig, enigszins voorlopig lijdend voorwerp); altesaem, gezamelijk; al oft, als of het.
voetnoot77
toegerust, (goed) ingericht.
voetnoot78
bedancken van, dank zeggen voor.
voetnoot80
Berl. sou u.
voetnoot83
Berl. mijn soude.
voetnoot85
te houden voor, voor te leggen, mee te delen.
voetnoot86
d'aldervroomste, de allerdapperste; Berl. belieft.
voetnoot87
voor heen, vooruit; Berl. dus laet.
voetnoot90
gevalt, bevalt.
voetnoot93
gehouden, verplicht.
voetnoot94
voorstaen souden, behoorden te verdedigen.
voetnoot96
te naer, te na.
voetnoot98
onteeren, met geringschatting spreken over.
voetnoot99
aengeboren wijck, geboorteland.
voetnoot105
heylig', heilzame; treffelijcke, voortreffelijke.
voetnoot107
oprecht, goed; bescheijden van verstant, met een gezond oordeel.
voetnoot92-108
Invloed van Montaigne, Essais; Veenstra Invloeden 57-74, Inleiding 2.1.2.
voetnoot108
lustich, heerlijk, aangenaam; vgl. lat. ubi bene, ibi patria.
voetnoot111
grof, groot, dik.
voetnoot113
Berl. breede rechte straten.
voetnoot114
Berl. in allerhande; staten, standen.
voetnoot120
datmer, dat men er.
voetnoot121
al kend'ick schoon, al kende ik ook.
voetnoot117-125
Invloed van Montaigne, Essais; Veenstra Invloeden 57-74; Inleiding 2.1.2.
voetnoot126
onvoorsien, ondoordacht.
voetnoot127
Berl. de stadt;
voetnoot131
die haer can maken wijs, die hen kan overtuigen.
voetnoot132
voor te staen, te verdedigen, hun belangen voor te staan.
voetnoot136
dat hij betracht, waarnaar hij streeft.
voetnoot138
dat, zodat, opdat.
voetnoot137-140
Voornaamste delen van de zinskonstruktie: om... te comen..., ist middel... te wesen...
voetnoot140
dat men wil, waarvoor men wil.
voetnoot145
voorsichticheit, wijsheid.
voetnoot147
door middels recht, door geoorloofde middelen.
voetnoot148
dick, dikwijls.
voetnoot150
boosheits ommewech, de kronkelwegen van de slechtheid; Berl. de Goden.
voetnoot151
goedige, barmhartige.
voetnoot152
Berl. de loose.
voetnoot153
een prins is te bedanken, daar moet men een vorst dankbaar voor zijn.
voetnoot154
medecijn, geneesheer; den aelwarigen cranken, de knorrige, ontevreden zieke.
voetnoot153-156
Invloed van Montaigne Essais, Veenstra Invloeden 57-74, Inleiding 2.1.2. Ook is invloed mogelijk van Lipsius, Veenstra, Invloeden, 191, 192, 211.
voetnoot156
Berl. dit duechdelijck.
voetnoot157
hierom, slaat vooral op vs. 129-140; hierom verdriet het Aegeüs' zoon te recht.
voetnoot158
onaerdich, op een onbehoorlijke, schandelijke wijze.
voetnoot159
sachte, gemakkelijke.
voetnoot161-164
Mogelijke invloed van Lipsius, Veenstra, Invloeden, 201, 202.
voetnoot164
dewijl dat, enz., terwijl het volk bereid is hem te dienen.
voetnoot165
verstaet te sijn geboren, begrijpt dat hij geboren (zo hij een koningszoon is) of dat hij gekozen is.
voetnoot129-168
Zie Inleiding. 1.1.3.
Invloed van Montaigne, Essais, Veenstra Invloeden 57-74, Inleiding 2.1.2.
voetnoot165-168
Mogelijke invloed van Lipsius, Veenstra, Invloeden 200, 201.
voetnoot169-170
die gij seyden u wil te wesen dat men herwaerts soude leijden, en doen hem in u hof herbergen met gemack - klassieke konstruktie.
voetnoot171
en doen hem in u hof herbergen met gemack, en dat men hem in uw hof zijn intrek zou doen nemen en hem van het nodige zou voorzien.
voetnoot172
op mijn, van mij; Berl. doen ick.
voetnoot174
moet, moge.
voetnoot175
voorsichticheit, wijsheid; goede spoet, voorspoed.
voetnoot177
welich, welvarende.
voetnoot179
Berl. uwaert.
voetnoot180
dit vers bevat een van de regieaanwijzingen in de tekst.
voetnoot181
belove, verzeker.
voetnoot183
oft ghij ons hier coomt bij, of gij hier bij ons komt.
voetnoot185
maken, verrichten.
voetnoot188
voorsichtich, wijze.
voetnoot192
ongenadich, wrede.
voetnoot194
wij u ghehouden sijn, wij verplicht zijn u.
voetnoot195
wert, wordt.
voetnoot197
Berl. heeftet.
voetnoot198
Berl. de bedroefde stadt.
voetnoot200
dick, dikwijls; voor handen was, aangebroken was.
voetnoot201
Berl. ging loten.
voetnoot202
mans, meervoud; grijs, grauwe, vale.
voetnoot203
grove, dikke.
voetnoot204
rasend van verstant, waanzinnig.
voetnoot209
Berl. claaglijck; immers, toch.
voetnoot211
U en Juppijn zijn tegelijk aansprekingen en indirekte voorwerpen; Jupiter is de latijnse naam voor de opperste God; de eigenlijke griekse naam is Zeus.
voetnoot212
verneert, vernederd, bedroefd, gebukt gaande onder ellende.
voetnoot213
voor ging wenden, ging voorhouden, voor ogen hield.
voetnoot217
vrome deucht, dappere daden.
voetnoot218
gebreck van, gemis aan.
voetnoot217-220
Zie Inleiding 1.1.3.
voetnoot220
gebreken, ontbreken.
voetnoot222
oorlof, verlof om te vertrekken.
voetnoot225
vrome doot, heldendood.
voetnoot223-226
Dit is een onafhankelijke zin. Te brengen enz. en te winnen enz. zijn lijd. vw. bij ben besloten; het onderwerp ick moet uit de afhankelijke zin van vs. 222 gehaald worden. Typische 17e eeuwse syntaxis.
voetnoot230
Berl. knie.
voetnoot232
Berl. vernaempt, en erboven: vermaert.
voetnoot240
Berl. van ons (eerst: van u).
voetnoot242
verbonden jongst, verschuldigde liefde.
voetnoot246
wt-voeren, tot een gelukkig einde brengen.
voetnoot248
nau, nauwelijks; rechtevoort, nu; Berl. senden.
voetnoot249
reden, woorden; de dubbele punt van 231 geldt blijkbaar voor vs. 232-248.
voetnoot250
te treden in eenen wijsen raet, wijselijk bij u zelf te overleggen en te vergunnen.
voetnoot255
Berl. dattet.
voetnoot258
u reden, uwe woorden; mij niet vertrouwen, niet van mij denken.
voetnoot259
Berl. hou; dat jck willens houw te lijf, dat ik willens in leven houd.
voetnoot260
oncuische wijf, de vrouw van Minos, Pasiphaë, heeft een onnatuurlijke omgang gehad met een overigens nogal wonderlijke stier; het monsterlijke kind hiervan is de Minotauros.
voetnoot261
Berl. veertien; jongelingen, jonge mensen.
voetnoot262
Berl. off te dr.
voetnoot263
ick heb daer aen geen deel, ik krijg daar niets van.
voetnoot265
wil, moge.
voetnoot268
bruickt, gebruikt.
voetnoot269
een bosen arts, een slechte arts.
voetnoot257-270
Zie Inleiding 1.1.3.
voetnoot270
Berl. off sou.
voetnoot271
Berl. ter doot toe haet ick.
voetnoot272
des, daarom.
voetnoot273
om af te ijsen, ijselijk, gruwzaam.
voetnoot275
om beletten, om te beletten.
voetnoot276
soo snood bederref lijt, op zulk een schandelijke wijze omkomt.
voetnoot278
wel wilt overwegen, hoe sterk gij zijt in vergelijking met.
voetnoot280
aenslach hooch, gevaarlijke onderneming; Berl. groot (eerst hooch); reuckeloos, roekeloos.
voetnoot281
moedicheit, hartstocht, drift.
voetnoot282
onseker van haer macht, terwijl ze hun eigen kracht niet kenden.
voetnoot286
nae wil, volgens uw wil; van sin hoort bij verandren.
voetnoot287
Berl. des crijchs (eerst: strijts); isset.
voetnoot288
dewijl ghij meucht, nu gij nog kunt; Berl. moocht.
voetnoot289
raet, besluit.
voetnoot290
trotse, onstuimige.
voetnoot291
maer bet, maar had beter gedaan te blijven.
voetnoot292
dan hoort bij bet in 291 (beter dan).
voetnoot293
hoe qualijck sou genoegen, hoe ontevreden zou zijn.
voetnoot295
slecht, laag; bloodt, vreesachtig.
voetnoot289-296
Zie Inleiding 1.1.3.
voetnoot299
moet, gemoed.
voetnoot301
opset, plan.
voetnoot303
door 't water straf, door het onstuimige water.
voetnoot304
woede, woedende.
voetnoot306
comt te spruiten, afstamt; Berl. schijnt te spr.
voetnoot307
nu dan ghij sijt gemoet, nu gij dan besloten zijt.
voetnoot311
tart, imperatief.
voetnoot312
wast op, wees moedig, wees sterk.

voetnoot*
Voor het Tweede Deel, Zie Inleiding, Handelingsvoortgang 1.2.
voetnoot315
bemorst, benevelt.
voetnoot316
slinker, linker.
voetnoot319
cloeck, wees kloek, verstandig (in verband met het nevenschikkende en bandt).
voetnoot320
revelingen, hartstochtelijke gevoelens.
voetnoot321
dick, dikwijls.
voetnoot322
t beginsel, het begin. daer, enz. zie vs. 320.
voetnoot323
sin, gemoed, hart, als zetel van het gevoel en de liefde.
voetnoot330
het opdoen, de verschijning van uw fiere gestalte.
voetnoot332
claer, heldere.
voetnoot333
die, wie; die is indirekt vw.; soo rijpe reden is onderw.
voetnoot336
wast heeft een meervoudig onderwerp (330 opdoen, 335 deucht, liefde); bet. v. wassen: toenemen in macht: overweldigt mijn beroert verstant; beroert verstant, vgl. vs. 350: verwerde sinnen.
voetnoot337
wech soete sotternij. Dit sonnet is ook gedrukt in de Emblemata, Berl. aan de kant staat: sonnet; verreijsen, vertrekken, weggaan.
voetnoot338
sich t'eenemael vergeckt, geheel krankzinnig wordt.
voetnoot339
niet, niets; vaer, gevaer; steckt, steekt.
voetnoot341
deijsen, deinzen.
voetnoot342
vernuft, verstand.
voetnoot344
gepeijsen, gedachten.
voetnoot346
vertoocht, vertoont.
voetnoot347
vinnen, vinden.
voetnoot348
vgl. Ariosto: L'amar senza speme é sogno et ciancia; zie Leendertz-Stoett, Gedichten van Hooft, Amsterdam 1899, Deel I, blz. 14 (bekijk ook het gedicht van Anacreon en de vertaling aldaar); beuseling, ijdelheid.
voetnoot349
gering, spoedig.
voetnoot351
hier ter'stee, nu.
voetnoot352
grootvermogen, zeer machtige; Berl. grootvermogend'.
voetnoot353
onvoordacht, zonder er vooraf over gedacht te hebben, zo ineens, Berl. onverdacht, niet hoort bij beveelt.
voetnoot357
brave, moedige.
voetnoot358
vrijen, bevrijden; aen gaet vaten, gaat betreden.
voetnoot362
wtcoomst, uitgang.
voetnoot363
niet met allen, niemendal, niets; soo vert, zo verre.
voetnoot364
schendich, schandelijk.
voetnoot365
ongenadich, wrede.
voetnoot366
grootdadich, verheven.
voetnoot369
spooren, de weg, het middel zoeken.
voetnoot373
Berl. aen den sijnen.
voetnoot374
vijnt, vindt; Berl. vint.
voetnoot375
oft hij schoon, of hij ook al.
voetnoot384
Die, antecedent is gebruicken (382).
voetnoot389
hieten, gebieden.
voetnoot390
sijn verwe niet verschieten, van kleur niet veranderen, blozen.
voetnoot392
mijn sinnen sijn gekeert, ik ban van plan veranderd.
voetnoot393
Berl. wiltet.
voetnoot394
die, d.i. de voester; helen, verbergen, geheim houden.
voetnoot396
Berl. betrouwen.
voetnoot400
Berl. wattet wil.
voetnoot401
vertreckt, verhaal.
voetnoot402
Berl. mijn herte; onze tekst: mij 't harte.
voetnoot407
van, af.
voetnoot409
raserije, razernij.
voetnoot407-410
Zie Inleiding 2.3.5.
voetnoot415
Berl. de schaemte stuer. In de uitgave van Leendertz-Stoet staat: der schaemten stuir. Wij vertalen stuir door: streng.
voetnoot422
kunt gij zo iets verwachten van zijn deugdzaamheid?
voetnoot423
eenvoudige, onnozele; bet, beter.
voetnoot426
doen, handelwijze.
voetnoot427
betien, begaan.
voetnoot429
voorsicht, het vooruitzien van de gevolgen die onze daden zullen hebben, het vermogen om verstandig te handelen.
voetnoot430
reden, meervoud; Sij slaat op reden.
voetnoot435
deur zal wegens het rijm wel door moeten zijn; of voor van 436 veur; of een mengvorm van deze twee.
voetnoot436
te comen voor, te voorkomen.
voetnoot391-442
Zie Inleiding 1.1.4.
voetnoot442
maeck, imperatief.
voetnoot443
Berl. Boven het Choor staat hier als wijze: Cupido geeft my raet; welich weelderig; boeten, bevredigen.
voetnoot445
tegenheit, tegenzin.
voetnoot447
teer, vertroeteld, bedorven.
voetnoot451
nae winssen, volgens zijn wens.
voetnoot453
Berl. des siet (aldus bij Leenderts-Stoett, zie ook 445).
voetnoot458
bedruckt, gedrukt, geduwd.
voetnoot462
vijnt, vindt.
voetnoot464
onvoordacht, onbedacht; Berl. onverdacht.
voetnoot465
haer-geven, zich begeven.
voetnoot466
gemeene, gewone.
voetnoot443-470
Zie Inleiding 1.1.4., 2.3.5.
voetnoot471
Vanaf 471 wordt de achtergrond van het Minotaurusverhaal verteld. Helios, de zonnegod, heeft Venus in haar overspel met Mars betrapt. Venus (ook de Kuisheid) neemt wraak door Pasiphaë, de dochter van Helios en de Okeanide Perse (Perseis) en de vrouw van Minos, onnatuurlijk verliefd te laten worden op een wonderlijke stier. Uit de verbintenis van deze twee wordt het monster Minotaurus, half mens half stier, geboren.
voetnoot472
beclapt, verklikt.
voetnoot473
dewijl, terwijl.
voetnoot477
wt sou drogen, zou inpeperen, zou betaald zetten; Berl. sou wt drogen.
voetnoot478
anders, althans.
voetnoot480
en meende, dat zij er ook door beledigd was.
voetnoot482
in aller veugen, in allen gevalle.
voetnoot483
Berl. een cuysche moet.
voetnoot486
een ander vuil te maken om zodoende zijn eigen vuilheid te verdedigen.
voetnoot488
de clare Sons geslacht, Pasiphaë was de dochter van de zonnegod.
voetnoot490
onmenschelijck bedacht, met een bedoeling die tegen de natuur ingaat.
voetnoot492
u wufte tong, uw ratelende, klappende tong; Berl. wufste tong.
voetnoot493
watter tot uwent thuis leijt, hoe het met u zelf gesteld is.
voetnoot494
dan zou het wel kunnen gebeuren, dat die van u het grootste woord had, op zeer bescheiden toon zou spreken.
voetnoot495
genoegen aen, tevreden zijn met.
voetnoot496
ongerief, ellende.
voetnoot499
Berl. opschrift: Theseus gewapent; doet gemenen vlijt tot, u gelijkelijk toelegt op, u wijdt aan.
voetnoot502
genen clenen, niet kleine, zware.
voetnoot504
u mogentheit voor waer hielen, in uw macht geloofden.
voetnoot505
verheven, verheffen.
voetnoot506
Berl. vant: sach is tussen haken geplaatst (aldus bij Leenderts-Stoett).
voetnoot507
Proserpina, godin der onderwereld; Berl. dickmaels in corten.
voetnoot509
Berl. danckbaer ons.
voetnoot510
bedreven lach, gelegen lag.
voetnoot513
gramschap ongetempt is aanspreking.
voetnoot515
uwe banden vliet, u niet bedwingt.
voetnoot517
gaet - an, val - aan; wtgelaten, losgelaten.
voetnoot519
wan, won.
voetnoot499-520
aaba / bbcb / ccdc / ddcd / eefe / ff. De klausule doet rederijkerig aan, ook door haar gewrongen, geforceerde woordvolgorde. Tegelijk zit in de retoriek ook wel iets groots: de heros Theseus treedt naar zijn heldendaad. We zijn hier bij een klimax van de handeling. Voor 499-520, zie ook Inleiding 1.1.3.
voetnoot521
Berl. Holla.
voetnoot522
avontuirt, waagt.
voetnoot527
goeden raet, gezond verstand, overleg.
voetnoot529
u groot-achtbaerheit, uwe Hoogheid of een dergelijke titel.
voetnoot530
hoe coomdij, enz., hoe komt het dat gij zo vreest, dat ik zal sterven.
voetnoot531
wie seindt u mijn ontrent, wie zendt u tot mij.
voetnoot534
voordachtich, voorzichtig.
voetnoot536
gemoet, gezind, bereid.
voetnoot537
ick neme dat, ondersteld dat.
voetnoot542
krenken, vernietigen, doden.
voetnoot544
Berl. sendt.
voetnoot546
Berl. en dien.
voetnoot555
selsaem, vreemd, wonderlijk; Berl. seltsaem.
voetnoot558
jonst doen, vriendschap bewijzen.
voetnoot559
Berl. Er staat boven: opschrift. vernaemt, vermaard.
voetnoot561
moet, gemoed; aenslagen hooch omvaemt, grote aanvallen aanpakt.
voetnoot562
stemmen veel, vele stemmen; verclaren, uitbazuinen, verkondigen.
voetnoot563
Berl. Hier boven staat: Brieff; waert sake, indien; droecht - sorch, bezorgd waart.
voetnoot564
ongenoecht, verdriet, smart.
voetnoot565
met u ben te lijen, medelijden met u heb.
voetnoot568
onvoordacht, onverhoeds; wijt, ver; Berl. onverdacht; sijn in verwert.
voetnoot569
ongenadich, wreed.
voetnoot570
verheert, overheerd, overmeesterd.
voetnoot571
meer, herhaling van ‘meer’ uit vs. 566.
voetnoot578
hoewel t mij tegen is, hoewel het tegen mijn belang strijdt, in mijn nadeel is.
voetnoot582
wiens oorsaek dat dit is, wiens heeft als antecedent Minne, dit slaat terug op hoewel t mij tegen is, soo can ick niet verachten enz. - borgerij (niet verachten is een litotes en betekent: heel hoog achten).
voetnoot584
heeft in, sluit in zich.
voetnoot587
indien uw edele deugd er niet was, zoudt gij u niet in gevaar begeven.
voetnoot589
Zie Inleiding 1.1.3.
voetnoot590
heerelijck, manmoedig.
voetnoot591
costel offerhant, kostbare offeranden.
voetnoot592
d'overhant - van, de overwinning - op.
voetnoot593
Berl. woedich.
voetnoot598
wil, zal.
voetnoot599
vervolgen, volgen; Berl. henen.
voetnoot600
Berl. Hierna volgt Finis, als onderschrift, en daarna als bovenschrift Theseus.
voetnoot605
gedogen, ondergaan.
voetnoot608
versoeckt van minnen, een liefdesaanzoek doet; Berl. in minnen (van doorgehaald).
voetnoot609
Berl. ickt.
voetnoot610
dat haer betuicht, dat betuigt dat zij brandt; Berl. pampier.
voetnoot613
sorchvuldich, bezorgd, over mij bekommerd; sandt, zond; met wijsselijcke rede, uit een verstandige beweegreden; Berl. reden.
voetnoot617
wtgenomen, uitgelezen, uitnemende.
voetnoot625
Berl. quam.
voetnoot626
en genoot noijt, genoot nooit; Berl. meerder eere.
voetnoot627
vroom, dapper.
voetnoot630
Vergelijk de Italiaanse zegswijze: un bel morir tuta la vita honora, Veenstra Invloeden 65.

voetnoot*
Voor het Derde Deel, Zie Inleiding, Handelingsvoortgang 1.2.
voetnoot631
welgeneicht, welgenegen, welgezind.
voetnoot633
past op, geeft om.
voetnoot636
verblinden, verduisteren.
voetnoot637
Achter en erbij te denken: gelijck een hoge roots (632). Dan: die zich niet bekreunt om de ruwheid van het weer.
voetnoot641
wuft, zwervend.
voetnoot643
verbaest, ontsteld.
voetnoot645
het verwoede dier vermetelijck, het verwoede, trotse dier.
voetnoot632-646
Let op de syntaktische konstruktie van deze homerische vergelijking: Gelijck een roots... blijft... valt... al eveneens soo ghinck het...
voetnoot646
wanneer, toen; te moet, tegemoet; ik heb de komma veranderd in een punt.
voetnoot648
crachtich van gewelt, groot van kracht.
voetnoot649
fluxe, rappe.
voetnoot650
deucht, dapperheid.
voetnoot651
vruchtelose, onvruchtbare.
voetnoot652
Berl. heeftet.
voetnoot653
Berl. werd verd.
voetnoot654
Berl. heb hem nog met eenen.
voetnoot655
winst, het behaalde voordeel.
voetnoot657
Berl. mij niet.
voetnoot659
lacht, lag het; vol wreetheit om aenschouwen, er zeer wreed uitziende; Berl. soo eyseleycken; vol woetheyts om t'aenschouwen.
voetnoot631-660
Rijmschema: aaba/bbcb/enz.
voetnoot661
In Berl. alleen als opschrift Ariadne. Er staat bij: Op de voys: Cupido godt door oft: ghy suchten heet wt banghe borst ghedronghen.
voetnoot666
ontspringen, ontkomen.
voetnoot672
vast, bij voorbaat.
voetnoot676
door desen, hierdoor.
voetnoot677
selt, zult.
voetnoot680
nieuwers, nergens.
voetnoot687
goedich, goedertieren.
voetnoot688
Berl. is voorts gebracht.
voetnoot689
schanch, schonk.
voetnoot691
swanck, bedwong.
voetnoot692
den mensche met vier beenen, het Minotaurus-monster.
voetnoot695
tijdt opter ganck, maakt u op, trekt op; deze regel ontbreekt in Berl.
voetnoot699
als die, daar die.
voetnoot702
voorsichtige, zorgdragende, zorgzame; ten waer, ware het niet dat (Zie A. Weijnen, Zeventiende-eeuwse taal, Zutphen 1965, par. 108; Mnl. Wdb. IV, 998).
voetnoot703
immers, steeds, d.w.z. gedurende mijn hele verblijf in het labyrint; als zij, d.w.z. de goden.
voetnoot704
De Goden zouden die eer niet krijgen, omdat Theseus zonder het koord van Ariadne niet uit het labyrint zou geraakt zijn en dus daar gestorven zou zijn.
voetnoot705
vinnen, opzoeken.
voetnoot707
Berl. Als stem is opgegeven Psalm 24.
Voor 707, zie Inleiding 1.1. Ook Inleiding 2.1.2. voor invloed van Montaigne, Essais, Veenstra Invloeden 57-74.
voetnoot708
geft, geeft.
voetnoot709
gebruicken, genieten.
voetnoot711
luck, geluk.
voetnoot712
zich mooi voordoende, maar groeiende aan een zwakke struik.
voetnoot714
de schoone dach, de klare, volle dag.
voetnoot715
en weet hij, weet hij niet.
voetnoot717
Vergelijk Horatius, Od. III, XXIV, 29, 30, Veenstra Invloeden 12, 67, Inleiding 2.1.2.
voetnoot718
Vergelijk Horatius, Od. III, XXIV, 29, 30, Veenstra Invloeden 12, 67, Inleiding 2.1.2.
betogen, betrokken, bedekt.
voetnoot719
Berl. mensch die.
voetnoot720
oprecht, juist, nauwkeurig.
voetnoot726
hiel, hield, achtte.
voetnoot728
beroudent, berouwde 't.
voetnoot729
sijn schaed' ontsmeeckte, smeekte om hetgeen hem tot schade zou strekken.
voetnoot719-730
Invloed van Montaigne, Essais, Veenstra Invloeden 57-74, Inleiding 2.1.2.
voetnoot730
Vergelijk di faciles van Juvenalis' Satiren, Montaigne, Essais, Veenstra Invloeden, 68, 69, Inleiding 2.1.2.
voetnoot733
gewagen, vermelden, verkondigen.
voetnoot737
crijt, luid verkondigt.
voetnoot738
Berl. van den c. de h. splijt.
voetnoot739
besonde, door de zon beschenen, glansrijke.
voetnoot741
brave moort, kloeke verdelging.
voetnoot742
onthalen, inhalen, ontvangen.
voetnoot745
gebleven, gesneuveld.
voetnoot740-748
Zie Inleiding 1.1.3.
voetnoot751
de dulle vrouw becoorich, de dolzinnige, bekoorbare, wellustige vrouw.
voetnoot754
baloorich, wild, uitgelaten; Berl. balhoorich.
voetnoot756
vint haer, ziet zich, bevindt zich.
voetnoot757
togen, betonen.
voetnoot759
haer - veijnsen, veinzen.
voetnoot760
heeft gedurig de blik op hem gericht.
voetnoot762
meeste, grootste.
voetnoot765
het beginsel, het begin.
voetnoot766
verclenen, verminderen in aanzien en voorspoed; tegenspoed.
voetnoot767
Berl. d'onverdraech'lycke.
voetnoot772
grof, groot.
voetnoot773
Berl. geberchte.
voetnoot775
hem, zich.
voetnoot777
dats meer, ja, wat meer zegt; Berl. mijnen dorst. De bouw van 769-778 is: eer enz. (769-777. Er volgen een aantal onmogelijkheden. De sterkste onmogelijkheid moeten we vinden in vs. 777.), eer enz. (778); lesschen, blussen. Ik laat dus in dit vers 777 sijnen staan en verander het niet volgens Berl. in mijnen. De betekenis moet zijn: mijn Min is zo heet dat het onmogelijk is de dorst ervan te lessen of te blussen, maar dat zou toch gebeuren, eer enz.
voetnoot782
sorch, bezorgdheid; neemt mij ten besten af, houd mij ten goede.
voetnoot785
geviel, gebeurde.
voetnoot786
van mij niet meer en hiel, zich niet meer om mij bekreunde.
voetnoot789
op, open.
voetnoot796
vieren, feest vieren.
voetnoot797
de leyde stacy, de droevige plechtigheid, optocht.
voetnoot800
ontsien, eerbied bewijzen.
voetnoot801
hant, macht; Berl. u vaders.
voetnoot802
minne, geliefde.
voetnoot803
nu moet, schep nu moed, wees nu dapper; of: nu moet 't, nu moet 't gebeuren; bestellen, beschikken, ervoor zorgen.
voetnoot804
Berl. stierluy.
voetnoot805
passen, ervoor zorgen.
voetnoot806
becracht, overweldigd.
voetnoot807
er niet naar omziet wat anderen doen.

voetnoot809
Voor het Vierde Deel, Zie Inleiding, Handelingsvoortgang 1.2.
Ick schouw de werelt aen. Dit liedje heeft blijkbaar nogal opgang gemaakt. Aan het liedboek van Hans Mathijsz te Amsterdam: Den Nieuwen Lusthof is het Bruylofts Bancket toegevoegd. In de 1e druk van 1602 is het niet te vinden, maar in de 2e die zonder jaartal is, staat ons liedje in het Bruylofts Bancket. De 3e druk is van 1607. De jaartallen van de uitgaven zijn belangrijk om de schrijfdatum van de Th. en Ar. nader te bepalen (de eerste uitgave is pas van 1614). In het Br. Bancket staat als stem: Het was een jongher helt ofte Mijn siel maekt groot den Heer. (Zie: Leenderts-Stoett, gedichten van Hooft, Inleiding XV). Berl. Aegle, een veltgodin singt een Liedeken.
voetnoot811
Br. Bancket, ick sie.
voetnoot815
Br. Bancket, ontbreekt.
voetnoot819
verkiert, veranderd.
voetnoot820
in allen, in alle dingen.
voetnoot827
Br Bancket, teere.
voetnoot829
bedijt, gedijt, groeit.
voetnoot831
wat dat mijn ontmoet, wat mij ook gebeure, het baat mij nooit.
voetnoot832
Berl. nummermeer.
voetnoot835
wufte, dartele; Br. Bancket, woeste.
voetnoot836
Br. Bancket, ghebloemt.
voetnoot839
heb de loop, worde nagelopen; Br. Bancket, krijcht de loop.
voetnoot840
over hoop, bij menigte.
voetnoot842
cruist, mishaagt.
voetnoot843
verkuist met, gediend van, ingenomen met.
voetnoot846
honger, liefdedrift; plechtigh, zoals het gewoon is.
voetnoot848
Br. Bancket, tseewaerts.
voetnoot849
leijde, droeve.
voetnoot851
Vergelijk Lucanus, Pharsalia VI, 571b, 572a, zie Veenstra, Invloeden, 170.
voetnoot855
naere, donkere, droeve.
voetnoot856
verbaest, ontstelt.
voetnoot861
u tegenwoordig wesen, uwe tegenwoordigheid.
voetnoot867
mijns ghedachtenis, de gedachtenis aan mij; soo verdt, zo ver.
voetnoot869
mijn onghelijck ist u, het onrecht dat mij wordt aangedaan is het uwe; zie vs. 873; Berl. ist t'uw. In vs. 870, 875, 1049, 1081 wordt Ariadne een sterfelijke vrouwe genoemd. Hooft weet niet dat ook zij eigenlijk een godin, een veldgodin, een vruchtbaarheidsgodin is.
voetnoot873
selfs, zelf.
voetnoot877
Vergelijk deze en de volgende verzen met Seneca's Medea vs. 740-844 en Hercules Oetaeus, vs. 454-464, 877-976 en 1049-1068. Zie Inleiding 2.3.4. Voor 877-899 vergelijk Seneca, Medea, 752-769 en Seneca, Hercules Oetaeus, 454-462 (Worp, Seneca, blz. 99, 100). Veenstra, Invloeden, blz. 170, 171 verwijst naar Lucanus, Pharsalia VI, 496b-471a. Voor 891, vergelijk Lucanus, Pharsalia VI, 472b-473a. Voor 897, vergelijk Lucanus, Pharsalia VI, 462b. Vanaf 877-899 staat 4 maal een ‘indien ick...-konstruktie. De eerste, 877-880, behoort bij 876. De volgende drie horen bij ‘sal ick...’ van 899. Bij alle indiens moet men letten op de woordgroep heb doen + hoofdwerkwoord (behalve 891).
voetnoot878
dick, dikwijls.
voetnoot880
besworen, betoverde.
voetnoot883
ongesien, plotseling.
voetnoot884
versocht, bezocht, als de zon in het teken van de leeuw stond, in gedeeltes van juli en augustus.
voetnoot885
als hij nae den ram, in maart en april; Berl. sijn waegen toe ging stieren.
voetnoot886
vercieren, (heb doen) versieren.
voetnoot887
ijsselijck, schrikwekkend.
voetnoot888
trotse, machtige.
voetnoot889
haer te roeren, zich te bewegen.
voetnoot890
Berl. quam met haer.
voetnoot892
bedt, bedding.
voetnoot893
fontein, bron.
voetnoot902
zoals nu zijn liefde voor mij doet (nl. sijn hart crenken), die hij (immers) uit zijn bewustzijn moet bannen (nl. wegens de liefde voor Ariadne. Bij de ontmoeting met Ariadne is nergens iets gebleken van de liefde van Theseus voor Aegle. Dit is een zwak punt in de intrige).
voetnoot903
roeste, roestige; straffe, strenge.
voetnoot904
naere, donkere.
voetnoot905
drievuldig' Hecate, een tovergodin, die veelal op driesprongen met drie hoofden of drie lichamen werd afgebeeld.
voetnoot911
nae de manier, zoals het behoort; versaet, verzadigd.
voetnoot912
mijn opstel, mijn plan, mijn voornemen.
voetnoot913
Coninck wreet, Hades of Pluto, de god der onderwereld.
voetnoot914
met straffe doet bedielen, zijn straf doet toedelen.
voetnoot917
raserijen, wraakgodinnen, de Erinnyen: Megaera, Tisiphone en Alecto.
voetnoot918
nevelachtich, donker.
voetnoot919
steurt u, maakt u er niet boos over.
voetnoot925
Vergelijk Seneca, Medea 731.
voetnoot926
eeners lever, de lever van iemand.
voetnoot931
Vergelijk Lucanus, Pharsalia VI, 551b-553, Veenstra, Invloeden, blz. 171.
voetnoot932
op sijn meeste lust, toen hij er met de grootste graagte aan kloof; ontjaeght, ontrukt.
Vergelijk Lucanus, Pharsalia VI, 551b-553, Veenstra, Invloeden, blz. 171.
voetnoot933
Stryx, een nachtuil, een spookvogel, die, volgens de sprookjes der ouden, de kinderen het bloed uitzoog; harpij.
voetnoot934
gestroijt, verloren; naere, onheilvolle.
voetnoot937
Vergelijk Seneca, Medea, 752 en 753. (Worp, Seneca, blz. 101).
voetnoot938
Vergelijk Seneca, Medea, 752 en 753. (Worp, Seneca, blz. 101).
voetnoot942
Berl. sullen over ende.
voetnoot943
vrouw, meesteres, nl. Persephone.
voetnoot940-944
Vergelijk Lucanus, Pharsalia VI, 744b-750, Veenstra, Invloeden, blz. 171.
voetnoot945
druckige, vol druk, vol onheil.
voetnoot947
Vergelijk Seneca, Thyestes, vs. 1 (Worp, Seneca, blz. 101).
voetnoot948a
Vergelijk Seneca, Thyestes, vs. 1 (Worp, Seneca, blz. 101).
voetnoot949
laten, verlaten; droeve, donkere.
voetnoot951
bevin, verneem
voetnoot954
maeckt, doet; ik begeer van u te weten te komen wat hij nu doet.
voetnoot958
sonder haer Vaders raet, zonder haar vader te raadplegen, te vragen; Berl. haers.
voetnoot959
sijn best, zo snel hij kan.
voetnoot961
leger, slaapstede.
voetnoot962
verversschen, verfrissen, laten uitrusten.
voetnoot963
mijn oorlof, verlof om heen te gaan.
voetnoot965
naere, donkere; betogen, overtrokken, bedekt.
voetnoot971
sich verbaes, ontstelle, ontroere.
voetnoot972
onverduldich, als iemand, die zijn smart niet kan dragen.
voetnoot977
Zie Inleiding 1.1.
voetnoot982
overbrachte, doorbracht.
voetnoot985
vertoochde, vertoonde.
voetnoot988
overhangende, dreigend.
voetnoot995
velt, doet vallen; overdadich, hovaardige.
voetnoot998
slechte, geringe, eenvoudige.
voetnoot993-1000
Zie Inleiding 1.1.3.
voetnoot1003
hoge moet, hoogmoed; en sal verblenden, moet verblinden.
voetnoot1006
stadich, voortdurend.
voetnoot1008
onvoorsicht, zorgeloosheid.
voetnoot1011
t gemoet verneren, neerslachtig, moedeloos doen worden.
voetnoot1014
besuiren, doorworstelen.
voetnoot1016
t' oneffen annetast, te ruw aangrijpt.
voetnoot1025
hofgesin, het hof.
voetnoot1027
wagen, dreunen, schudden.
voetnoot1028
geschal, rumoer.
voetnoot1030
haer vercloecken, spannen zich in.
voetnoot1035
met jonste van, begunstigd door de wind, die hun dient.
voetnoot1036
Thetis is een zeegodin, dochter van Nereus en Doris, gehuwd met Peleus, moeder van Achilles; woest, uitgestrekt.
voetnoot1037
Berl. en siet.
voetnoot1038
ieder moge zich mannelijk gedragen.
voetnoot1039
Berl. top te trecken.
voetnoot1040
om niet, tevergeefs.
voetnoot1044
schien, geschieden.
voetnoot1045
bespien, nu men zien in het ongeluk ziet (let op de diskongruentie van men bespien).
voetnoot1046
wandren, wandelen, leven.
voetnoot977-1048
Invloed van Montaigne, Essais, Veenstra, Invloeden 57-74, Inleiding 2.1.2.
voetnoot1048
en houden het voor een geneesdrank, die tot voordeel kan strekken.
voetnoot*
Opschrift Berl. A. in gedaente van Aegle. Th. slaapt.
voetnoot1052
onwaerdelijck, smadelijk.
voetnoot1057
Berl. vreemde landen.
voetnoot1058
Berl. e.n.w. vrou; schanden.
voetnoot1061
de geen die, de beloften die.
voetnoot1062
ijver, liefde.
voetnoot1067
vergaet, vergat.
voetnoot1068
aan de kant staat: gaet binnen Alecto. Her zal u berouwen, maar, als dat berouw komt, zal het u te laat berouwen.
voetnoot1071b-1072
Zie Inleiding 1.1.4.
voetnoot1072
Berl. creteense m.m. oyt v.s.
voetnoot1074
verwecken, wakker worden, opvlammen.
voetnoot1076
huif, haarband, wrong; beniert, in orde brengt, opmaakt.
voetnoot1077
niet met allen, geenszins.
voetnoot1081
onwaerdich, verachtelijk.
voetnoot1082
oneerlijck, trouweloos; onaerdich, ontaard.
voetnoot1083
ijdel beelt, schim.
voetnoot1085
op een cort te vinnen, spoedig op te sporen, te vinden.
voetnoot1087
voor heen, vooruit, weg.
voetnoot1089
mijn best, zo spoedig mogelijk; laten, verlaten; Berl. dees vrouwe.
voetnoot1090
met haer, met zichzelf.
voetnoot1091
jammerlijck gebaer, met ellendig misbaar (met uit vs. 1090).
voetnoot1049-1092
Zie Inleiding 2.3.3.
voetnoot1092
beter ellendich haer, het is beter dat zij in tegenspoed rampzalig zij dan ik. Zie Inleiding 2.3.3.

voetnoot*
Voor het Vijfde Deel, Zie Inleiding, Handelingsvoortgang 1.2.
voetnoot1096
vertoocht, vertoont.
voetnoot1098
laetse, verlaat haar.
voetnoot1099
port, aanspoort, noopt.
voetnoot1100
op een cort, spoedig, vlug.
voetnoot1102
u antwoort, antwoord van uw kant; wat swaerder plage, welk een zware ramp.
voetnoot1103
boert, schertst.
voetnoot1105
verhaelt, herhaalt.
voetnoot1108
besien, zien.
voetnoot1111
De bewoording van Ariadnes ellende is van hoog gehalte, in schrille tegenstelling met de prullerige tekst van Theseus, 1069-1092; 1111-1179.
Zie ook Inleiding 1.1.4.
voetnoot1112
tuicht, getuigt.
voetnoot1113
vaten, aanwezig zijn (zo opgevat is vaten een nevenvorm van vatten. Vaten kan ook betekenen: in een vat doen); Berl. soo groot'.
voetnoot1116
aan wie hij, wegens de gunst die zij hem bewezen had, grote verplichting had.
voetnoot1119
Vergelijk Catullus 64, 132 en 133. Inleiding 2.1.1.
Vergelijk ook Ovidius, Artis Amat. 1,536.
voetnoot1120
Vergelijk Ovidius, Heroides X, 35, Inleiding 2.1.1.
voetnoot1123
rabaut, schelm.
voetnoot1126b-1127a
Vergelijk Catullus 64, 154, Inleiding 2.1.1.
voetnoot1129
treffelijcke, mooie.
voetnoot1130
opgetogen, omhoog gehaald.
Vergelijk Ovidius, Heroides X, 35, 36, 149. Inleiding 2.1.1.
voetnoot1131
Vergelijk Ovidius, Heroides X, 35, 36, 149. Inleiding 2.1.1.
verschoont u ingebogen mast, behandel met zachtheid uw mast die kromgebogen staat (door de harde wind).
voetnoot1132
Vergelijk Ovidius, Heroides X, 36. 1132-1134. Vergelijk Ariosto, Orlando Furioso X, st. 25, reg. 4-6, Inleiding 2.1.1.
voetnoot1134
Ghij voert mijn siel, je voert mijn ziel al mee.
voetnoot1135
Berl. de trouwe. Vergelijk Ovidius, Artis Amat. 1, 536, Inleiding 2.1.1.
voetnoot1136
Berl. den verdiende.
voetnoot1137
t' onthouwen, nooit te zullen vergeten; Berl. swoert te houwen.
voetnoot1140
dits mijn getuich, zij (de zon) is mijn getuige.
voetnoot1141
u best, zo snel gij kunt.
voetnoot1143
wiens hoocheit, bij wier hoogheid.
voetnoot1144
bet, beter; slechte, geringe.
voetnoot1145
dat zij rampsalich schennen, dat zij u ten verderve mogen voeren; Berl. schenden.
voetnoot1146
Berl. senden.
voetnoot1149-1150
Vergelijk Ariosto, Orlando Furioso X, st. 26 reg. 1-4.
voetnoot1150
in u seilen voor te jagen, in het voortjagen van uw zeilen.
voetnoot1152
ontset, verlossing van de benauwdheid.
voetnoot1153
Vergelijk Ovidius, Heroides X, 82-86, Inleiding 2.1.1.
voetnoot1154
vertreck, dralen.
voetnoot1156
Berl. in dees verbolgen zee.
voetnoot1157
haest dat, wellicht dat.
voetnoot1158
Zie ook 1164-1165, 1179, Vergelijk Ariosto, L'Orlando Furioso X, st. 26, reg. 5 en 6, Inleiding 2.1.1.
voetnoot1162
herbergen, wonen.
voetnoot1164
bedeest, bang; Berl. bevreest (dat boven bedeest is geschreven).
voetnoot1166
bederven, sterven.
voetnoot1167
jndien ghij u verschoont, als gij u zelf niet doodt (eigenlijk: ontziet, vrijstelt, met zachtheid behandelt).
voetnoot1168
Berl. mensch en woont.
voetnoot1170-1174
Vergelijk Ovidius, Heroides X, 119-120, Ariosto, L'Orlando Furioso X, st. 28, reg. 5-8 Inleiding 2.1.1.
voetnoot1172-1175
Vergelijk Ovidius, Heroides X, 82-86, Inleiding 2.1.1.
voetnoot1175
geschent, gedood.
voetnoot1178
doecken, zeilen.
voetnoot1179
Zie Inleiding 2.3.5.
voetnoot1180
baert, stelt u aan, maak misbaar.
voetnoot1183
Berl. van de doot.
voetnoot1185
blijckelijck werden, blijken.
voetnoot1186
dulheit, dwaasheid.
voetnoot1187
Invloed van Montaigne. Essais, Veenstra, Invloeden, 57-74, Inleiding 2.1.2.
voetnoot1189
annevaten, aanvangen.
voetnoot1190
geviel, behaagde.
voetnoot1193
te lijf, in leven.
voetnoot1196
dat is ongesien, daar heb ik geen kijk op.
voetnoot1197
ten is niet lang geleden, gij behoeft niet lang meer te lijden.
voetnoot1199
Denkt u dat het zo onmogelijk is (zo nog nooit gezien) dat u enz.
voetnoot1201
lichten, opnemen, medenemen.
voetnoot1203
nae Griecken, naar Griekenland.
voetnoot1204
versmaeden, verachten.
voetnoot1205
onverdacht, onbedacht.
voetnoot1202-1206
genomen, onderstel eens; vgl. Ovidius, Heroid. X, vs. 63-70. Inleiding 2.1.1.
voetnoot1210
beweechlijck, ontroerend.
voetnoot1211
ongemelt, geheime.
voetnoot1214
onthalen, vriendschappelijk ontvangen.
voetnoot1215-1220
Vergelijk Ovidius, Heroides X, 56-58, Ariosto, L'Orlando Furioso X, st. 27, reg. 3-6, Inleiding 2.1.1.
voetnoot1222
grootdadich, krachtdadig. Bacchus (Dionysos) werd ook beschouwd als een groot veldheer, vooral als bestrijder van de giganten. Daarbij behoort ook al een veldtocht in de Oriënt. Dat hij zelfs Indië veroverde, wordt pas in de mythe binnengebracht nadat Alexander de Grote naar Indië was getrokken. Blijkbaar zagen de Grieken in Alexander de opnieuw onder de mensen verschenen triomfator Dionysos. (Pauly-Wissowa, Real-Encycl. enz. V, Stuttgart 1905, s.v. Dionysos, 1039, 1040).
voetnoot1223
schanck, schonk.
voetnoot1224
dranck, dronk; Berl. doent. enckel.
voetnoot1226
Berl. daerop.
voetnoot1227
verwaenden, vermetele, overmoedige; dwong, bedwong.
voetnoot1228
Berl. stapelden.
voetnoot1229
wapen, wapenen.
voetnoot1234
wulleps, dartel, brooddronken; bescheyden, verstandig.
voetnoot1235
dat yder Prins, als ieder vorst.
voetnoot1231-1236
Zie Inleiding 1.1.3.
voetnoot1239
geviert, gebrand, geofferd.
voetnoot1240
stadelijcken, steeds.
voetnoot1241
gene heeft ontkennende betekenis (niet de kerken bevallen hem zo zeer, maar meer de lustige bosschages); grof, groot; Berl. groot van timm.
voetnoot1245
terstont, zo even.
voetnoot1247
gering, spoedig, ineens.
voetnoot1248
Ar. heeft B. nog niet opgemerkt en vervolgt haar treurige ontboezemingen. Pas in 1310 richt B. zich rechtstreeks tot Ar., die dan in 1318 hem toespreekt; mijn, mij; Berl. vervloeckte tijt d.v. mij.
voetnoot1252
Berl. den bedroefden.
voetnoot1253
soo, indien; 1253 is een voorwaardelijke bepaling bij waarom heb jck niet verloren het leven (1250).
voetnoot1256
verslagen, wanhopige.
voetnoot1257
immers, althans.
voetnoot1262
niet om versnooden; typisch 17e-eeuwse konstruktie: ontkenning+om+in+infinitief met prefix ver-, met de betekenis van een superlatief: dat niet minder kan worden, dat eindeloos groot zal blijven. (versnoden, verminderen). Zie A. Weijnen, Zeventiende-eeuwse taal, Zutphen 1965, § 90.
voetnoot1264
beweecht, bewogen.
voetnoot1266
becrachten, overmeesteren.
voetnoot1268
lossen, verlossen; steckt, steekt.
voetnoot1272b-1273a
Omdat ik aan de Liefde een al te grote plaats heb gegeven.
voetnoot1274
afkomst, nakomeling; zie de noot bij vs. 471.
voetnoot1276
Berl. mijn voorvaders (aldus in Leenderts-Stoett).
voetnoot1277
geslist, geblust.
voetnoot1279
beweecht, bewogen, geroerd.
voetnoot1280
op, open.
voetnoot1281
sellefs, zelf.
voetnoot1283
nieu-nakende Godin, die als een nieuwe Godin de hemel nadert.
voetnoot1286
alleen mijn groote cracht, gij die alleen mijn grote macht zijt.
voetnoot1289
bequaem om wonden, geschikt om te wonden; morw, murw, week; Berl. medelijden.
voetnoot1290
Berl. glijden.
voetnoot1285-1291
Vergelijk Seneca, Hercules Oetaeus, 541-549 (Worp, Seneca, blz. 102).
voetnoot1293
brant, liefde.
voetnoot1297
hoochaerdich, van edele aard.
voetnoot1308
dat hem verhief, dat ontstond.
voetnoot1309
dijen, gedijen.
voetnoot1313
Berl. u teere vlechten; verschonen, schoon maken, mooi maken, versieren, met zachtheid behandelen (zij lag schreiend en met verwarde haren in het zand).
voetnoot1314
rechten, oprichten.
voetnoot1319
vertoocht, vertoont.
voetnoot1324
selfs, zelf.
voetnoot1325
fantasien, inbeeldingen.
voetnoot1326
wegens mijn door het nog overgebleven lijden overmeesterd verstand; omdat mijn verstand nog overmeesterd (verbijsterd) is door het nog niet geheel verdwenen lijden.
voetnoot1330
geproeft, gesmaakt, ondervonden.
voetnoot1333
slechtelijck, slechts; vrijen enz. verlossen van uw smart.
voetnoot1334
echte vrouw, wettige, door huwelijk verbonden vrouw.
voetnoot1335
stelt u gemoet te vreên, stil uw smart.
voetnoot1343
nieugecomen, pas aangekomen.
voetnoot1347
den cristallijnen vloer. Hooft stelt zich, volgens het stelsel van Ptolemaeus, het heelal voor als bestaande uit in elkander sluitende concentrische bollen, die zich om een gemeenschappelijke as wentelen. De binnenste is die der aarde, daarop volgen die der zeven planeten, dan het firmament, waarin de vaste sterren zich bevinden, daarna de kristallijnen sfeer, en eindelijk het Empyreum, de woonplaats van het Opperwezen.
voetnoot1349
snaere, schoondochter; Bacchus was de zoon van Zeus en Semele.
voetnoot1352
tegenwoordich, straks, zo aanstonds.
voetnoot1357
Dit sonnet, waarbij een emblema was getekend en dat opgedragen was aan Julietta, staat ook in Deel I, blz. 12 van Leendertz-Stoett, Gedichten van P.C. Hoooft, Amsterdam 1899, met de titel: Op d'Historie van Ariadne, die van Theseus verlaten sijnde, van Bacchus tot vrouwe, gecosen wert. Zie ook W.A.P. Smit, Hoofts ‘Ariadne’ en Julietta, N.Tg. 40, 97-100. Zie Inleiding 2.3.6.; sat en deed enz., zat te klagen.
voetnoot1358
diese siet dat enz. let op syntaktische konstruktie.
voetnoot1360
die in plaats van een tegenprestatie te verrichten voor haar trouwe liefde deze liefde bespotte.
voetnoot1362
verriet, ontrouw werd.
voetnoot1364
waen sijse minst verwachten, vanwaar zij die het minst verwachtte; Berl. doen sijse.
voetnoot1366
beginsel, begin, het ontwaken der liefde; geproeft, ondervonden.
voetnoot1369
om beter, om een beter lief (te krijgen).
voetnoot1371
Choor, Berl. op de wyse: Cupido geeft mij raet; om beter, wegens iets beters, zie ook Invloeden 1.1.
voetnoot1372
schieden, geschieden.
voetnoot1374
onbescheyden, onverstandige.
voetnoot1375
tot achterdeel te dieden, als nadeel te beschouwen.
voetnoot1377
bespieden, zagen.
voetnoot1379
het geen dat enz. de mens bevindt dikwijls naderhand, dat, indien hij niet verkregen had wat hem tegenspoed scheen aan te brengen, het hem (nu) niet (zo) voorspoedig zou gaan.
voetnoot1384
blent, blind; Berl. dies is.
voetnoot1385
t' overwegen, te oordelen over.
voetnoot1393
Berl. Godts.
voetnoot1394
vin, vinde; Berl. wtcompst.
voetnoot1396
verheven, verheffen.
voetnoot1399
die druckich sneven, die in druk terneergeslagen leven.
voetnoot1400
Berl. hulpe.
voetnoot1403-1410
Zolang de mens, nog niet goed kunnende onderscheiden wat nuttig voor hem is, voelt dat de zware last van het lichaam ten onder gaat door zijn zielelijden moet hij nooit alle hoop laten varen, ook al is er geen reden om te hopen, want alles kan hier ter wereld spoedig veranderen.
voetnoot1413
Berl. van al.
voetnoot1416
noch, nochtans; boos van moet, slecht, zondig van gemoed.
voetnoot1417
sich versteurde, zich boos maakte (! eenvoudige oplossing).
voetnoot1422
scheijden, scheidde.
voetnoot1423
sat en schreijden, zat te schreien.
voetnoot1424
sin, liefde.
voetnoot1428
verclaren, bekend maken, verkondigen.
voetnoot1429
prijs, lof.
voetnoot1441
Berl. al wat (eerst: dat wat).
voetnoot1371-1442
Invloed van Montaigne, Essais, Veenstra, Invloeden 57-74, Inleiding 2.1.2.
voetnoot1439-1442
Zie Inleiding 1.1.3.
voetnoot1442
Berl. Hierna volgt als onderschrift Finis en de ondertekening verana cant. Deze ondertekening kan ook van belang zijn voor de schrijfdatum.

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • A.J.J. de Witte


organisaties

  • Eglentier


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank