Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch
Afbeelding van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het MiddelnederlandschToon afbeelding van titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.04 MB)

XML (0.98 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

proefschrift
studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

(1898)–S.S. Hoogstra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 170]
[p. 170]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

Van Euergetes, den coninc van Egipten.
Cap. LXXI.Ga naar voetnoot+

1Na Philadelphe regneerde sijn broeder Ptolomeus Euergetes. 2Ende die van Egipten hietene ‘Euergetes’, dat bedudet: wederbrenghere. 3Want als sy Siriën ende Ciciliën ende een deenGa naar voetnoot3. 4van Aziën ghewonnen hadden onder overtallike rove dat hy wan, 5soe bracht hy oic weder haer Goede, die Cambises in Persen 6ghevoert hadde. Der Joden groete pape was Onias, des gherechts 7Symeons zoen. Ende na desen Onyas volghede Symon, sijn zoen. 8Onder desen Symons zoen, so screef Jhesus, Sydracs zoen,Ga naar voetnoot8. 9den boec der Wijsheit, diemen heet Ecclesiasticus. Ende dieGa naar voetnoot9. 10Griexe hetenne ‘phanareton’, dat beduut: vol dogeden, want hyGa naar voetnoot10. 11vermaent des voirseits Symons in dien boec. Mer doe OniasGa naar voetnoot11.Ga naar voetnoot11. 12Euergetes ontseide sijn tribuut omder vryheit wille vander wet; 13nochtant seit Josephus, dat hijt dede van vrecheit, want hy hietenGa naar voetnoot13. 14oneersam, ende hierom so wart Euergetes vertoernt. Ende die 15Joden zenden tegen Onias danc Josephum, Thobias zoen, enen 16edelen man, die oic Onias susters zoen was, legate totten conincGa naar voetnoot16. 17Euergetes. Dese Josephus hadde enen zoen, ende als hy noch

[pagina 171]
[p. 171]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

18cleyn was, so proefde die vader sijn wijsheit aldus ende leverde 19hem IIIC yocke ossen sonder bande. Dese Josephus maecte den 20vrede aenden coninc. Ende die coninc zeyndene oic provoestGa naar voetnoot20. 21boven Judea, ende boven den landen, die dair omtrent lagen. 22Ende doe hy gecomen was, beval hy sinen knapen tlant te 23sayen, mer sy en constens niet ghedoen, om dattie ossen gheen 24bande en hadden. Ende hy dode een deel ossen ende at tvleisch, 25ende van haren vellen maecte hy den anderen ossen bande ende 26sayede tlant.

[tekstkritische noot]Opschrift; B.D.E.F.H. van Egipten (ontbr.); H. capitto LXXIII.
1. G. regnierde; F. Energetes. 2. B.E.G.H. hieten; H. ende dat; B. bediet; wederbringhen; E. roederbrenghere; H. wederbrengher. 3. H. want doe; B.E.-H. een deel. 4. B. hadde; E. overtalliken; B.E.-H. rove die. 5. B.F. brachte; E. brochte; H. brocht; B.E.F.H. Gode; F. Peertsen. 6. E. had; H. paep. 7. E.F. sone; B. dese; H. so volchde; B.E.F. sone. 8. H. zoen (ontbr.) so; G. Syderacs. 9. B. heet (ontbr.); F.H. hiet. 10. E.F.H. Grieken hieten (F. hetent); B. hetenne; G. phnareton; B. dat .... dogeden (ontbr); H. bediet; E.H. doechden. 11. F.H. boecke; B. boec. Phanareton bediet volle dogeden (in rood). 12. B. Euergae; F. Energetes; H. willen. 13. B.E.F.G. nochtan; H. nochtans; B. vrecheiden; E.F.H. wreetheden. 14. B.E. onneersam; B.E.F.H. Ende hierom (ontbr.); G. so (ontbr.) wort; B. vergramt; E.F. vertoent. 15. B.F.F.H. ende jeghen (H. tegen) Onias dane senden die Joden. 16. B.E.F. een edelen; F. manne; B.E.G.H. suster sone; B.H. legaet. 17. F. Energetes; E. Josep; B.E.G. had.

voetnoot+
Cap. LXXI. cf. Rijmbijbel. vs. 18591 vlg, Sp. Hist. IV. XXV.
voetnoot3.
wederbrenghere is eene verkeerde vertaling. De Hist. Scol. zegt (cap. VIII): ‘qui ab Egyptiis Avergetes dictus est, quod refectionem sonat.’ - sy, l. hy .... hadde; deen, l. deel.
voetnoot8.
Sydracs zoen, d.i. Syrachs zoen; Hist. Scol.: Jesus Filius Syrach.
voetnoot9.
den boec. Het woord is zoowel mann. als onz. in het Mnl.
voetnoot10.
phanareton, l. panareton; Hist. Scol.: ‘quem Graeci panareton vocant.’
voetnoot11.
vermaent, Hist. Scol: ‘facit mentionem.’
voetnoot11.
l. Mer doe ontseide enz.
voetnoot13.
Josephus, Antiqu. Jud. XII.
voetnoot16.
Hist. Scol.: Hic habuit filium Hircanum.
[tekstkritische noot]18. E. clene; E.H. sijn vader. 19. E. joc; G.H. jucke; E.G. die maecte; B. die pays. 20. B.F. sandene; G. seinde; H. senden; F. oic (ontbr.); H. provest. 21. G. omtrint Judea; E.F. lande. 22. B.F. comen; G. sine. 23. E. saeyen; H. condens; E.H. dat die; B. enghene bande; F.H. ghene; G. gien. 24. F. doden; B. doodde een dele; E. attet; G.H. at dat. 25. F. maecte hi; H. van den velle; G. die ander; E. banden. 26. F. sayedde; G. saydet lant.
Opschrift: B.E. geesten; E.H. yesten; F. captm. LXXIII; H. capitto LXXIIII.
1. B. tide; H. desen; bracht; Cithoen; B. die ghepayt; E.F.H. ghevreet; G. gevriet. 2. F.H. Cinium; B.F. grote. 3. B.E.F.H. beelde; G. mocht; H. dat ment niet opscieten; B.E.F. tot haren. 4. H. deses beeldes; B. beelden; E. dit beelden; B.E.F.H. ende (ontbr.); E.F.H. hol soe (ontbr. H.) datmen tot boven in haer (H. sijn) hoeft gaen mochte (H. mocht); datter....so (ontbr.); G. also datter. 5. G. choror; B.G. soude. 6. G. dit beeld had; onder sijn; B. onder die voet; B. binnen (ontbr.) al hol. 7. B. hare; E.H. Ende tot. 8. B. tide; B.H. so versloeghen; E.H. Romeynen; E. walsche tonghen. 9. B.E.F. meysens; B. hulpen.
voetnoot20.
provoest. Hist. Scol.: ‘dux Judaeae et finitimarum regionum.’ Vreemde yeesten = Hist. Scol. VIII (Incidentia). cf. Rijmbijbel vs. 18617 vlg. en Sp. Hist. IV. XXVI.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken