Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Losse bladen uit het zondenregister van ondeugende kinderen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2,91 MB)

XML (0,02 MB)

tekstbestand






Genre
poëzie
jeugdliteratuur

Subgenre
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Losse bladen uit het zondenregister van ondeugende kinderen

(1859)– Hopmanius

Vorige Volgende
[p. 18]

Ontzettende geschiedenis van Jaap, die iedereen onverwacht verschrikken deed.

 
Het was voor Jaap de grootste pret.
 
Zijn broertjes, zusjes en Nanet.
 
De fransche kamenier - Papa,
 
Mama, de meid, etcetera,
 
Te laten schrikken waar hij kon
 
Dat was volstrekt niet lief; 't begon
 
Een ieder te vervelen; doch
 
De kleine Jaap, ach! deed het toch
 
Soms zat hij uren in een kast;
 
En kwam de meid er met een last
 
Van keukengoed bedaard voorbij,
 
Dan sprong Jaap voor den dag, tot zij
 
Van louter schrik in d'eigen stond
 
Den boel liet vallen op den grond.
 
Dat was een vreugd! doch Kees de hond
 
Zat op en schudde met den kop;
 
Hij blafte treurig: ‘Jaap pas op!
 
Dat loopt met u verkeerd eens af;
 
Gij weet op kwaad volgt altijd straf.’
 


illustratie

 
 
 
Eens kroop hij weder in een kist,
 
Heel op den zolder, om door list
 
Een ieder, die naar boven kwam
 


illustratie

[p. 19]
 
Te laten schrikken; maar, ram! plam!
 
Daar slaat het zware deksel digt
 
En valt in 't slot door eigen wigt! ...
 
Daar zat nu Jaap gevangen! o,
 
Hij gilde, bonsde en trapte zoo!
 
Maar ach, geen mensch vernam zijn stem,
 
Neen, niemand, niemand hoorde hem.
 


illustratie

 
 
 
Aan tafel miste men den knaap;
 
Men zocht door 't gansche huis naar Jaap.
 
Doch wat men ook doorzoeken liet,
 
Slechts op den zolder kwam men niet.
 
 
 
Een dag ging om, een week voorbij;
 
Nog vroeg men droevig: ‘Waar is hij?’ -
 
Men telde weken bij 't dozijn;
 
Van Jaap zag men helaas geen schijn!
 
 
 


illustratie

 
Een jaar vervloog - 't was Kees de hond,
 
Die toen de kist op zolder vond.
 
Hij krabt aan 't deksel met den poot,
 
Tot men haar eindelijk ontsloot.
[p. 21]
 


illustratie

 
Men vond een pet, een zwarte das;
 
Een hes, een broek, een hoopje asch;
 
Daarbij wat beendren en een tol,
 
Een kleinen zak met knikkers vol. -
 
Dat was het overschot van Jaap;
 
Zóó kwam hij aan zijn end, de knaap!

Vorige Volgende