Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bij ons schijnt de zon (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bij ons schijnt de zon
Afbeelding van Bij ons schijnt de zonToon afbeelding van titelpagina van Bij ons schijnt de zon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (8.64 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bij ons schijnt de zon

(1983)–Marijke Höweler–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 7]
[p. 7]

1 Er gingen in haar krant veel geestelijken dood

‘Oh dear,’ zei mevrouw De Zeeuw tegen haar Kaaps viooltje, ‘wil je méér of wil je minder water, waar ben je toch zo hangerig door geworden?’ En terwijl ze, één hand op de stoelleuning, de tuit van haar Hindelopens beschilderde gietertje weer tussen bloem- en sierpot uit wrikte, zei ze nog eens: ‘oh dear.’ Nu echter betrof het een ander vensterbank ongeluk. Het water begon zich in een wijder wordende plas over de vensterbank te bewegen, zocht een geschikt plekje om over de rand te vloeien en druppelde tussen de verwarming en de muur naar beneden.

‘Oh heden nee,’ zei mevrouw De Zeeuw, ‘hoe kun je nu doorgaan met lekken terwijl ik al lang opgehouden ben met gieten, naarling,’ en ze zette haar gietertje op de vensterbank tussen het Kaaps viooltje en de begonia in.

Daarna pakte ze haar stok en begon een moeizaam tochtje tussen de tv en haar stoel door, langs het bureau en haar bed naar haar keukentje.

Steeds als iemand zo dom was om iets onaardigs op te merken over haar keuken sprak mevrouw De Zeeuw hem of haar zo kribbig tegen dat men het niet meer waagde om er verder ook maar een woord over los te laten.

In feite was het niet eens een keukentje. Het was een keukenblokje. En wie het niet met eigen ogen gezien heeft, zou nooit geloven dat zulke kleine keukenblokjes te koop waren. Het fornuis bestond uit één pit, dan volgde er een vogeldrinkbakje dat zich in de folder gootsteen noemde en dán kwam het aanrechtje. Daarop konden twee kopjes naast elkaar staan, tenminste, als één van de schoteltjes een beetje buiten boord hing.

Mevrouw De Zeeuw had nog nooit aan iemand verteld

[pagina 8]
[p. 8]

wat haar zo aansprak aan haar keuken. Dat was dat er niets in te bereiden viel, behalve thee. En zij was niet van plan om ooit van haar leven iets méér te doen op dit gebied dan thee zetten.

Bovendien, en dat vond zij zo oliedom, dat was het woord: oliedom, van haar éígen kinderen, dat zij niet opmerkten dat er een relatief grote klok op haar elektrische pit zat waarop zonder bril te lezen viel: uit!, aan!, 5!, 10!, 15!. Vijf minuten: water voor één kopje thee, tien: twee kopjes thee, vijftien: kannetje vol! Het was een geniaal samengaan van tijdmetings- en verwarmingsapparatuur. En mevrouw De Zeeuw had zich weleens moeten bedwingen om, als de kinderen vertrokken waren en zij een klein beetje tipsy was van het halve glaasje port dat ze had opgedronken om van hun gezanik af te zijn, niet een waarderende brief over dit onderwerp aan de directeur te schrijven. Nu kende mevrouw De Zeeuw zichzelf voldoende om te weten dat zo een brief, in zo een conditie geschreven, altijd iets dweperigs kreeg. Zodat zij zich de volgende dag verplicht zou zien hem in kleine snippers door haar verhoogde (ook al zo handig!) toilet te spoelen. Daarom noemde zij de aandrang tot zulk een schrijven: malligheid.

Inmiddels is mevrouw De Zeeuw weer op de terugtocht met het vaatdoekje in de ene en haar stok in de andere hand. Het vreselijk nare van het krijgen van planten was wel dat men er goed voor behoorde te zijn. De enige uitweg was dat men er zorg voor droeg om nooit te weten te komen hoe men dat in moest kleden en de aanwijzingen daartoe snel vergat. Maar dan nóg duurde het soms wel veertien dagen voor het arme plantje bruin of vies genoeg was geworden om de werkster te doen voorstellen: ‘Zal ik het nu maar eens weg doen, mevrouw De Zeeuw?’

‘Ja, jammer dat het hier te warm voor ze is,’ vond mevrouw De Zeeuw dan.

[pagina 9]
[p. 9]

En de werkster, speciaal geselecteerd op de omgang met oudere mensen, zei niet: Maar bij mevrouw De Wilde doen ze het toch héél goed.

Daarom had mevrouw De Zeeuw niets dan lof over ‘Laat te Velde’. Mevrouw De Zeeuw veegde, hand op de stoelleuning, haar vensterbank schoon. Beter gezegd: ze veegde het water eraf, kneep haar vaatdoekje een beetje uit boven de witte begonia en aaide er nog wat mee over de natte plek.

‘Uit het oog, uit het hart,’ nam ze afscheid van de waterstraal die zich nu tussen de plint van de derde- naar het plafond van de tweede etage repte.

Zoals altijd had ze er wat moeite mee om het geluid van de deurbel van dat van de telefoon te onderscheiden. Maar het ‘pring pring’ hield zo regelmatig aan dat ze toch maar voor de telefoon koos en zich op weg begaf: tussen de stoel en de tv door, langs het bureau en het bed naar het stoeltje aan de andere kant.

‘Hoeveel keer zou ik dat rondje om het lage tafeltje al gemaakt hebben?’ zuchtte ze en nam even een rustpauze bij het bureau: ‘Als dat geen trimmen is.’

‘Moeder met mij,’ sprak haar dochter.

‘Ja kind, hoe is het,’ zei moeder, ‘welnee, dan kom je toch volgende week, nee hoor rust maar lekker uit.’

Dat laatste zei mevrouw De Zeeuw eigenlijk tegen zichzelf terwijl ze zat te bedenken hoe ze zich straks weer uit haar stoeltje zou moeten hijsen waar ze zo vervelend scheef in terechtgekomen was. ‘Ik bel nog wel, dág,’ zei mevrouw De Zeeuw en zat nog een tijdje met de hoorn in de hand uit te blazen terwijl haar dochter deze allang had neergelegd.

Stomvervelend - zo noemde mevrouw De Zeeuw dat - hoe zij nu weer terug moest naar de vensterbank voor het vaatdoekje. Dat neem ik nog weleens mee als ik toevallig langskom besloot ze, nadat ze eerst geprobeerd had om het met de punt van haar stok op te pikken, een actie waarmee

[pagina 10]
[p. 10]

ze bijna de begonia van de vensterbank had afgeslagen.

‘Eerst mijn krantje,’ mijmerde mevrouw De Zeeuw. ‘Jullie kunnen allemaal de boom in,’ zo sprak ze haar leeggedronken theekopje toe dat nodig eens in de Dubro moest worden afgewassen om vervolgens drie weken naar citroen te smaken, terwijl mevrouw De Zeeuw een pickwick klant was.

‘Loop naar de maan,’ glimlachte ze, terwijl ze de overlijdensadvertenties opsloeg. Nu gingen er in haar krant toch al veel priesters dood maar vandaag liep het de spuigaten uit. Dat was een tegenvaller waarop mevrouw De Zeeuw zich niet zo goed had kunnen instellen wegens het ongeluk op de vensterbank en het telefoontje van haar dochter.

Ze vermande zich echter en begon te lezen. Mevrouw De Zeeuw vond het altijd wonderlijk dat geestelijken nabestaanden hadden die zich waarderend uitlieten over hen en wier afscheid hun scheen te spijten. Zij zelf had meer het gevoel dat de overledenen eigenlijk bij hun kloosterintrede al verscheiden waren zodat men zovele jaren na dato toch het echte gevoel niet meer zou kunnen opbrengen. Net zomin als men zich werkelijk op een verjaarspartijtje kon verheugen dat in juli gehouden wordt terwijl het feest eigenlijk in januari had behoren plaats te vinden. Dat gaf iets verlepts. Maar ja, na regen komt zonneschijn en die vond mevrouw De Zeeuw op de voorpagina: een hogedrukgebied boven de Noordzee dat langzaam ons land naderde. Ze keek eens uit het raam of ze het al zag aankomen. Toen dat niet het geval was, knipte ze het schemerlampje maar eens aan om de pijlen en de gebogen lijnen op het plaatje wat beter te kunnen bestuderen. Daarna moest ze naar pagina twee onderaan waar zich het commentaar op het nieuws bevond. En zo behandelde mevrouw De Zeeuw de haar toegezonden informatie in haar eigen volgorde en dank zij de afzegging van haar dochter die middag, gelukkig ook in haar

[pagina 11]
[p. 11]

eigen tempo.

Er werd beleefd geklopt, nóg zo iets waarvoor ‘Laat te Velde’ niet voldoende te prijzen viel! En daar verscheen die aardige jongeman met het roestvrij stalen doosje met de ronde hoekjes waarin zij drie witte boterhammen en twee plastic pakjes elk met een plakje jonge Leidsche kaas en een plastic zakje met een plakje rookvlees wist.

‘Alstublieft mevrouw De Zeeuw,’ zei Arnold. En ofschoon mevrouw De Zeeuw een beetje teleurgesteld was dat hij de gouden manchetknopen van haar man niet aan had vandaag, deed het haar plezier dat ze diens vulpen tenminste wél netjes met het parkerklipje uit de borstzak van Arnolds hagelwitte bejaardenverzorgersuniform zag steken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken