Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst: anders de zichtbaere werelt (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst: anders de zichtbaere werelt
Afbeelding van Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst: anders de zichtbaere wereltToon afbeelding van titelpagina van Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst: anders de zichtbaere werelt

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.63 MB)

XML (1.13 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst: anders de zichtbaere werelt

(1969)–Samuel van Hoogstraten–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Vijfde hooftdeel.
Van de ontleeding; en eerst van 't geraemt.

MAer eer wy tot de byzondere meetingen eens menschlijken lichaems toetreen, zoo laet ons eerst dit heerlijk beelt Gods eens ontleeden. De maetschiklijkheit zal veel lichter zijn om te begrijpen, als men de byzonderheden, waer toe menze gebruiken wil, eerst kent. Ik en wil u, ô mijn Schilderjeugt, hier in geen doolh of brengen, of u te ver buiten om leyden, gelijk tot noch toe gedaen is. De Ontleeding kunde laet ik de heelmeesters en geneesheeren, maer mijn lessen strekken alleen tot de Schilderkonst. Ik wil u alleen leeren 't geen u noodich om weeten is, dat licht geleert wort, en groot voordeel toebrengt. Ik zal u in 't kort eerst een menschelijk geraemt beschrijven, op dat gy de schets van allerley buigingen der deelen te beter moogt leeren begrijpen. En Ga naar margenoot+wat ons verder onderwijs aengaet, ik zal u niet anders als een onbloedige ontleeding voorstellen, en alleen diespieren en musculen aenwijzen, die in 't beweegen der leeden, of rekken of zwellen: en blijven by de waerachtige schilderachtige spierkunde, zonder snijden of villen. Mijn Godvruchte vader Theodoor plach te zeggen: Dat de Schilders in de kennisse der nootzakelijke stukken, die een Schilder verstandich maken, in geen onwetentheit bleeven door gebrek van boeken, of onderwijzers, maer alleen om dat zy afgeschrikt wierden door de wijtweydentheyt en lankheyt der zelve. Want wie heeft tijd of lust om, aengaende de menschlijke ontleeding, al Ga naar margenoot+de schriften van Vezalius, Laurentius, of Kabrolius, te deurkruipen? Zelf van der Gracht leyt meer weegs voor heelmeesters, als voor Schilders af. Daerom wil ik mijn Schilderjeugt van allen onnoodigen arbeyt ontslaen, haer een korten wech wijzen, en mijn Bijtjes hier een bloem vol gereeden honich voorstellen, die genoeg zal zijn om haer gratige honichraten op te vullen. Ik zal haer leeren welgevoede naekten met kennis doen roeren. Maer die, door een byzondere neyging tot dit deel der konst te doorgronden, noch niet verzaet is, kan de bovengeroerde schrijvers, en meer andere nazoeken.

Want ik wil niet datmen, door al te naukeurich in deeze wetenschap te zijn, in een wargaren vervalle, gelijk veelen gebeurt is, die hare beelden gemaekt hebben, als ofze harde en uitgedroogde stokvissen, en gevil-

[pagina t.o. 53]
[p. t.o. 53]


illustratie

[pagina 53]
[p. 53]

de Ga naar margenoot+Satyrs waren, of wel zoo veel knobbels hadden, als ofze met ajuin waren opgevult; maer datmen in een werkend beelt voornamentlijk de beweegingen der Spieren te recht waerneeme, en de vleezige opzwellingen en inkrimpingen Ga naar margenoot+op zijn behoorlijke plaets stelle. Het en is niet genoeg, dat eenigen op haer oog vertrouwende, de natuer, zoo zy waenen, vleezich en zacht navolgen, en dikwils misgeboorten en zout zakken op't Ga naar margenoot+paneel brengen: de doorluchte geesten hebben meerder voorzichticheit gehad, en hare kennis der Muskulen blinkt, hoe bedekt, in hare werken uit. Den woelenden Laocoon, hoe gespiert en gezenuwt, heeft nochtans een zoet vloeientheit, als waert't het zachte vel: en de poezele Liber, hoe zeer met vet begroeit, vertoont ten minsten de plaetsen der Muskulen.

Cimon van Cleonia, een Stadt in Achajen, begon ondet de oude Grieksche Schilders aldereerst de leeden, spieren, en aderen des menschelijken lichaems, in zijne werken, te vertoonen.

Maer Antonis Pollaivoli was den eersten, onder de nieuwe Italianen, die de muskulen met kennis onderscheyde, hebbende zelfs veel doode lichaemen, om die te leeren kennen, gevilt. Rosso ontgroef de dooden, en maekte een zeer schoone Anatomie, schrijvende ook een boek daer af, maer hebbe 't zelve noit, dat ik weet, gezien. Buonarotti ook, met een hangenden Kristus van hout bezich zijnde, begon veel dooden te villen, 't welk hem namaels zijn Teykening dapper verzekerde. En de eere van't land van Kleef, of den Batavischen Titiaen Jan van Kalker, heeft den anatomist Vezalius met zijn Teykeningen in't anatomiseeren dapper geholpen.

Wy zullen dan voor eerst het menschelijk geraemt beschrijven, gelijk wy het in de Plaet A. in d'eerste figuer hebben afgeteykent.

Het Geraemte eens menschen begrijpt vooreerst zes voornaeme deelen, als het Hooft, het Lijf, twee Armen, en twee Beenen.

Het Hooft heeft 2. stukken, als
A. 't Bekkeneel, Cranium, en
B. Kinnebek, Mentum,
Het Lijf of lichaem heeft 3. deelen, als
C. den Ruggraet, Spina.
D. de Ribben, Costae, en
E. de Heup, Ilium.
Den Ruggraed begrijpt in zich
F. de Nek, Cervix,
G. den Rug, Dorsum,
H. de Lendenen, Lumbi, en
I. 't Staert been, os Sacrum.
De Ribben zijn zeven hechte, en vijf korte, twaelf te zamen, waer by gevoegt wort
K. de Kreeft of't Borstbeen, Sternum,
L. de Sleutelbeenen, Claviculae,
M. en de Schouderblaen, Scapulae.
De Heupen hebben 3 deelen, als eygentlijk De Heup Ilium, het Ysbeen Ischium, en den manbaeren Stoel Pubes; doch deeze twee laetste zijn onzichtbaer.
Yder Arm heeft 3. deelen, te weten
N. de bovenste El, Humerus,
O. de onderste El, Cubitus en de Hand. De onderste El heeft 2. bee-
[pagina 54]
[p. 54]
nen, als d'El Cubitus, en
P. de Handspeeck, Radius.
De Hand heeft twaelf beentjes, de Vingers vijftien.
Yder Been heeft 3. deelen, als het
Q. Dgiebeen, Femur, 't welk onder de Heup
R. uitbult, Trochanter Major, eyndigende aen
S. de Knieschijf; Rotula.
T. Het Scheenbeen Tibia, met
V. de Braeyspeek zijn twee.
W. de voet Tarsum heeft 12 beentjes, en de teenen veertien.

Wie onder u, ô leergierige Schilderjeugt, zal zich ontzien deeze weynige naemen en deelen eens op te zeggen? Wiens hooft is zoo kranck, dat hy geen driemael zeeve naemen overleezende, zoude onthouden. Zeeker gy zultze strax van buiten weeten, en al de beenderen kennen, zoo gy de print maer eens naeteykent, en de naemen van de bystaende letteren naeziet. Een kleyn uur kan u hier met een kennis voorzien, die u al uw leeven lang zal byblijven, en grootelijks dienen. Is een uur niet genoeg, hang'er een ganschen dag aen. Maer ik zie alreets dat gy, van't Cranium af tot Tarsum toe, uw les kent, en van yder been bynae zijn Roomsche en Duitsche naem weet. Wel aen, laet nu uw oog ook eens gaen op de verdeeling. Ik heb dit geraemt nae't leeven afgemeeten, het was vijf Rijnlandsche voeten lang, maer vademde wel een half voet meer, 't welk ik geloof, dat by't ontdroogen der Zenuwen in den Ruggraet bykomt, en dat het daer door wel 6 duimen gekrompen was. Ik heb het in vijftien deelen, of groote palmen verdeelt, en vind een maetschik, die niet te verwerpen is. Als eerstelijk, van boven den Scheydel tot

1.Onder d'oogen. voorts
2.'t eynde des Neks, of op't Schoudervleys.
3.Onder't Harteschilt.
4.Boven't Maegenschildetje.
5.'t Eynde der Ribben.
6.In de Heup.
7.Op den Trochanter,
8.Quartier Dgie.
9.Halver Dgie.
10.Boven de Knie.
11.Onder de Knieschijf.
12.Quartier Scheen.
13.Middelbeen.
14.Boven d'Enkels.
15.Onder de Zoolen.

Dewijl gy dit nu vast hebt, zoo laet ons ook de Spieren en Muskulen, die 't gebeente bekleeden, leeren kennen. Gy zult haest zoo geleert schijnen, als menig Chirurgijn.

margenoot+
Wat een Schilder maer, in de konst der ontleeding, behoeft en ook behoort te weten.
margenoot+
Voorname Anatomisten.
margenoot+
Anatomie misbruikt,
margenoot+
En verwaerloost.
margenoot+
Voorbeelt van wel waergenome Anatomie te Rome in't Vatikaen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken