Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (3 delen) (1976)

Informatie terzijde

Titelpagina van De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (3 delen)
Afbeelding van De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (3 delen)Toon afbeelding van titelpagina van De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (3 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (19.19 MB)

Scans (158.12 MB)

XML (2.13 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

non-fictie/biografie
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (3 delen)

(1976)–Arnold Houbraken–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[Karel de Jardyn]

Velen zouden Fenixen in hun bedryf hebben geweest (zeit Gratiaan) indien anderen hun niet voorgegaan hadden.

Karel de Jardyn gebynaamt Bokkebaart, was een groot Meester in zyn Konst, maar N. Berchem, by wien hy de Konst geleert heeft, was hem daar in voor uit. Andersins word 'er onder de Konstkenders getwist, welks penceelkonst meest te agten is.

Hy heeft alzins getoont dat hy een groot Meester in de Konst was; 't zy hy verbeelde Osjes, Schaapjes, Geitjes en Roomsche Markten, of eenige potsige vertooning in 't byzonder, gelyk de Konstlievende Jan de Vogel Tomasz. tot Amsterdam, thans nog bezitter is van een puikstukje, verbeeldende een Kwakzalver, staande onder een deel toekykers, in aardige gekskleederen en gemaskert te zwetsen. Dit stukje is konstig geteekent, geestig t'samen gekoppelt en helder geschildert. Ik heb ook verscheiden verbeeldingen van Christus aan 't kruis van hem gezien, die konstig geteekent, natuurlyk gekoleurt, kragtig geschildert zyn en waarin het bruin en licht byzonder tot welstant in agt was genomen. De Schilders malen schaduwen, op dat zy, 't geene ze voornamentlyk verbeelden willen, met te sterker licht zouden doen afsteken; heeft de Professor Francius heel wel gezecht; want een Konstschilder doet hier door zyn vernuft blyken.

Onder alle zyne konstige penceelwerken word geroemt een kabinet stuk, verbeeldende de kruis-

[pagina 57]
[p. 57]

singe van Christus, met het aankleven van dien. Naar verdiensten is dit door den Prins der Nederduitse Dichteren geprezen, en in vollen zwier, door konstkundige uitdrukkingen beschreven, in dit volgende puikdicht, aldus:

 
Dus lang heb ik gelooft, naar 't woort van 's Hemels tolken,
 
Dat Christus was gekruist; nu is 't geloof gedaan.
 
Ik zie den Heilant zelf, door 't woên der Joodsche volken;
 
O wreed en noodig kwaadt! aan 't heiloos kruishout slaan.
 
'T gelooven, dit staat vast, moet voor het wetten wyken.
 
Het brein word min verlicht door d'ooren dan door 't oog,
 
De waarheid krygt haar kragt door levendige blyken.
 
Dit is Kalvariën. O schrikkelyk vertoog!
 
De Zoon van Godt is hier by Moorders opgehangen.
 
De boosheid weegt de Deugt en Ondeugt met een wicht.
 
Nog doet de zondt de Ziel naar Christus dood verlangen.
 
Ik zie de zaligheidt in 't heilig aangezigt.
 
De liefde tot den Mensch doet hem in lyden blaken.
 
Wie heil by and'ren zoekt heeft een vervloekten waan.
 
Hier komt men hem, ô schrik! met bitt're gal genaken.
 
De Tempelyver vreest geen gruw'len te bestaan.
 
De vrees voor amptverlies durft zig met bloedt besmetten.
 
Staa booswicht, die den mond van Christus laagen leit.
 
't Ontveinsde kwaadt is voor geen wakker oog t' ontzetten.
[pagina 58]
[p. 58]
 
De Lucht, ô wonderdaadt! word met een wolk bespreit.
 
De Zon bezwymt van angst, nu dat de Zon der zielen,
 
Die haar met glans verciert, afgrys'lyk word bestreên.
 
Ik zie een zwerm van Beuls om 't bloedig Kruis heen krielen.
 
Hier werpt men, om zyn kleedt te winnen, met den steen:
 
Maar die zyn kleed'ren windt, zal 't eeuwig heil verliezen.
 
Gins heft Joannes zyn gezigt en hart om hoog.
 
Maria schynt het bloedt in d'ad'ren te bevriezen.
 
De doodtsmart van haar Zoon benevelt haar het oog.
 
Wie dat zyn zaadt verliest, verliest een Deel van 't leeven.
 
De waare Heilant sterft: ik zie niet dat hy rept.
 
Die and'ren geest gaf schynt zyn geest nu zelf te geven.
 
Die alles schept word door zyn schepzels handt ontschept.
 
Ik mis, helaas! ik mis: ik zie slechts verf vertoogen.
 
De wolk die 't licht bedekt, brengt my aan 't doolen; neen:
 
Zjerdyn heeft my, door konst van zyn penceel, bedroogen.
 
Maar deugdelyk bedrog heeft nimmer straf geleên.
 
Hier blaast hy leeven, door zyn geest, in doode verven.
 
Myn ziel heeft lust om staâg in deze Kerk te gaan.
 
Hier preektmen, door 't penceel, hoe Christus voor zyn sterven,
 
Zyn Vader bidt, dat hy, die hem naar 't leeven staan,
 
Van hunne schuldt ontslaa. Zoo leert hy 't kwaadt vergeven.
[pagina 59]
[p. 59]
 
De preekstoel van 't Penceel heeft dikwils deugt bedre ven,

Dit Konststuk heeft vele jaren geweest, en is nog onder het geslacht van den Heere Kromhout tot Amsterdam.

Hy schilderde by wylen ook een pourtret, als aan dit volgende vaers van den Dichter Jan Vos op zyn afbeeltsel gemaakt, te zien is:

 
De Dapperheid zoekt roem door 't scherpe staal te haalen.
 
De Dichter weet het graf t' ontworst'len door zyn schacht.
 
Elk poogt het woeden van de doodschigt te bepaalen.
 
Wie lang wil leven eist of schranderheid, of kragt.
 
Ik zoek geen eeuwigheid door vorstelyke tooneelen;
 
Nog staatcywagens; nog door zegeboogen; neen:
 
Zjerdyn beschermt my voor de Dood door zyn penceelen.
 
De kunsten van Apel verduuren marmersteen.
 
Natuur heeft my geschept: maar zwakker dan zyn verven.
 
Wie door de maalkunst leeft, behoed zy ook voor sterven.

Hy was naar het ons toeschynt een losse bol. De Heer Joan Renst, zyn goede kennis, nabuur en Huisheer was voornemens een reiste doen naar Italie, vooral om Rome te zien, en Karel zou hem (was het voorgeven) verzellen tot Tessel, daar het Zeeschip, zeilree om naar Livorne te stevenen op anker lag; men zegt dat hy, op zyn muilen was als hy meê ging. Maar Karel schreef den volgenden dag om verschooning

[pagina 60]
[p. 60]

van linnen aan zyn Vrouw en voer meê. Hy woonde toen (gelyk ik al eenigzints te kennen gegeven heb) t' Amsterdam op de Heere-graft by de Spiegelstraat, had een oude Vrouw met welke hy voorhenen te Lions getrouwt was, die veel geld by een geschraapt had, met het houden van een Gaarkeuken, en t' Herbergen van Vremdelingen, by welke hy ook langen tyd had t'huis gelegen; en men zegt dat zy hem voor betaling van zyn schult had aangenomen.

Te Rome gekomen liet Renst hem daar, en vervorderde zyn reis door de Italiaanse Steden, tot hy alles bezigtigt hebbende weder te Rome kwam, en aan hem vraagde of hy nu weer meê wilde naar 't Vaderland. Maar wat haast had hy? ik blyf (antwoorde hy) daar ik ben; want ik ben daar ik wezen wilde, en liet het gezelschap vertrekken, met een mondelinge boodschap aan zyn oude Vrouw dat hy volgen zoude, die hem te vergeefs wachte; want hy stierf (of zyn voornemen eindelyk was naar huis te vertrekken weet ik niet) te Venetie, in dien tyd als Gabriel vander Leen, anders de Lione, daar was, die hem heeft helpen ter aarde dragen, in Slachtmaant 1678. Zoo ook Johannis Glouber, welke my ook verhaald heeft, dat Karel te Venetien by een Hollands Koopman schilderde, ziek wierd, dog na korten tyd weder hersteld, eindelyk door zyn maag t'overladen met te veel spys, weer instorte en stierf. Hy wierd (schoon Geresormeerd) op de Roomsche wyze begraven, in een Kapusyne gewaad. 'T is opmerkelyk dat 'er op eenen tyd drie groote Meesters in de Konst zyn geweest, die Karel gedoopt waren, als Karlo Marat te

[pagina 61]
[p. 61]

Rome, Karel Lot te Venetien, en onze Karel de Jardyn van Amsterdam.

Zyn Beeltenis staat in de Plaat B 5. met een hoed op 't hoofd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken