Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzen voor de Leidse loterij en de rederijkerswedstrijd van 1596 (1994)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzen voor de Leidse loterij en de rederijkerswedstrijd van 1596
Afbeelding van Verzen voor de Leidse loterij en de rederijkerswedstrijd van 1596Toon afbeelding van titelpagina van Verzen voor de Leidse loterij en de rederijkerswedstrijd van 1596

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.28 MB)

ebook (4.71 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Editeur

Johan Koppenol



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
refreinen
wedstrijdbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzen voor de Leidse loterij en de rederijkerswedstrijd van 1596

(1994)–Jan van Hout–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De gedichten voor de rederijkerswedstrijd

Problemen rond het auteurschap doen zich ook voor bij de tweede groep teksten in deze uitgave, namelijk de verzen die te maken hebben met de organisatie van de rederijkerswedstrijd. Het eerste gedicht uit deze groep is de Chaerte waarmee de Hollandse rederijkers werden uitgenodigd aan de wedstrijd deel te nemen. De kaart bestaat uit vijf strofen van zeventien regels elk. In de eerste strofe prijst de dichter de rederijkerskunst als nuttige en vrolijke tijdspassering, mits haar beoefenaars zich binnen de perken van het betamelijke blijven bewegen. In de volgende vier strofen geeft hij de lezers de nodige informatie over de wedstrijd: het tijdstip waarop de rederijkers in Leiden voor de Zijlpoort worden verwacht, de eisen voor de verschillende wedstrijdonderdelen en de beschikbare prijzen. Tenslotte vraagt hij de rederijkerskamers die willen meedoen zich van te voren aan te melden; elke deelnemende kamer wordt bovendien geacht iemand af te vaardigen voor de jury.

De rederijkerskaart maakt naar vorm en inhoud een traditionele indruk. De opzet verschilt niet wezenlijk van die van andere laat-zestiende-eeuwse uitnodigingen voor dichtwedstrijden. De `ouderwetse’ indruk wordt nog versterkt, doordat de rederijkers de opdracht krijgen al hun werk te schrijven in het oude, vrije rederijkersvers (vss. 57-58):

[pagina 15]
[p. 15]
 
In als hout vrije maet, laet u aen geen sillaben knopen:
 
Mit eenen aessem uytgesproken, een verjolijsen// is.

Men is met andere woorden vrij gelaten wat betreft het aantal lettergrepen per versregels; er hoeft geen metrisch vers geschreven te worden. De tweede hier aangehaalde, op het eerste oog duistere regel moet als volgt begrepen worden: het is een vreugde - ofwel het is goed - wanneer een versregel in één ademtocht kan worden uitgesproken. Achter deze uiterst beknopte, bijna kryptische zin gaat een wereld schuil.

De invoering van het metrische vers in de Nederlandse poëzie was een moeizaam proces dat enkele decennia duurde. In de eerste helft van de zestiende eeuw ontstonden er voorschriften voor de lengte van een versregel. De tot dan toe in theorie vrijwel onbegrensde vrijheid van de dichter werd hierdoor beperkt: in Brabant en Vlaanderen kwam men tot de eis, dat een versregel 10 tot 12 lettergrepen mocht tellen, dit werd de `Brabantse mate’ genoemd. In het noorden was de vrijheid iets groter: gedichten in de `Hollandse mate’ telden 10 tot 14 lettergrepen per regel. Na 1560 gingen de eerste dichters over op het gebruik van de `Franse mate’; daarbij is geen sprake meer van vrijheid; regels dienen, afhankelijk van het eindrijm, 12 of 13 lettergrepen te tellen. Nadat op deze manier de regellengte was vastgelegd volgt er een tweede fase, waarin de eigenlijke metriek tot ontwikkeling komt. Dit hield in, dat men lettergrepen begon te ordenen volgens een vast patroon, afwisselend beklemtoond en onbeklemtoond. Jan van Hout speelde in dit laatste proces een sleutelrol. Ga naar eind70

De geschetste ontwikkeling verliep echter niet zonder slag of stoot. Er waren dichters die zich verzetten tegen de hun opgelegde regelgeving. Zij wilden van geen getelde syllaben weten en bleven hun oude vrijheden opeisen. Zij beriepen zich daarbij op de internationaal befaamde humanist Johannes Ludovicus Vives. Die had namelijk in zijn De ratione dicendi gesteld dat een versregel niet korter mocht zijn dan vier syllaben en niet langer dan één ademtocht. Ga naar eind71 De uitspraak van Vives is terug te vinden bij twee belangrijke Nederlandse dichters: Matthijs de Castelein en Dirk Volckertsz Coornhert, beiden verdedigers van het vrije vers. Ga naar eind72 In zijn anno 1600 in Holland veelgelezen Const van Rhetoriken (1548, verschenen in 1555) schrijft De Castelein:

Vvy leeren nochtans vten poëten [...]

Dat een reghel duerd, ongheteld, ongheméten,

Alzo langhe alst eenen aesseme heerden magh [volhouden kan]. Ga naar eind73

Coornhert beroept zich in het voorwoord van zijn Odyssee-vertaling uit 1561 expliciet op Vives:

Een volle sin eyscht een heel reghel

Daer af sy de rijm tslot en seghel

Als elcx een athem wt mach spreken.[...]

Dit seyt oock Lovis Vives gheert. Ga naar eind74

De Leidse rederijkerskaart verwijst dus naar de discussie over regellengte en metriek en laat de deelnemers op dit punt alle vrijheid. Merkwaardig genoeg heeft de schrijver van de kaart zichzelf wel verstechnische beperkingen opgelegd: de strofen een, twee, vier en vijf schreef hij in alexandrijnen (al gaan er wel wat regels de mist in). Alleen de derde strofe vormt een vreemde uitzondering, hierin ontbreekt elke vorm van regelmaat.

[pagina 16]
[p. 16]

Is de Leidse rederijkerskaart geschreven door Jan van Hout? Het is aannemelijk dat hij er op zijn minst bij betrokken was. De verwijzing naar Vives en het probleem van de regellengte wijst zeker in zijn richting: tenslotte speelde Van Hout, als tegenstander van Coornhert, een hoofdrol in de Nederlandse discussie over de metriek. Ga naar eind75 Dat hij de rederijkers in dit geval toch vrij laat, is minder vreemd dan het lijkt. Van Hout had eerder een rederijkerskaart in alexandrijnen geschreven, waarin hij opriep verzen te schrijven `in maet van outs gewoon’. Ga naar eind76 Zijn knieval voor de traditie zou in dit geval verklaard kunnen worden uit de enorme tijdsdruk; hij mocht de rederijkers niet afschrikken door strenge eisen te stellen. Ook het woordgebruik in de kaart herinnert aan Van Hout. Het ongebruikelijke `bestdoenders’ (vs. 30) is ook te vinden in de jurygedichten (So yemant waer belast, vs. 5). Nog zeldzamer is het woord `jicht’ (vs. 84) in de betekenis `partijdigheid': dit gebruik is uitsluitend bekend uit geschriften van Van Hout. Ga naar eind77 De afwijkende vierde strofe geeft daarentegen gegronde reden om naast Van Hout in elk geval ook aan een co-auteur te denken; dat zou een lid van de Witte Acoleyen moeten zijn geweest.

De tien kamers die reageerden op de uitnodiging kregen vervolgens een door Van Hout berijmde brief of Missive, waarin elke kamer een herberg kreeg toegewezen en de door loting vastgestelde volgorde van optreden werd bekend gemaakt. Ga naar eind78 Jan van Hout gebruikt wisselende versvormen. Met name zijn kortregelige versjes kenmerken zich door een opmerkelijke metriek en ritmiek. Inhoudelijk is het materiaal aardig door de opsomming van herbergen. Voor zover valt na te gaan, waren de meeste kamers aan en rond de Breestraat ondergebracht; de herbergen zijn aangegeven op de kaart in bijlage 2.

Tenslotte is er nog een reeks achtregelige gedichten, uitgesproken door de Witte Acoleyen aan de deur van elke herberg. Inhoudelijk sluiten deze gedichten, opgenomen in de door Van Ravelingen gedrukte editie van Den Lust-Hof van Rethorica, nauw aan bij Van Houts Missive. Volgens de titel hebben we te maken met een Maetclinckent-gedichte, een metrisch vers. Zonder in deze inleiding al te diep op vormtechnische problemen in te willen gaan, wil ik er op wijzen dat we hier mogelijk met bijzondere verzen te maken hebben. Wie probeert de regels te scanderen zal namelijk merken, dat veel regels niet jambisch zijn; met name de oneven regels geven problemen. Is hier een onervaren dichter aan het werk geweest? Of is het waarschijnlijker, dat in deze verzen wordt geëxperimenteerd met nieuwe metra? In dat laatste geval dient Van Hout, metrisch `specialist’ en auteur van de verwante Missive, als meest waarschijnlijke auteur genoemd te worden. Hoe moeten de volgende regels beoordeeld worden:

Den Akerenboom, is zeer wellecoom/ [...]

Met huysingen vroom/ oock Schepen op t' stroom/

En:

Met Minnen verzaemt, zoo het recht betaemt/ [...]

Dus broeders vernaemt/ van dat ghy hier quaemt/

Of:

Gelijck was in Eden, niet zijnde den tweden/ [...]

Den Bome der Reden, en van quaet beleden/

Worden hier in elke halve regel bewust een jambe en anapest gecombineerd (,- / ,,-)? Was het in laatste voorbeeld de bedoeling amfibrachi te schrijven (,-, / ,-, )? De verzen zijn door hun ingewikkelde vorm en rijmschema vaak moeilijk te begrijpen en in metrisch opzicht zijn er te veel probleemregels om in deze fase van het onderzoek al tot een oordeel te komen. Doch indien hier werkelijk nieuwe metrische vormen worden uitgeprobeerd, maakt dat deze verzen tamelijk uitzonderlijk.

eind70
Koppenol 1991, passim.
eind71
'Non enim minimum, ut breuiorem quatuor syllabis, nec longiorem iusto spiritus decursu, nempe non supra sedecim syllabas, aut uiginti' (vrij vertaald: [versregels zijn] immers niet kleiner of korter dan vier syllaben en niet langer dan een ademtocht duurt, zeker niet meer dan 16 of 20 lettergrepen lang). Geciteerd naar: Fr. Kossmann, Nederlandsch versrythme. De versbouwtheorieën in Nederland en de rythmische grondslag van het Nederlandsche vers. 's-Gravenhage 1922, p. 21.
eind72
Overigens trekken zij de opmerking van Vives daarbij wel uit zijn verband en geven hem een totaal andere betekenis dan Vives voor ogen stond. Vives wil alleen maar aangeven dat er versvormen met zeer korte zowel als zeer lange regels bestaan. Hij had niet de bedoeling vrijheid van regellengte binnen elke versvorm afzonderlijk te bepleiten.
eind73
Matthijs de Castelein, De Const van Rhetoriken. Oudenaarde 1986, p. 34; Kossmann 1922, pp. 18, 20.
eind74
Naar Kossmann 1922, p. 35.
eind75
Zie: Koppenol 1993, pp. 16-18.
eind76
Koppenol 1991, pp. 58, 61.
eind77
De merkwaardige uitdrukking: `los van jicht' lijkt typisch voor Van Hout. Het WNT geeft, behalve de hierboven al aangehaalde plaats uit de rederijkerskaart van 1596 nog twee vindplaatsen:
omme tachterdencken van dat men zoude mogen hebben, deze woorden vuyt eenyge eygene jichte te zijn gesproken (Armenrapport, Prinsen 1905, p. 141);
en:
[...] van gonst vry, vry van jicht Wy handelen in dit u treffende gericht(`So yemant waer belast’, Prinsen, `Bronnen [...]’. In: TNTL
22, p. 214). Aan de lijst met vindplaatsen kunnen er nog twee worden toegevoegd: in de Missive zegt Van Hout:
Rolt, schud, loot los van jicht, wilt achterdencken weeren.
In de rederijkerskaart van 1578 schrijft Van Hout (zie: Koppenol 1991, p. 68):
BI Rechters, die dit hoorden; zal zonder enich jicht, Gewesen werden, twerck, dat meest muet zijn gepresen:
Wat de betekenis is van `jicht’ in dit gebruik is volgens het WNT niet duidelijk. De betekenis moet wel `eigenbelang’ zijn. Mogelijk hebben we te maken met een bijvorm van `jacht’ = een opzettelijk, ijverig, hartstochtelijk pogen, streven om iets te bereiken, te verkrijgen. Meestal in afkeurende zin (WNT VII, 1, 71, sub C1). Het woord komt kennelijk alleen bij Van Hout voor.
eind78
De Missive is zeker door Van Hout geschreven. De ontwerpteksten in zijn handschrift zijn te vinden in GAL, Bibliotheek 72413.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

organisaties

  • Witte Ackoleyen

  • over Witte Ackoleyen

  • over Goudsbloem

  • over Korenbloem

  • over Wijngaertrancken

  • over Kyndeke Jesus in die Wijndruijven / De Pellicaen / Speelcooren

  • over Witte Angieren

  • over Kempenbloem

  • over Corenaren

  • over Blauwe Acoleyen

  • over Aeckerboom

  • over Orange Lelie / De Witte Lelie


plaatsen

  • Leiden


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over D.V. Coornhert