Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch
Afbeelding van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het MiddelnederlandschToon afbeelding van titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.04 MB)

XML (0.98 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

proefschrift
studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

(1898)–S.S. Hoogstra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 172]
[p. 172]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

Vanden coninc Philopater ende vanden groeten Antiocho.
Cap. LXXII.Ga naar voetnoot+

1Als Euergetes doot was, so regneerde sijn zoen Ptolomeus 2Philopater; ende die grote Anthiochus, die coninc van Siriën, 3verwan desen, ende hy wan Judeam. Ende der Joden biscop 4was Onyas, Symons zoen. Ende Arius, die coninc van Lacedomeniën, 5zende tot desen man Onyam legate om te vernuwen 6tgesclscap ende die beloefte, die hi gelesen hadde dat tusschenGa naar voetnoot6. 7Abraham ende sijn vorders gedaen was. Ende Anthiochus eyschede 8den tribuut vanden sevenden jair ende ministren des tempels,Ga naar voetnoot8. 9die hem Philadelphus, die coninc, verlaten hadde. Ende doe hy 10tlant dair omtrent woeste, so ontboetmen(t) den Romeynen ende 11sy zenden tot hem die ruwaerde ende Effricanum ende Nazacum,Ga naar voetnoot11. 12dat sy Anthiochum dwingen souden te zweren, dat hy opt lant 13nemmermeer oerlogen en soude. Ende hierenboven namen sy 14te ghisele van hem Sylenthum, sinen zoen. Ende om dattenGa naar voetnoot14. 15Anthiochus weder begeerde(n) te hebben, so leverde hy weder 16sinen mynsten zoen over hem, Anthiochum Epiphanum, so datGa naar voetnoot16.

[pagina 173]
[p. 173]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

17hy dair ewelic ghisel bliven soude. Ende om des Anthiochus 18felheit so toech Onyas in Egipten tot Ptolomeum Epiphane, 19also voir in Danyel gheseit is. Ende Anthiochus wert doot gheslagen 20in Persen in Naneus tempele, ende die papen worpen mit stuckenGa naar voetnoot20. 21dairuut, want sy beloefden hem mit verradenisse inden tempel 22groeten scat te gheven, ende hy gincker in mit luttel knapen 23mitten papen. Ende als sy dair binnen waren, so sloeten sy 24den tempel ende deden gewapende lude voert comen, die sy 25dair geborgen hadden ende sloeghen Anthiochum aldair doot.

[tekstkritische noot]Opschrift: B.D.E.F.H. Van Philopater ende den groeten Antiochus; F. Captm.; LXXV; H. Capitto: LXXV.
1. Energetes; G. regnierde; F. Ptolmeus. 3. B. ende wan oec; H. verwan oec H. verwan oec Jud.; Ende die grote biscop was die grote Onyas; E.F. wan oec. F. en der. 4. B.E.F. die grote Onyas. 5. B. Lacedomen; F. Lacedoniën; H. seide; F. senden; man (ontbr.); B. omme te; G. vernuwe. 6. B. de gheselscap; F.H. gheselscap; H. dat (ontbr.). 7. E. voervaders; G. sine; H. sinen vorders; H. die eyschte den Joden den trybuut; E.F. eyschte (F. yesche) den Joden den (F. die) tribuut; B. eyesch die tribuut die Joden. 8. B. sevesten; E. sevensten; F. vijftichsten; B.E.F.H. ende van; H. diensten des tempels. 9. E. den coninc; G. gelaten; F. doe sijt; H. doe ment lant. 10. G. omtrint; E.F. men. 11. E. den ruwaerde; B.H. ruwaerden; E.F. ende die; B.E.F.H. Affricana ende Nasica. 12. E. Antigonum; F. Antichonum; F. opt kint nemmermeer. 14. B. ghisel; F. die ghisel; hem (ontbr.); F. Sileuchum; E. om (ontbr.); B. dattene. 15. B.E.F.H. begeerde; E. weder (ontbr.). 16. B. minderen sone; H. voer hem; B.F. Ephifanem; E.H. Ephifanen; H. so (ontbr.).

voetnoot+
Cap. LXXII. cf. Hist. Scol. IX; Rijmbijbel vs 18637 vlg.; Sp. Hist. IV. XXVII en de aant. aldaar.
voetnoot6.
tgeselscap. Hist. Scol.: ‘ad reparandum foedus.’
voetnoot8.
ministren hangt af van tribuut; Hist. Scol.; tributa septimi anni et ministrorum templi.
voetnoot11.
l die ruwaerde, Effricanum (Scipio Africauus) ende Nazicum (Scipio Nasica).
voetnoot14.
Sylenthum, d.i. Seleucus. Hist. Scol.: ‘filium eius Seleucum primogenitum.’
voetnoot16.
mynsten = jongsten. Hist. Scol.: filium minorum natu.
[tekstkritische noot]17. H. ewelicen; E. te ghisel; G. ghisel (ontbr.); E. des (ontbr.). 18. B.F. soe trae; B. te Ptol. 19. E. voir is beduyt edel. Ende; H. so voir; E. wart; H. ghesleeghen. 20. F. Peertsen; B.E.F.H. Nanee (E.F. Naneens; H. Meneens) tempel, dats (H. dat) in Deanen, dats der (H. ende inder) aventuren tempel ende; E. worpene. 21. F. dair (ontbr.); B.F. verradenissen. 22. E. grote; G. ginc dair in. 23. F. mitten papen (ontbr.); H. ende mit den; B.E.F. als hi; was; H. was. 24 B. daden; E. gewapent vole. 25. E.F.H. verborghen; B. aldair (ontbr.).
Opschrift: B.H. van Syl. den coninc; D. Dits van Selenco, den coninc ende hoe hy Alexander seynde te Jher.; E. van Heleodorum den coninck ende van Selence den coninc; F. Cap. LXXVI; H. Capittulo LXXVI.
1. G. regnierde; B.E. Seleucus; F. Seleucus; H. Celento. 2. E.-H. quaet; B.F.H. ondochtich. 3. H. biscob; B.E.F.H. doe (ontbr); E.F.H. voer. 4. H. voer hem. 5. B. dese; Elenchus. 6. E. Eliodorum; B. den gemeenre; E.F.G. scat. 7. F. also....tempel (ontbr.); H. anderden.
voetnoot20.
Naneus. Hist. Scol.: in fano Naneae; Rijmbijbel vs. 18683: ‘Ten tempel die hiet Nanee’; Sp. Hist. IV. XXVII. 45: Inden tempel Nanee. cf. Josephus: Antiqu. Jud. XII. 13: ‘een tempel van Diana.’.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken