Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Stichtelyke zinnebeelden (1723)

Informatie terzijde

Titelpagina van Stichtelyke zinnebeelden
Afbeelding van Stichtelyke zinnebeeldenToon afbeelding van titelpagina van Stichtelyke zinnebeelden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.36 MB)

ebook (8.28 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

emblematiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Stichtelyke zinnebeelden

(1723)–Arnold Houbraken–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Gepast op deugden en ondeugden, in LVII tafereeelen vertoont


Vorige Volgende
[pagina 163]
[p. 163]

XXXIX.
Pigmalion.

Zo veel vermag de eige liefde.



illustratie

 
Pigmalion ('t luid vreemd in 't oor,
 
't Geen de oude dichters ons ontvouwen)
 
Bestond een beeld van blank yvoor,
 
Door hem gevormt, uit drift te trouwen.
 
Dus kon zyn hert op 't konststuk laas!
 
Verslingert, 't ligt der reeden blussen.
 
Nu vind men andren, ruim zo dwaas,
 
Die steeds hun eige handen kussen,
 
Hun eige gaaven, snood voorwaar,
 
Voor zich berooken op 't altaar.
[pagina 164]
[p. 164]

XXXIX. Zinnebeelt.

Wy hebben, in het Voorbeeld van Narcissus, het Zinnebeelt van Eygenliefde gezien: 't lust ons ook in het voorbeelt van Pigmalion, hoe zig ymant tot walgens toe in liefde tot zyn eygen werk kan verslingeren, te beschouwen. Van dezen vertelt de Roomsche Fabeldichter, dat

 
Hy maakte een vrouwenbeeld, van zuiver wit yvoor.
 
't Bekoort zyn oog, en schynt hem toe te leven, door
 
Zyn ydlen waan verblint, hy blyft 'er op verslingeren;
 
Dus kust, en streelt, en strookt hy 't werkstuk zyner vingeren;
 
Omarmt het, legt het zagt op 't purper ledekant:
 
Aanschout zyn konst steeds met verwondering parmant;
 
Ja schat het boven al beminlyk, smeekt de Godheit
 
Door offerhanden. Die voldoet aan zyne zotheit,
 
En geeft hem, tot zyn straf, zyn dwaze drift ten Egt;
 
Op dat hy door dien band, daar steeds blyve aan gehecht.

Om dat yder mensch zig zelven bemint, (zegt Aristoteles) zoo laat hy zig ook dunken, dat al wat hy doet, of zeit, aangenaam en behaaglyk zy: agtervolgens het spreekwoort, yder denkt zyn uil een valk te wezen. Yder mensch schept in zyne behagen, en waant dat zyn Vaderlant, zyn kinderen, zyn manieren, en werken de beste zyn. Waarom ook Socrates dit voor een gemeene spreekwys hadde: 'Zoo men in den Schouwburg belastte, dat alle handwerksluiden, zouden opstaen, niemant anders als deze zoude opryzen: maar zoo men gebood, dat zig alle die verstant hadden zouden vertoonen, zij zouden al

[pagina 165]
[p. 165]

te zamen opstaan. Want yder laat zig voorstaan dat hy wys is.'

Loflyker deed Apelles. Deze was gewoon zig agter zyn Tafereelen te verschuilen, en liet het werk spreken, en zig zelven pryzen. 't Heeft ons gelust een vertoonsches daar van op de overzyde op te stellen.

Men heeft niet veel moeite noodig om deze drift op te speuren: zy ontdekt zich zelve. En dit is 'er de proef van dat de maker zyn konststuk vertoonende, dat zelf voor hem laate spreken, en voor zyn waarde pleiten. Hierom hebben wy de Schilderkonst, in onze groote Zinnebeelden, afgebeelt met een doek voor den mont. Hoe bespottelyk ook zomwylen zulke verwaande pleiters voor hunne eigen konst te pal raken, leert dit vogende staal. Zeker Schilder had een Boere Jongen uitgeschildert, dragende in een korf eenige bossen druiven. Dit Tafereel in de open lugt gestelt, schoven de vogelen daar om, en op. De schilder dit ziende wert 'er moedig op en raakte aan het snorken en stoffen op de waarde des Tafereels, zeggende dat zyn druiven natuurlyk geschildert waren. Dat 's waar, antwoordde een die daar by stont, maar dan moet de jongen niet natuurlyk gemaakt zyn, want de vogels hebben voor hem geen vrees of schrik.

Maer dewyl Pigmalion hier ons den titel geeft van het Zinnebeelt dat wy voor oogen hebben, lust ons van toon te veranderen, en de uitlegginge van het zelve, zoo als die gestelt is door den vernuftigen Heere Pieter du Ryer, lidt der Fransche Academie, ten deele hier aan te hechten.

Deze Schryver vint de herschepping van dit beelt in een mensch te zyn eene der vremdste, die in het gansche werk van Ovidius gevonden worden. Hy vint niet vremt, zegt hy, dat men somwylen zegt,

[pagina 166]
[p. 166]

dat een mensch een klip of beest geworden is, omdat een weinig overweging ons daer van den zin terstont doet vinden. Een mensch zegt men dat een hart van steen heeft, als hy zich ongevoelig toont voor de rampen zyner vrienden, en, daar hy hen kon helpen, hen echter aen hun ongeluk overgeeft. Ja ons komt niet vreemt voor, als men zegt dat menschen in beesten herschapen zyn, omdat 'er onder hen zyn die van aart beesten zyn, zoo dat men niet van hun zeggen kan dat zy menschen zyn, maar alleen datze de gedaante van menschen hebben.

Dit alls gaat wel aan: maar dat een beelt van yvoor in eene levendige vrou verkeert, is, zegt hy, iet zoo vremt, dat ik niet weet wat ik 'er van zeggen zal. Na veel overwegens slaat hy over tot deze gedachten.

Pigmalion had langen tydt een maegt bemint, die zyn liefde in den wint sloeg. Deze dogter was genoemt ebur dat is yvoir. Eindelyk liet ze zich door zyn gebeden en tranen overwinnen, en tradt, na lang van hem opgepast te zyn, met hem in huwelyk. Hier uit zou dit verdigtzel zynen oirsprong hebben. Pigmalion wert op zyn werkstuk verlieft: dat is, de liefde tot zyn meestresse was zyn werkstuk, het geen hy eindelyk voltrok. Voorts het gebedt aen Venus gedaen kan de genen, die zich in den echten Staet willen begeven, leeraren, dat zy Godts zegen tot zoo gewichtigh een werk hebben af te bidden, en niets dan met Godt te beginnen. Wat wyders het blank yvoir belangt, men weet dat de witheit een Zinnebeelt is der Kuisheit.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken