• Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Audio/Video
    • Calendarium
    • Thema's
    • Rederijkerskamers
    • Atlas
    • Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden
    • Informatie voor rechthebbenden
    • Over DBNL
    • Organisatie
    • Adressen
    • Vragen
    • Stages
    • Digitaliseringsverzoeken
    • Nieuwsbrief
    • Nieuwe titels
    • Privacyverklaring


  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4,61 MB)

Scans (158,12 MB)






Genre
proza
non-fictie

Subgenre
non-fictie/biografie
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Print
De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (3 delen)(1976)–Arnold Houbraken

[Johan Starrenberg]

JOHAN STARRENBERG was een goed Schilder; maar meer te pryzen om zyne vernuftige en geestige vindingen, als om zyne wyze van penceelbehandeling, aangezien dezelve ruuw was, best in groote zalen en galeryen, daar de wyde afstant de zelve in 't oog verzagt, te zien.

Hy had een vleyende en welbespraakte tong, en een vrypostigheid, zonder weerga, waar door hy zig in de gunst van den Stadhouder van Friesland, en de meeste Hovelingen, wist in te dringen. Gratiaan noemt deze natuurlyke hoedanigheid bovenstreven, om dat zulke luiden hier door zig meester maken over een anders geneigtheid; en dezelve als door een wyze van betooveringe, word volmaakt door 't vernuft, zegt gemelde Gratiaan; die ook eene

[p. 311]origineel

omschryving van dezelve doet, even als of hy op onzen Starrenberg gedoelt had, aldus: die dit voordeel van de natuur hebben, vinden alle zaken gedaan. Deze hoedanigheid maakt hun alles ligt, zoo dat zy nergens door worden belemmert, en overal met lof uitkomen. De middelbare Konst heeft dikwils voor uitmuntend gegaan, om dat zy van deze maatschappy werd geholpen. En of'er somtyds anderen gevonden wierden, die meerder wetenschap, konst, zelf deugt dan zy hebben, zoo laten zy niet na hun dezelve met voorregt af te winnen. Ik vind onder de Vaerzen van L. Smits 'er een op Stratonica, verbeelt in de kamer van haar minnaar Antiochus, door Johan Starrenberg. De Schilderkonst spreekt tot den aanschouwer.

 
†'t Is Stratonica, die 'k op dit paneel vertoon.
 
Kom, blyf niet hangen by den Vorst, of by zyn zoon:
 
Maar, merk 't ontroeren aan van deze Koningin.
 
De fierheid worstelt op de kaken met de min:
 
Aanschou in 't beeld, door 't vel, een vreesselyk gety;
 
Het rood verdwynt en ryst ook in de schildery
 
By beurten; 't schrikkend wit verdooft, en word verdooft:
 
Terwyl het jagend hart zig heymelyk verlooft
 
Aan Prins *Antiochus, die met dit twisten woelt.
[p. 312]origineel
 
Stiefmoeder, die wel mint: maar op geen schelmstuk doelt
 
Als *Fedra, 'k zie den stryd gestuit, het bloed bedaart,
 
U, met dien braven zoon, tot 's vaders rust, gepaart.

†
Stratonica was de Dochter van Demetrius Poliorcetes Koning van Macedonie.
*
Antiochus, de zoon van Seleucus den I. Koning van Syrie, verlieft op zyn Vaders bruid Stratonica, en ontveinzende die hartstogt, valt daar door in een doodelyke ziekte. Dit werd door zyn Medicynmeester ontdekt, door dien hy bemerkte dat zyn geesten ontloken, als Stratonica hem aan zyn bed kwam bezoeken, en zyn ziekte, wanneer zy was weg gegaan weer verzwaarde: des hy het aan den Koning te kennen gaf, die ter liefde van zyn Zoon, en om hem te behouden, zyn bruid afstond. Dus getuigt Plutarchus, in 't leven van Demetrius.
*
(Fredra.) Hier van zegt L. Rotgans op een schoonen Rymtrant:
 
't Was Fedra, die wel eer haar Zusters bruidegom,
 
Bekoorde, en wederminde, en met haar Theseus vluchtte,
 
Daar Ariadne alleen op Naxos oever zuchtte,
 
En riep: myn Zuster toef. Ach! Theseus keer weerom!
 
Maar geen voorbeede gaf gehoor aan haar gebeden:
 
D'een had natuur verzaakt: en d'ander brak zyn eeden.
 
 
 
'T was Fedra die van 't een in 't ander kwaad verviel,
 
Den Stiefzoon, die haar lust versmaadde, vals betichtte,
 
En Theseus door bedrog tot Kindermoord verplichtte.
 
Zoo stierf Hippolitus, maar met een zuivre ziel.
 
En zy, als moorderes, van razerny bezeten,
 
Volvoerde met haar hand het vonnis van 't geweten.