Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Stichtelyke zinnebeelden (1723)

Informatie terzijde

Titelpagina van Stichtelyke zinnebeelden
Afbeelding van Stichtelyke zinnebeeldenToon afbeelding van titelpagina van Stichtelyke zinnebeelden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.36 MB)

ebook (8.28 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

emblematiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Stichtelyke zinnebeelden

(1723)–Arnold Houbraken–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Gepast op deugden en ondeugden, in LVII tafereeelen vertoont


Vorige Volgende
[pagina 97]
[p. 97]

XXIII.
De Toetsteen.

Zich voor bedrog te hoeden.



illustratie

 
't Vernuft des menssen heeft een Steen,
 
Om 't goud te toesten, uitgevonden.
 
Maar d'opkomst van veel zwaarigheên
 
Leert ider best den aart doorgronden
 
Van die hy voor zyn vrienden kent;
 
Die meest getrouw in voorspoet blyven,
 
Dog, als 't geluk den rugge wend,
 
Hun vriend onachtzaam laten dryven.
 
De vriendschap, op de deugd gebouwt,
 
Is waardiger dan al het goud.
[pagina 98]
[p. 98]

XXIII. Zinnebeelt.

Het agterstaande Printtafereel vertoont ons een Toetssteen, eenige stukken gemunt Gout. Dit geeft ons aanleiding om te beduiden: dat, even gelyk 't goud door 't vuur beproeft, en door den Toetssteen getoetst word, of het zelve wel zuiver en onvervalst is, ook aldus een vrient beproeft wort of hy ook een getrouw en oprecht vrient is: wanneer hem, wiens vrient hy zegt en voorgeeft te wezen, eenige rampen of zwarigheden overkomen.

Om een Voorbeeld van deze proefneeminge aan te toonen, vind ik geen bequamer dan 't geen de Heer D. van Hoogstraaten, in zynen berymden Fedrus, op pag. 127. uit Avienus aanhaalt: te weten hoe twee reizigers, in verbont getreden van zuur en zoet met elkander te zullen lyden, in een bosch van een Beer overvallen wierden. De een stelde zig aanstonts op de vlucht: d'ander geen kans van te ontkomen ziende, ging op den gront uitgestrekt leggen, en zynen adem inhoudende geliet zig doot te zyn. De Beer rondom hem heen snoffelende of hy eenig leven gewaar wierd, verliet hem in 't ende. Toen nu het gevaar over een de gemaakte doode opgestaan was, quam de ander weder aanloopen. En van verre gezien hebbende dat de Beer hem aan 't hoofd en de ooren besnoffelt had, vraagde hem, wat dit beest hem had in de ooren geluistert. Dit, antwoordde hy, Dat ik my noit meer op ontrouwe vrienden verlaten moet. Zulks de Professor Schuppius wel dubble reden heeft om te zeggen: Gelooft gy dat die man, welke u in tegenspoet verlaat, ooit uw oprechte vrient geweest is, zoo zyt gy in uw meening bedrogen: want aan een ware ongeveinsde vriendschap is geen einde. En Euphues, Gelyk het al geen goet Geld is daar des Keizers munt op staat; nog al Goud dat 'er blinkt: zoo is 't niet al waarheit dat den

[pagina 99]
[p. 99]

schyn van waarheit heeft. Noch 't zyn altemaal geen vrienden, die een vriendelyk aanzigt toonen; een lieflyke tonge is geen bewys van en oprechten vrient; maar zyn trouwhartigheit.

Maar zyn trouwhartigheit, zeit de Spreuk. Dit dwingt my noch een voorbeeld daar toe dienende van gemelden Heere Hoogstraten te rooven. Dit zal my zoo qualyk niet afgenomen worden, om dat ik niet, als hy, met den Schryver in d'eygen taal kan handelen. Polienus verhaalt van Alcibiades, dat hy begering te weten wie van zyne vrienden hem getrouw waren, veinsde een doodslag begaan te hebben, en de plaats en persoon, die van dne handel wist, en zig geliet als dood te wezen, in den duister aanwees, hen biddende zy wilden die zaak tog verborgen houden, en hem hulpe en bystant doen. Alle schrikten zy hier af, en verlieten hem, uitgezondert zynen vriend Kallias alleen, die hem bybleef, en op deze toets oprecht bevonden werd. Zedert welken tyd Kallias altyt van hem voor een getrouw vrient, en in groot waarde gehouden is.

Op dusdanige vrienden, die in nood zig van kant maken, even gemelt, doelt de spreuk: een vrient wort met voordeel gewonnen, en met schade verloren. En waarom tog? Euphues zal het zeggen: Eygen liefde is de waaragtige oorspronk van alle menschelyke daden.

Nog een voorbeeld, en daar mee houden wy aan ons Zinnebeeld genoegzaam voldaan te zyn.

In 't Jaar 1642. werd de Heer De Thou, met den Graaf, Stalmeester des Konings van Vrankryk, veroordeelt om met het zwaart onthalst te worden. Als hy dan zag dat zyne vrienden zig des niet bekreunden, zeide hy tegen zyn Biegtvader, zeer verwondert te zyn, dat hy zig van alle zyne vrienden aan 't Hof verlaten vond. Maar die gaf hem tot antwoort, dat zulks de loop der werreld was, volgens de bekende Latynsche vaarzen:

[pagina 100]
[p. 100]
 
Donec eris felix, multos numerabis amicos;
Tempora si fuerint nibila, solus eris.
 
Zoo lang als u 't geluk en voorspoet willig dienden,
 
Hag gy een groot getal van aangename vrienden;
 
Maar nu zich eindelyk 't Geluk heeft om gewendt,
 
Niet een van allen die u kent.

Zeker het zou thans al wat zeltzaam wezen, een vrient te vinden, die tot in den uitersten nood een vrient blyft. Zeker zeg ik nog eens; Die 'er zoo een heeft, die de proef heeft uitgestaan, mag hem wel in waarde houden. Maar waar vint men in onze dagen Oresten en Pyladessen, wier liefde zoo groot was dat zy voor malkander wilden sterven? Dit voorbeelt is van Luc. Rotgans loffelyk berymt, in zyne Zedelessen uit d'oude Verdichtzelen, daar hy in de toepassing dus zeit:

 
Waar zal ik Pylades in onze dagen vinden?
 
Of die Orest in trou en vrientschap evenaart?
 
In voorspoed telt men nu een lange ry van vrinden,
 
Maar geen, wanneer 't geluk zig ten ons verklaart.
 
Zoo lang 't mildadig lot uit Amaltheaas horen
 
Den middagdisch stoffeert, en 't muskadellebloet
 
In gulde schalen gloeit, heeft elk ons trouw gezworen.
 
De vrientschap word gesterkt door weelde en overvloedt:
 
Maar als 't Gebrek in huis, met krachtelooze beenen,
 
Door onze keuken kruipt, of in den kelder zucht,
 
Waarom de huisvoogt quynt, en vrou en kinders weenen,
 
Verflaautze op dat gezicht, verdwynt en neemt de vlucht.
 
Maar mag men u den naam van ware vrienden geven,
 
Gy die den voorspoet volgt en liefkoost om 't genot?
 
Neen, tafelvrienden, neen: de vrientschap wordt verheven
 
Om haar stantvastigheit in een rampzalig lot:
 
Dies moet ik Pylades en zyne deugden loven:
 
Geen vrient in veiligheit, maar midden in 't gevaar:
 
Geen vrient op 't feestbanket in Agamemnons hoven,
 
Maar in den kerker, en by Thoas moortaltaar.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken