Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (3 delen) (1976)

Informatie terzijde

Titelpagina van De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (3 delen)
Afbeelding van De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (3 delen)Toon afbeelding van titelpagina van De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (3 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (19.19 MB)

Scans (158.12 MB)

XML (2.13 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

non-fictie/biografie
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (3 delen)

(1976)–Arnold Houbraken–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[Jan Griffier]

Gelyk de minnedrift niet wel gestuit kan worden, maar onnadenkelyke wegen weet uit te vinden, om tot haar oogwit te geraken: dus is het ook gelegen met de Konstdrift. Men mag de zelve op alle wyzen dwarsboomen, zoo men wil, zy bereikt eindelyk haar einde, en oogwit. In JAN GRIFFIER, geboren tot Amsterdam, in den jare 1656, zalmen dit gezeide bevestigt zien. Zyn Vader meende van hem een timmerman te maken: maar de meester zond hem wel haast weer naar huis, zeggende: dat hy geen dienst van hem konde hebben, aangezien hy ook wel bemerkte dat de jonge daar geen geneigtheid toe had, en beeter de teekenpen, dan den hamer wist te hanteeren. Men stelde hem 't een en ander beroep voor, maar tot geen van alle wilde hy 't oor leenen; des besloot zyn vader hem nog een wyl op de Schryfschool te zenden, om onderwyl iets te beramen. Maar wat deed hy? hy veinsde zyn vader daar in te gehoorzamen, maar had inmiddels kennis gemaakt met jongens die in eene Tegelbakkery werkten, met welke hy dagelyks naar 't werk ging, om de zelve te helpen schilderen, en quam op zyn gezette uur t'huis eten, als of hy ter schoole ging, tot dat de bommel eindelyk uitbrak, en zyn vader wel zag, dat het, als het spreekwoord zegt, met onwillige honden kwaat hazevangen is. Waarom hy besloot hem de Konst te laten leeren. Inmiddels was hy door zyn zugt tot de Konst, al de andere knapen op den winkel boven 't hoofd in 't Tegelschilderen; zo dat de mee-

[pagina 358]
[p. 358]

ster tegens zyn Vader zeide, indien hy hem nog maar een jaar daar aan wilde laten blyven, dat hy hem tot opzigter van 't werk zoude stellen, en goed loon geven. Maar zyn gedagten (toen hy den toom los had) helden tot waardiger behandelingen. Des hem zyn Vader bestelde by een bloemschilder. Dog deze was een dronkaart, en in steê van dat Jan de Konst oeffenen zoude, had hy werk genoeg om hem uit kitten en kroegen op te zoeken, en hem zonder ongemak t'huis te krygen, waar door hy een tegenzin in den baas kreeg, en ging by Roelant Rogman daar hy een geruimen tyd bleef. Door zyn byzonderen yver en vlyt tot de Konst maakte hy zig by elk bemint, zoo dat hy somwyle toegang vont om der braafste meesters werken van zyn tyd te zien, als Lingelbach, Ad. van den Velde, Ruisdaal, en Rembrant, by welken hy graag had willen leeren: maar Rembrant weigerde zulks, zeggende: dat Rogman en hy te goede vrienden waren, om zyne Leerlingen van hem af te lokken. Al vroeg begreep hy dat de helderheid inzonderheid in landschappen prysselyk is, en wist de wyze van schilderen die Lingelbag en van den Velde had, zoo na te bootsen, dat zyn meester, die doorgaans wat geroost schilderde, somwyle tot hem zeide: ik kan wel zien waar gy geweest zyt.

Naderhand ging hy by den Konstschilder Jan Loten in Engeland, waar door hy eindelyk zoo veer kwam dat hy op eigen wieken konde dryven. Hy zette zig daar ter neer, trouwde, en won veel geld met het schilderen van Italiaansche ruynen, en naderhand met aangename Ryngezigten, vol gewoel van beeltjes en allerhande vaartuigen. Zelf had hy voor 't varen op 't water groote geneigt-

[pagina 359]
[p. 359]

heid, waarom hy een jacht voor 3000 gulden kogt, ging daar met zyn huisgezin in wonen; verzamelde een schat van zyne en andere meesters Konst by een, en nam voor met het zelve over te steken naar Holland. Dit stuk ging aan. Hy huurde een bedreven Stuurman en Matroozen, zoo veel hy noodig hadde en stak in Zee: maar onderweeg beliep hem een harde Zeestorm, zoo dat zy eerst mast-en stengeloos eindelyk voor 't Vlie op een zantplaat schipbreuk leden, en ter naauwer nood door Visschers hun leven bergden. Voor de rest was alles weg, uitgezondert dat zyn Dochter nog eenig geld in een riem om hare lenden geborgen had, waar van zy zig in dit ongelukkig lot konden bedienen. Dit was in den jare 1695.

Hy sloeg zig te Rotterdam neer, daar hy ten eersten kennis maakte met eenen van Dulken, die hem een half sleet vaartuig op paayen verkogt, 't geen hy tot gebruik van zyn huisgezin, en voor hem om te schilderen dede maken, met het welke hy van de eene tot de andere Stad zig verplaatste, en daar zoo lang verblyf nam als 't hem geluste, gelyk hy dan een lange wyl tot Amsterdam, in de Heere, Keizers-of Leidze-gragt, voor de kaay met het zelve gemaert, gelegen heeft, oeffenende daar in zyn Konst. Tusschen beide (licht was hy tot veranderingen geneigt) voer hy met het zelve wel eens naar Hoorn, of Enkhuizen, en ook eens naar Dordrecht daar hy de ondiepten niet kennende, op een zantplaat zeilde daar hy meer dan agt dagen, (tot dat 'er een hooge vloet kwam die de kiel vlot maakte) zitten bleef. En wat nood was 't? hy voerde als de schildpat zyn huis met zig dat hy van mondkost verzorgde. Dus was 't hem

[pagina 360]
[p. 360]

ook onverschillig waar hy was, terwyl hy zig rekende een borger van de waereld te wezen.

Tusschen beide dient ook aangemerkt dat hy zig niet altyd by eene wyze van schilderen gehouden heeft; maar somwyl zyn penceel liet zwieren naar den wint van voordeel, dan eens op de wyze van Rembrant, dan eens op de wyze van Poelenburg, Ruisdaal en anderen, zoo dat zyn werken dikwils voor egte stukken van die meesters verkogt zyn geworden.

Na dat hy dan verscheiden agtereenvolgende jaren de Hollandsche waereld op zyn waterpaart doorgezworven had, kwam hem in den zin, een tocht daar meê naar Engeland over Zee te wagen: maar gedagtig aan den vorigen gevaarlyken zeeramp, besloot hy zyn huisgezin op een ander vaartuig in te schepen, zeggende: dat zoo hem dan diergelyke ramp andermaal over kwam, hy dan voor zig zelf alleen maar ongelukkig zoude wezen. Hy ondernam het, en kwam gelukkig daar meê in Engeland, daar hy nu nog leeft, en de Konst oeffent.

Zyn zoon Robbert Griffier, die hem geboren is in Engeland 1688 op den 7 van Wynmaand, is niet minder in zyn Konst uitstekende als zyn Vader. Deze was niet met hem op Zee, wanneer hy schipbreuk leet, maar in Yrland, dog kwam naderhand over in Holland, en heeft zig na zyn Vaders vertrek zedert tot Amsterdam opgehouden, daar hy nu nog de Konst met veel roem oeffent, en zig vermaart maakt met het schilderen van Ryngezichten vol gewoel van fraaije beeltjes en andere vercieringen op de wyze van Herman Zachtleeven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken