Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bij ons schijnt de zon (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bij ons schijnt de zon
Afbeelding van Bij ons schijnt de zonToon afbeelding van titelpagina van Bij ons schijnt de zon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (8.64 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bij ons schijnt de zon

(1983)–Marijke Höweler–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 37]
[p. 37]

7 Na, schliesslich wird der ander' auch ganz reizend sein!

‘Hoe was het met je moeder?’ vroeg Rosa die het eigenlijk al gehoord had aan de manier waarop Leo de voordeur achter zich dicht had gesmeten.

‘Goed,’ zei Leo, ‘ik ben bekaf.’ Hij ging zitten en legde zijn bril op de leuning van de bank. Daarna ging hij het door de bril achtergelaten kneepje in zijn neus een beetje masseren. ‘Madonna, Madonna,’ vervolgde hij.

‘Wat is er?’ vroeg Roos geïnteresseerd.

‘Alles kleeft,’ klaagde Leo. ‘Mijn ogen kleven en mijn bril en mijn zakdoek en mijn broekzak kleven.’

Zeker te veel met stroop gesmeerd vanmiddag, wilde Rosa zeggen, maar bedacht zich dat het op deze manier wel tot het avondeten kon duren voor ze de details te horen zou krijgen.

‘Ga in bad,’ adviseerde ze daarom vriendelijk. ‘Hou je bril op, wordt ie lekker fris.’

‘En jij,’ Leo stond op en wees op Rosa alsof hij haar lek wilde prikken, ‘jij moet voortaan een jurk aan, begrepen.’ Zo probeerde hij haar bij zijn ongeluk te betrekken en zichzelf wat op te vrolijken.

‘Toe maar,’ zei Roos terwijl ze de krant wat definitiever opzijschoof, ‘nieuwe orders? En wat moet jij?’

‘Ik,’ Leo trok zijn das wat losser en ging in de houding staan, ‘ik moet het Haarlemse poortje naar Wiesje brengen. Maar ik doe het niet,’ en hij wilde haar een kus geven om haar weerwoord in liefde te smoren.

‘Je kleeft,’ zei Roos.

‘Ik kleef,’ zei Leo. ‘Ik kleef van de port.’

‘Nog een wonder dat je je los kon maken daar,’ vond Rosa en wilde de krant weer pakken maar Leo ging naast haar op

[pagina 38]
[p. 38]

de bank zitten en wilde haar in zijn armen nemen. ‘Hè doe dat nou straks,’ zei Roos.

‘Hou je niet van me zoals ik ben,’ vroeg Leo kinderachtig, stond op en sukkelde naar de badkamer.

Nauwelijks had zij de krant weer voor zich of Leo verscheen opnieuw in de deuropening: ‘Ik moet altijd in bad van je als ik uit “Laat te Velde” kom,’ meende hij terwijl hij de knoopjes van zijn overhemd losmaakte.

Roos keek op. ‘Is dat zo?’ vroeg ze.

‘Ja,’ knikte Leo, ‘altijd.’

‘Heel begrijpelijk,’ zei Roos en probeerde het stukje over de universitaire bezuinigingen terug te vinden.

‘Voor jou heb ik ook een soort cadeautje.’ Ondanks zichzelf keek Rosa verrast op. ‘Een nieuwe patiënt.’ De teleurstelling was duidelijk zichtbaar en Leo was blij dat hij eindelijk haar volle aandacht had.

‘Oh nee,’ zei Roos.

Kort daarop hoorde ze hem zingen in de badkamer: ‘Wer wird denn weinen, wenn man auseinander geht, wenn an der nächsten Ecke schon ein ander' steht. Man sagt: Auf Wiedersehen und denkt bei Gläsern Wein, Na, schliesslich wird der ander' auch ganz reizend sein.’ Het scheen lekker te gaan daar. Leo nam het tweede couplet er even bij terwijl het badwater vrolijk in de kuip klotste.

‘Na endlich bin ich wieder ein Verhältnis los,’ zong Rosa voor zichzelf mee en ze verdronk bijna in een golf van treurigheid.

 

‘Goed dat je even langskomt,’ zei Van der Loo de volgende dag, ‘ik wilde je net bellen om te vragen of je tijd had; wacht, ik vraag om koffie,’ en hij verplaatste zich van het hoofd van zijn vergadertafel naar de zijkant en wees Rosa met een uitnodigend gebaar naar haar vaste plaatsje aan de overkant.

[pagina 39]
[p. 39]

Hoe gaat het met de folder, wilde Rosa vragen maar bedacht zich op tijd hoe dom die vraag wel was zodat het even stil was tussen hen beiden.

‘Eerst jij,’ zei Van der Loo alsof ze gingen ganzenborden.

‘Ik heb een patiënt,’ zei Roos, ‘een vrouw van tweeëndertig met een schoonmoeder waar de honden geen brood van lusten.’

Van der Loo was een en al aandacht. Het kwam tenslotte hoogstens een half uur per dag voor dat hij met zijn vak bezig was. Niettemin beviel hem Rosa's eerste aanzet niet erg. Hij fronste zijn wenkbrauwen ten teken dat de presentatie iets wetenschappelijker diende te worden aangepakt.

‘Ze is tweeëndertig jaar,’ zei Roos gehoorzaam, ‘en ze weet niet of ze wel van haar man houdt. Die man kan zich niet losmaken van zijn moeder.’

‘Oedipaal,’ zei Van der Loo begrijpend.

‘Oedipaal,’ herhaalde Roos met enige tegenzin. ‘De vraag is nu, zal ik ze samen nemen of eerst die vrouw maar.’

‘Hoe oud is híj,’ vroeg Van der Loo. En Rosa trok vijf jaar van Leo's leeftijd af zoals ze zo juist van de hare had gedaan. ‘En ziet die man het ook zo?’

‘Nee,’ zei Rosa wat al te prompt, ‘nee die ziet daar niets van.’

‘Ja,’ vond Van der Loo, ‘dan zal zij wel weer de meest gezonde van de twee zijn.’

‘Dat denk ik ook,’ zei Roos opgelucht.

‘En wat wilde je nu precies weten?’ vroeg Van der Loo.

Daar moest Rosa even over nadenken, want eigenlijk behoefde ze verder niets meer te weten. ‘Of ik er een echtparentherapie van zal maken of niet,’ zei Roos toen maar.

‘Als die man...,’ hier aarzelde Van der Loo en keek Rosa nieuwsgierig aan, maar Rosa bleef zo belangstellend mogelijk terug kijken. Enigszins ongelovig ging hij door: ‘Zou hij eigenlijk wel mee wíllen komen?’

[pagina 40]
[p. 40]

Rosa dacht eens na en stelde zich Leo voor. ‘Nee,’ zei ze toen, ‘vast niet.’

‘Als ik vragen mag,’ zei Van der Loo en zijn ogen glinsterden, ‘waarom leg je het me dan voor?’

Rosa schrok: ‘We zien elkaar zo weinig,’ zei ze toen tot haar eigen verwondering en vroeg zich af of dat ook meegeteld had toen ze tot de ontboezeming besloot.

‘Maar je kimt toch altijd zó bij me binnenkomen,’ zei Van der Loo en Rosa kleurde en zag niet hoe opgewekt hij haar daarbij aankeek. ‘Hoe lang kennen we elkaar nou,’ peinsde Van der Loo.

‘'n Jaar of zes,’ zei Roos, wetend dat dit een wat lage schatting was.

‘Zes jaar,’ herhaalde Van der Loo, ‘wat gaat dat snel.’

‘Ja, raar hè,’ vond Rosa, die nu zeker wist dat het er tien waren.

‘En nóg schijn je niet zo maar eens binnen te kunnen komen,’ vervolgde Van der Loo. En Rosa piekerde hoe of ze weg kon komen. ‘Hoe zou dat komen, wat houd je tegen?’ vroeg Van der Loo vriendelijk. Maar Rosa kende Van der Loo's voorkeur voor bekentenisliteratuur en wist hoe feestelijk hij het vond om er zijn Freudiaanse versie van aan zijn collega's door te vertellen.

‘Ja,’ zei Roos, ‘hoe zou 't komen dat de mensen niet zo gemakkelijk bij jou aankloppen.’

Dat vond Van der Loo niet zo'n leuk onderwerp en zo hadden ze weer een gemeenschappelijk belang gekregen: ter zake.

‘Waar ik het eens met je over hebben wilde,’ zei Van der Loo, ‘je weet dat er nogal wat geld loskomt voor vrouwenstudies?’

‘Ja,’ zei Roos geschrokken, ‘maar ik deed aan psychologie en niet aan politiek.’

‘Niet zo haastig oordelen,’ vond Van der Loo die achter

[pagina 41]
[p. 41]

iedere feministe tot op heden penisnijd vermoed had, ‘je moet het zó zien.’ En daarna probeerde hij zijn handen weer even. Ze pasten nog! ‘Je kunt het ook zó zien,’ vervolgde hij en legde toen uit hoe Rosa het zien moest: ‘Jouw carrière hier staat, hoe zal ik het zeggen, een beetje op dood spoor. Tenzij je promoveert natuurlijk.’

‘Ben ik niet al neurotisch genoeg?’ vroeg Rosa angstig.

‘Goed,’ zei Van der Loo, ‘ter zake. Ik hoorde jouw naam noemen.’

‘Oh nee,’ zei Roos, die daar zeer slechte ervaringen mee had opgedaan.

‘Nee, rustig nou,’ zei Van der Loo, genietend van de opwinding die hij veroorzaakt had. ‘Ik hoorde jouw naam noemen in verband met de nieuwe vakgroep.’

‘Vrouwenstudies?’ vroeg Roos ontsteld.

‘En wel als voorzitter,’ Van der Loo likte zijn lippen erbij af. ‘Voorzitster, bedoel ik,’ verbeterde hij zich. ‘Om precies te zijn.’

‘Hoogleraar?’ Roos' stem piepte een beetje eigenaardig en ze schraapte haar keel in de hoop dat 't minder zou worden. ‘Kan niet,’ riep ze triomfantelijk.

‘Hoezo niet?’ vroeg Van der Loo.

‘Niet gepromoveerd!’ kraaide Roos.

‘Ik zou er toch eens over nadenken,’ vond Van der Loo, ‘er valt vast wel een mouw aan te passen, maak je maar geen zorgen. Laat dat maar aan mij over.’ Dat ging iets te ver vond hijzelf en kreeg plotseling de pest in. Zat hij daar notabene een leerstoel aan te prijzen alsof het om een rotte sinaasappel ging, de wereld stond op zijn kop en hij besloot er verder geen woord meer aan vuil te maken. ‘Goed je denkt erover na,’ zei hij kortaf.

‘Dat zal ik doen,’ zei Rosa verlegen en toen kwam het meisje met de twee bekertjes koffie binnen die ze gauw en ongemakkelijk op gingen drinken.

[pagina 42]
[p. 42]

‘Sterke koffie, hè,’ zei Roos.

‘Ja kind,’ zei Van der Loo toch een beetje vertederd en dacht erover na of Roos' kinderloosheid anaal of oedipaal geduid moest worden. Hij koos voor het laatste.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken