Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch
Afbeelding van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het MiddelnederlandschToon afbeelding van titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.04 MB)

XML (0.98 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

proefschrift
studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

(1898)–S.S. Hoogstra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Hoe Alexander onss heren naem aenbede(n).
Cap. XXIII.

1Hier gheviel dies nyemant van alle dengenen, die den coninc 2volgeden, gewaent en hadde. Want doe Alexander den 3prince van den papen aensach, gecleet mit biscopliken gewade, 4ende op sinen mitre die gulden plate(n), daer ons Heeren name 5Tetragramaton in gegroveert was, so gedachte hy Gods, die hemaant.Ga naar voetnoot5.Ga naar voetnoot5. 6openbaerde, doe hy op sinen bedde lach, ende die hem geloeft 7hadde, dat hy hem helpen soude, dat hy wonne trijck van 8Oesten. Doe beete Alexander haestelic van sinen peerde, ende 9ginc allene tot voir den prince van den papen, ende hy viel 10langhes voir hem optie eerde ende aenbede ons Heren name †

[pagina 77]
[p. 77]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

11ende dede den biscop eere. Dit hadde den princen van sinen 12heer alte groet wonder, ende sy waenden, dat des conincs herte 13Ga naar margenoot+ bedwelmt hadde geweest. Mer Percemeus, die sijn sonderlingeGa naar voetnoot13 14vrient was, vragede hem, wairby dat hy der Joden 15pape aenghebeedt hadde. Ende die coninc antwoirde ende seide: 16‘Ic aenbede den pape niet, mer ic aenbede Gode, dies dienst 17dat hy doet. Want doe ic was in Licia in Macedonenlant, so 18sach ic in droeme Got in alsulken abijt. Ende doe ic peynsede 19ofte ic Asiam soude mogen winnen, so hiet hy my dat icsGa naar voetnoot19. 20geloven soude, want hy soude mijn heer geleiden ende leveren 21my dat rijck van Persen. Want nu eerst sach ic in desen pape 22sijn gelikenisse. Ende ic hebbe vasten gelove, dat my gescien 23sal, dat hy my geloeft heeft. Hierom aenbede(n) ic Gode ende 24dede den man eere.’ Doe dede Alexander sijn heere afterwaertaant.Ga naar voetnoot24. 25trecken ende voir mit luttel lude in Jherusalem, ende hy dede 26Gode offerhande in den tempel, also hem Yadus, den prince 27van den papen, wijsde ende hiete. Ende doe brachten sy voir 28den coninc Danyels boeck ende toendent hem, datter in gescrevenGa naar voetnoot28. 29was, hoe dat een Griex coninc die macht van Persen 30tonder doen soude. Ende Alexander wart hierom harde blide,

[pagina 78]
[p. 78]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

31want hy hoepte, dat dit van hem voirseit ware. Ende des anderen 32dages dede hy tvolc vergaderen ende hiet hem eyschen, wat 33sy wilden, ende om haer verzoeck so oerloefde hy hem, dat 34die Joden alle die werrelt dore, wair sy waren, haer wet houden 35mochten. Ende hy scout hem quijt ende vriëdze vanden tribuut 36van den zevenden jair om die veerte van den lande. Endeaant.Ga naar voetnoot36. 37hierna toech hy ten anderen stedenwaert. Ende doe die Samaritane 38sagen die grote myltheit ende die grote gracie die 39Alexander den Joden ghedaen hadde, so quamen sy tot hem 40ende seiden, dat sy der Joden mage ware, ende sy rekenden 41hair gheboerte van Effraym ende van Manassen. Ende sy baden 42den coninc, dat hy haeren tempel in Garisim eer doen woude, 43ende hy gelovede hem dat te doen, als hy wederkeeren soude. 44Ende sy baden hem, dat hy hem oic den tribuut vanden 45zevenden jair verliete. Ende doe vragede hy hem, wie sy waren 46ende sy seiden, dat sy Hebreusche waren. Ende doe hem die 47coninc vraghede(n), of sy Joden waren, so seiden sy: ‘Neen 48sy.’ Ende doe antwoirde hem Alexander, dat hy den Joden dat 49gegeven had ende anders nyemant. Want altoes wast der SamaritaneGa naar voetnoot49. 50costume, wanneer si sagen, dat den Joden wel was, so 51seiden sy, dat sy haer mage waren, mer als die Joden qualick 52voeren, so seiden sy, dat sy hem niet en bestonden.

voetnoot5.
Tetragramaton. Zie de aant.
voetnoot5.
so.... van oesten ontbr. in de Hist. Scol.; het is eene reminiscence uit Cap. XIII van onzen tekst. 10. - Zie de aant.
[tekstkritische noot]11. B. dede (ontbr.); B.E.F.H. Ende den (H. die) princen van sinen heere hadden des (H. dat) alte grote (F. groter) wonder. 12. F. waende, dats; B.F. sconincs. 13. B. bedwelinc; C. bedwelmt; E. bedwegelinc; F. bedewelmt; H. bedewelinc; G.H. had; B. sijn (ontbr.); E.F. sonderlinde. 14. C. vrageden; F. vragede; C.H. dat (ontbr.) hy. 15. E.F. papen; C. aengebedet; H. aenghebeden; G. ende seide (ontbr.). 16. C.E.G.H. Ic en; C. aenbeden; F. papen; H. paep; C. Goede des; E. wiens; F. des; H. wes. 17. E Macedoniën; F. Macedonie-lant. 18. B.E. Gode; B.F. in selc; H sach ic hem in sulc abijt; C.G. habijt; B. peynsde oft; C. peynse. 19. E. of ict; G. of; H. pensde of ict; G. mogen (ontbr.); E. beval hi; C. ick hem des; F. dats ics. H. ict. 20. F. leverent. 21. B.E.F.H. in trike van Pertsen; B.F. yerst; G. ierst in desen pape sie; II so sach. 22. C. gelicknisse; G. in desen pape sach; B.E.F.H. heb vast. 23. B.F.G.H. aenbede; E. so aenbede. 24. C. den naem eer; B.F.H. heer achter trecken; E after trecken. 25. B.C.F. luden; E. luttel volx; H. hy (ontbr.); H hie dede nae Jadus mede Goede; G. hy dede sijn offerhande. 26. C. alse; F. also langhe als hem; G. als. 27. C. papen leerden ende wiseden; F. wijste; H. Ende (ontbr.) doe; G.H. brochten. 28. C. toenden; H. toendet; G. dat dair. 29. B.E.F.H. Pertsen. 30. C. onder; weert; H. wort; C. seer blide.
margenoot+
fo. 73d.
voetnoot13
Percemeus, d.i. Parmenio; Hist. Scol.: Phartemius; die sijn sonderlinge vrient was, ontbreekt Hist. Scol.; Josephus zegt: ‘Parmenio, zijn grote gunsteling’.
voetnoot19.
Hist. Scol.: utrum Asiam possem obtinere.
voetnoot24.
Doe dede, zie de aant.
voetnoot28.
Daniël XI. vs. 2-4.
[tekstkritische noot]31. C. hoepten; was; F. were; H. waer; B. des ander. 32. C.F. dat volck. 33. H. wouden; B.F. versuec; B.E.F. so (ontbr.); C. oerloefden; E. verloefde. 34. C. wair dat; E.H. dair sy; B.F. hare. 35. C. scalt; B. vriese; C. vrieden; E. vrijdese; F. vryedse; H. vrijtse van allen. 36. C. verde; E.F.H. vierte. 37. E.F. stede; H. wert; C. Samaritanen; H. Samariën. 38. C. mijldicheit. 40. H. maghen; B. sy rekende hare. 42. F. dat (ontbr.); E.G. wilde. 43. C. geloveden; E. geloefdet hem; H. beloefdet hem; B.E.H. dat (ontbr.). 44. B.E.F. Ende doe baden si; C. hie oen oek; F. si hem; B.E.F.H. oic (ontbr.); F. die tribuut. 45. F. verliet; C. vrageden; H. hi vraechde hem; C. wie dat sie. 46. B.F.H. hebreeussche; E. hebreeusche; B.E.F.G.H. vraechde. 47. C. doe antwoirden sie; F. antwoerden; C.G.H. sy (ontbr.). Ende doe; C. antwoirden; G. hem den coninc; Alex. (ontbr.). 48. B. hi (ontbr.); C.E.H. hie dat den Joeden; F. dat (ontbr.) gegeven; H. ghegeven hadden; B.E.F. el niement; H. nyemant anders. 49. F. waest; C.E.G.H. Samaritanen; E.G. custume, custûûm; F.H. wanneer dat si. 50. B.E. dat die; F. dien Joden; H. dattet den; maghen; F. was wel. 51. C. quellike; F. als als; E. si die Joeden.
voetnoot36.
Veerte. Zie de aanteek.
voetnoot49.
Want.... bestonden, ontbr. Hist. Scol. maar komt in hetzelfde verband voor bij Josephus: Antiq. Jud. XI 8.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken