Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst: anders de zichtbaere werelt (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst: anders de zichtbaere werelt
Afbeelding van Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst: anders de zichtbaere wereltToon afbeelding van titelpagina van Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst: anders de zichtbaere werelt

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.63 MB)

XML (1.13 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst: anders de zichtbaere werelt

(1969)–Samuel van Hoogstraten–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Vijfde hooftdeel.
De tweede vrucht der konst. Winst en Rijkdom.

DE tweede aenprikkeling is de hoope van winst. Wy en willen nu de giericheyt met geen lofgedichten vereeren, maer staen echter toe met Cassiodorus, dat de oeffeningen der konsten met reedelijke winsten geaest behooren te worden. Den Goudthonger, zegt Theophilactus, is den menschelijken geslachte zeer profijtelijk: want daer door zijn alle goede konsten in dit nootdruftig leeven uitgevonden; de groote steeden volkrijk gemaekt, en allerley handel tot een gemakkelijke overeendracht gebracht. Het grootste deel des Aertbodems zou ongeboudt en ontsiert blijven, indien de tusschen komst van het goudt den menschen niet aen en wees, op wat wijze zy elkanders hulp konden genieten. Matroos zou naelaeten t' zeyl te gaen, en den Reyzigerbleef in den hoek van zijn haert. Den Akkerman zouw nae de ploeg niet eens omzien. De Vorsten en overheden zouden haere eerbiedicheyt derven, en den Soldaer zouw 't geweer zelf in den nood verzuimen op te neemen. Maer 't gout, zegt hy verder, heeft zelfs den toom van de deugt en d' ondeugt in zijn macht, het toetst de heymelijke tochten onzes gemoeds; en openbaert de bastaertdeugden. Zeker, de armoê dempt de geesten, en de slaefachtige bekommernissen houden een edel gemoed als in een diepe Kerker gevangen. Zoo en kan ook een Schilder het behoorlijk vergenoegen in de konst, daer wy eeven af spraeken, niet volkomen genieten, ten zy hy van het bitter zorgenpak des brootkommers ontlaeden zy. Noch de geest en kan met die hooge driften, die de konst eygen zijn, niet voort, zoo lang de huiszorg haer in d' engten van nootdrust geboeyt houdt. Laet deze anxften, ô Schilderjeugt, vry vaeren. Pictura schijnt hier in haer schamele Zuster Poëzy zeer ongelijk: want haere naevolgers hebben goede winst te verhoopen, jae wel zoo veel, als eenige konst ter werelt kan opbrengen; behalven dat zy, gelijk Euterpe haer begeert, tot eenen hoogen trap bequaem zijn op te klimmen; want de middelmaet in deeze konst is walglijker, dan in andere, ten zy 'er de Forruin zonderling onder roeje. Hoor nu, hoe rijkelijk men somtijts de Schilderyen betaelt heeft.

[pagina 352]
[p. 352]

Ga naar margenoot+Kandaule Koning van Lydien heeft een Tafereel van Bularchus tegen gout opgewogen.

Aristides Thebanus heeft den slach met de Persiaenen geschildert, daer hondert figuuren in waren, en Mnason heeft hem tien minas voor elke figuur Ga naar margenoot+betaelt; en Attalus heeft voor een van zijne stukken hondert talenten gegeven.

Als L. Mummius zach, dat Koning Attalus, in den uitroep van den Corintischen beuit, voor een stuk van Aristides zes duizeut sestertien bood, zoo heeft hy zich over dien hoogen prijs geweldich verwondert, en denkende, dat achter deeze schilderye iet geheyms schuilde, zoo heeft hyze opgehouden, en niet willen verkoopen, waer over hem Attalus zeer onvernoegt hielt.

Den zelven Attalus, of, zoo andere zeggen, Koning Ptolomeus, bood Nicias voor een stuk van Ulysses in de Hel 60 Talenten, dat is, zes-en-dartich duizent goude kroonen, maer hy wilde zijn werk noit verkoopen, en schonk dit stuk aen zijn geboortestadt Athenen.

Als Apelles den grooten Alexander tot den Tempel van Diane t' Ffezen met den Blixem in de hand hadde geschildert, zoo wiert hem zijn betaling in louter goud met een korenmaet toegemeeten. Maer Quintius Kurtius zegt, dat 'er twintig talenten gouts voor betaelt is.

Ga naar margenoot+Ascleptodorus schilderde de twalef goden, en Mnason gaf hem driehondert minas voor't stuk. De Attische mina wort gereekent op zeventien gulden en een half, komt voor yder beelt 5250 gulden; en voor al de twalef drie en sestich duizent guldens.

Den zelven Koning Mnazon betaelde ook aen Theonnestes hondert mienen voor 't stuk van yder der halfgoden.

En Cesar gaf een Timomachus voor een stuk, andere zeggen twee, van Ajax en Medea, tachtich talenten, dat is, achtienduizent kroonen, omze aen de Godinne Venus toe te eygenen. En deze stukken waren, zoo ik elders vinde, van Aristides geschildert.

M. Agrippa gaf voor twee stukken, Ajax en Venus, twalef duizent sestertien.

Men zegt dat die van Koos hondert talenten voor de Venus Anadiomene genoten, die zy van de schattinge afkortten.

Koning Nicomedes wil de die van Gnidus van alle haere schulden ontlasten, die ongelooflijk groot waren, voorde Venus en Praxiteles, maer zy weygerden 't; doch dit was geen Schildery, maer een statue.

Uit deze weynige staeltjes kan men genoeg afmeeten, in hoe groote waerde de konstige werken der ouden gehouden wierden, ja den prijs daer van wiert eindelijk zoo verhoogt, dat Cesar die door wetten heeft moeten bepaelen; hoewel hy zelfs zoo grooten liefhebber was, dat hy, niet tegen-

[pagina 353]
[p. 353]

staende zijn zwaere bekommernissen, de oude Tafereelen, beelden en gesneede konststukken, tot hooge prijzen opkocht.

De laetere tijden, toen de Konst weer ten grave uit verrees, hebben wel van zoo overgroote prijzen niet geweeten, maer de belooningen zijn echter genoeg geweest om een verzaetbaer gemoed te vergenoegen.

Key zer Karel gaf voor zijn Konterfeitsel aen Titiaen duizent kroonen, zoo dikwils hy hem schilderde. En zijn zoon Filips gafhem daer voor twee hondert kroonen 's jaers.

Fransisko Markgraef van Mantua gaf aen F. Monsignory een heerlijk huis met hondert mergen lants. En Fredericus zijn nazaet onthaelde Julio Romanus overmiltdadich. Joseph van Arpijn, zoo dra hy hand aen't werk op't kapitolium sloeg, wiert hondert goude kroonen vereert, om zijn lust te wakkeren.

Ga naar margenoot+Ik en wil my hier niet langer ophouden met de geene, die haere werken wel betaelt zijn nae haer begeeren. Want zulks is zelf geschiet tegen haer wil, want als Alcibiades den onwilligen beesteschilder Agatarches een wijl tijts in zijn huis gevangen had gehouden, tot dat hy't zelve geheel beschildert had, zoo heeft hy hem zijn konst, nevens dit aengedaene gewelt, met schoone geschenken vergolden.

margenoot+
Konst wel betaelt.
margenoot+
Varro begroot den Attischen Talent op 16000 penningen, maer Budeus zegt zes duizent. Dit wort begroot op 60000 kroonen.
margenoot+
3600 mienen zilver voor twalef goden.
margenoot+
Zelf tegen wil.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken