Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzen voor de Leidse loterij en de rederijkerswedstrijd van 1596 (1994)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzen voor de Leidse loterij en de rederijkerswedstrijd van 1596
Afbeelding van Verzen voor de Leidse loterij en de rederijkerswedstrijd van 1596Toon afbeelding van titelpagina van Verzen voor de Leidse loterij en de rederijkerswedstrijd van 1596

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.28 MB)

ebook (4.71 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Editeur

Johan Koppenol



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
refreinen
wedstrijdbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzen voor de Leidse loterij en de rederijkerswedstrijd van 1596

(1994)–Jan van Hout–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 3]
[p. 3]

Inleiding

Kromrijmende middenstanders, intellectuele vrijgeesten of dorstige feestneuzen - werkelijk inzicht in het wezen van de zestiende-eeuwse rederijkerij hebben we, alle onderzoek ten spijt, nog altijd niet. Wat er zich tijdens de bijeenkomsten afspeelde, is hoogstens bij benadering te zeggen. Wie er lid waren en uit welke laag van de bevolking zij stamden is eveneens onbekend. Het is onduidelijk in hoeverre rederijkersteksten persoonlijke uitingen zijn, dan wel de neerslag van in groepsverband gevormde gedachten. Het is bovendien de vraag, in hoeverre de bewaarde gegevens ons ooit in staat zullen stellen deze en andere vragen te beantwoorden. Maar hoe het ook zij: vast staat, dat de rederijkers zich gedurende de zestiende eeuw herhaaldelijk deden gelden als een mondig instituut. Hun werk bevatte maar al te vaak ongezouten kritiek op kerk en overheid.

Het is dan ook niet te verwonderen dat de machthebbers, zeker na het losbranden van de reformatie, probeerden hun greep op de kamers te verstevigen. Er kwamen bepalingen, die vastlegden dat toneelteksten voor opvoering goedgekeurd dienden te worden. Vanaf 1560 werden de teugels nog strakker aangehaald. In plakkaten werd het uitschrijven van wedstrijden aan banden gelegd: de overheid verzekerde zich er vooraf van, dat er in de refereinen en spelen geen gevaarlijke thema's werden aangeroerd. Ga naar eind1 Toch lukte het niet de broeders in het gareel te dwingen. Rederijkerskamers bleven broeinesten van ketterij. Verscheidene dichters hadden hun werk al bekocht met de dood en ook na het uitbreken van de Opstand werden er rederijkers door Alva's beulen naar de brandstapel gesleept.

Terecht konden de rederijkers er dus op bogen, een bijdrage te hebben geleverd aan de omwenteling die zich in de jaren zeventig in de Nederlanden voltrok. Maar wanneer ze gedacht hebben in de zich losworstelende Republiek in alle vrijheid hun bezigheden weer te kunnen opvatten, kwamen ze bedrogen uit. Het klimaat was er voor de rederijkers niet gunstiger op geworden. Calvinistische zieleherders trokken namelijk gedurende het laatste kwart van de zestiende eeuw herhaaldelijk ten strijde tegen het in hun ogen verdorven toneel. In sommige steden met succes: in dat geval kreeg een kamer een speelverbod of moest zij op last van de magistraat zelfs sluiten. Het Leidse stadsbestuur was echter niet van zins, zich de wet te laten voorschrijven door predikanten. Het onvermijdelijke gevolg was een reeks botsingen tussen stad en kerk, met de rederijkerij als inzet. Ga naar eind2

eind1
Een opsomming van maatregelen is te vinden bij: J.J. Mak, De rederijkers. Amsterdam 1944, pp. 146-148. Zie ook: E. van Autenboer, Het Brabants Landjuweel der rederijkers (1515-1561). Middelburg 1981, pp. 48-56.
eind2
Zie voor een algemeen overzicht, met veel aandacht voor de Leidse problemen, J. Wille, ‘De gereformeerden en het tooneel tot omstreeks 1620’. In: J. Wille, Literair-historische opstellen. Zwolle 1962, pp. 59-142.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

organisaties

  • Witte Ackoleyen

  • over Witte Ackoleyen

  • over Goudsbloem

  • over Korenbloem

  • over Wijngaertrancken

  • over Kyndeke Jesus in die Wijndruijven / De Pellicaen / Speelcooren

  • over Witte Angieren

  • over Kempenbloem

  • over Corenaren

  • over Blauwe Acoleyen

  • over Aeckerboom

  • over Orange Lelie / De Witte Lelie


plaatsen

  • Leiden