Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tranen van niemand (1964)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tranen van niemand
Afbeelding van Tranen van niemandToon afbeelding van titelpagina van Tranen van niemand

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.44 MB)

Scans (5.10 MB)

ebook (2.92 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tranen van niemand

(1964)–Marijke Höweler–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 13]
[p. 13]

Een shilling en wat kleingeld

De kinderen hier zullen hun vader erbij moeten halen als ze genomen worden, in Engeland is dat niet de gewoonte. De jongen ging op zijn tenen staan om haar over de rand van het ijskarretje dreigend aan te kunnen kijken. Daarbij greep hij zijn zusje, dat ruim een hoofd kleiner was bij de schouder en kneep haar zo venijnig dat ze het niet waagde verder in het wiel te klimmen, en erin berustte door zachtjes tegen de voorkant van de kar te schoppen.

Haal je vader, zei de vrouw in gebroken Engels; ik wil een shilling, zei de jongen.

De vrouw keek rond alsof ze steun zocht. Ik had z'n grootmoeder kunnen zijn, probeerde ze mij; en toen ik niets terug wist: Hij spuugde me, die snotjongen. Ze is me een shilling schuldig; de jongen keek me zo vastbesloten aan dat mijn: ‘we rekenen hier in guldens’ kansloos werd. Ze accepteerde Engels geld, zei hij.

Ik ben er zeker van dat Cedric gelijk heeft, zei het meisje, en deed haar best indrukwekkend te kijken door met haar ogen te knipperen alsof ze last van de zon had.

Als hij mijn zoon was, kreeg hij een pak ransel, zei de juffrouw, Als-ie de mijne was zou ik hem die shilling geven, zei ik, ik haatte haar plotseling, ze leek op de juffrouw uit het

[pagina 14]
[p. 14]

snoepwinkeltje waar ik vroeger zoute drop haalde en telkens weer met laurier thuis kwam.

Nijdig opende ze het koektrommeltje en smeet twee kwartjes voor ons neer. Het meisje stapte op het wiel van het karretje en hees zich op aan de rand. Ze griste het geld weg, even nog keek ze de vrouw aan met het geheimzinnige lachje waarmee ze later de vroegere verloofde van haar man zou weten te kwetsen.

Snel liet ze zich op de grond glijden, fluisterde haar broertje wat in het oor, draaide zich om naar mij en vroeg: mogen wij u een kopje koffie aanbieden, daar? Ze wees in de richting van het museum.

Ze namen mij tussen zich in, het meisje gaf me een hand en we staken voorzichtig over.

Vader is daarbinnen, hij is gek op schilderijen, zei ze. We moeten toegeven, ze zijn mooi maar ik geef er de voorkeur aan de dingen te zien zoals ze zijn, viel haar broertje bij.

Dan kunt u meteen met hem kennis maken, hij is werkelijk de moeite waard, vader, zei het meisje.

Hij is erg zwijgzaam, nietwaar Cedric, ze boog zich naar voren om de jongen te kunnen zien, hij knikte instemmend.

Cedric lijkt sprekend op hem.

Zullen we hier plaats nemen? vroeg ze met een stijf knikje naar een tafeltje bij 't raam.

Cedric en ik hebben het liefst een plaats bij het raam, ofschoon we beiden sproeten hebben; Cedric maakt zich daar niet zo'n zorgen over; ik wél, dat spreekt, zei ze met een koket lachje.

Cedric schoof een stoel voor haar aan, daarna een voor mij en bestelde een koffie en twee taartjes.

De tafels zijn hier bijzonder laag; vergeleken bij de onze, zei het meisje, toch kregen wij de indruk dat hier niet veel rekening gehouden wordt met kinderen, nietwaar Cedric? Ze keek hem vragend aan.

[pagina 15]
[p. 15]

Ik neem aan dat de kinderen hier dom gehouden worden, zei hij peinzend.

Wij zouden het prettig vinden van u daar wat meer over te horen, viel 't meisje hem bij. Misschien zijn de kinderen zich er hier van bewust dat ze nog niet volwassen zijn, ik vond 't een dwaas antwoord en probeerde nog: ik bedoel...

Ze bedoelt dat leeftijd hier een bijzondere rol speelt, verduidelijkte Cedric zijn zusje, ze zat me met grote verbaasde ogen aan te kijken. Dat dacht ik al, loog ze, en begon misprijzend naar buiten te kijken alsof ze verwachtte dat de bomen hier ook onderontwikkeld zouden zijn.

Misschien wilt u nu wat over u zelf vertellen, wij laten u nauwelijks aan het woord, zei ze minzaam, terwijl ze nuffig haar jurkje gladstreek.

Maakt u zich niet bezorgd, deed ik haastig, ik vind het prettig naar u te luisteren, ik probeerde hautain te lachen om de onderdanigheid die ik in mijn antwoord hoorde weer wat recht te strijken.

Laten we ons voorstellen, zei ze bedrijvig, alsof het een nieuw gezelschapsspelletje gold; ik heet Winnie; Winnie de Poeh, zei ik zouteloos, en kreeg meteen spijt. U weet niet hoe vaak ik dat grapje heb moeten verdragen, zuchtte ze klaaglijk. Mijn broer heet Billy, wat ook heel vervelend is omdat deze naam erg Amerikaans klinkt, ofschoon hij oorspronkelijk uit Engeland afkomstig is, we noemen hem daarom Cedric. Mijn vader begrijpt dat allemaal niet zo goed, hij is bijzonder intelligent maar erg in zichzelf gekeerd moet u weten, als wij er niet geweest waren was hij al vaak onder een auto gekomen, hij let niet op verkeer, nietwaar Cedric? Cedric knikte.

De ober zette de koffie voor mij neer, met een knikje naar mij gaf hij hun de gebakjes.

De kwestie is, zei Winnie, wij houden niet van koffie, en zeker niet van deze, nietwaar Cedric? Plotseling keek ze naar de ingang; ik draaide me om.

[pagina 16]
[p. 16]

Een lange bleke man, keek onhandig zoekend rond. De wenkbrauwen gefronst, tuurde hij de zaal in, moe en ongerust tegelijkertijd. Aan een dikke leren riem die van zijn linker schouder naar zijn rechter heup liep, bungelde een dwaas klein canvas tasje. Ook als hij er met zijn neus opstond, zou hij ze niet zien, dacht ik. Winnie begon nerveus haar stoel achteruit te duwen en holde op hem toe. Hij keek verrast op; tilde haar op de arm, en liep verwonderd naar het tafeltje, Winnie spartelde op de grond.

De man keek mij even geërgerd aan. Winnie sprong om hem heen als om een trofee. Plotseling bleef ze staan, trok het servetje van haar hals en zei: Dit is mijn vader, en met een extra knikje, waarover wij u spraken, dan tot haar vader: deze dame heeft ervoor gezorgd dat we ons geld terug kregen van dat vreselijke mens met haar vieze ijsco's, nietwaar Cedric? Cedric keek op, stak even zijn hand op ter begroeting en at door.

Gaat u zitten, moederlijk sjorde ze de stoel naast de mijne vanonder het tafeltje. De man lachte verlegen en ging zitten. Uw museum is werkelijk bijzonder aantrekkelijk, ik knikte wat beschaamd; eigenlijk is het niet zo geschikt voor de kinderen, ik was ze plotseling kwijt; ik ben blij dat u... Winnie knikte hem bemoedigend toe, en toen hij niet verder ging: Thuis zou Miss Ann op ons hebben gepast, maar Miss Ann is thuis op het ogenblik, omdat we het ons niet konden permitteren haar mee te nemen; de alimentatie is namelijk geweldig hoog, en vader kan het niet... Dank je, onderbrak haar vader.

Winnie sloeg de ogen neer en begon zedig haar taartje op te eten.

We zwegen - plotseling gooide ze haar vork op de tafel en begon afgrijselijk te krijsen, daarna trommelde ze driftig met haar vuisten op Cedrics schouder. Ik wil niet meer dat je trapt, jij trapt altijd zo geniepig als niemand het ziet. Stil jullie, zei de vader. Winnie hield onmiddellijk op; snotterde even en at door.

[pagina 17]
[p. 17]

De man stak nerveus een sigaret op, stak het pakje weer in zijn zak, bedacht zich, bood er mij een aan. Hij gaf vuur en zei: Ze zullen u wel verteld hebben dat we met z'n drieën uit zijn, deze vakantie. Ik knikte, wilde zeggen ‘gezellig’ of zo iets, herinnerde me Winnie's geschreeuw, bedacht me en zweeg.

Winnie knikte allerliefst. Cedric speelde met een bierviltje. Vindt u niet dat hij precies zo is als we vertelden? Ik ken je vader nog niet zo goed, zei ik laf en maakte aanstalten om op te staan, zag de teleurstelling op haar gezichtje en ging weer zitten.

Miss Ann zegt dat Pappie weer moet gaan trouwen, ze praatte vlug; ik kon haar nauwelijks volgen. Miss Ann zegt dat ie helemaal niet goed zoekt omdat ie steeds maar aan mammie denkt, nietwaar Cedric, zonder op hem te letten ging ze verder: Miss Ann zegt dat hij van de dag een nacht maakt en dat hij niet goed eet, en dat het veel beter voor hem zou zijn als ie dat wel deed zegt Miss Ann, en...

Ik moet werkelijk weg zei ik, haar in de rede vallend, ze zweeg, ik gaf haar snel een hand en vluchtte weg. Winnie zat stokstijf, in haar ene hand klemde ze het gebakvorkje, dat als een harpoen in de lucht stak. Cedric zat met open mond, waarin het laatste hapje gebak nog duidelijk zichtbaar was naar me te staren. Ik voelde me 'n verrader, keerde me schutterig om, legde m'n visitekaartje op hun tafeltje: als u zin hebt om bij me langs te komen, belt u me dan op alstublieft, ik beende weg.

Toen ik omkeek zag ik dat Winnie het kaartje op had gepakt en ernaar zat te kijken, de vork nog steeds in haar hand. De man zat met beide ellebogen op de tafel geleund, het hoofd in de handen, hij begon al wat kaal te worden, zag ik.

 

Ze kwamen, nadat Cedric mij had opgebeld, en me verzekerd had dat ook zijn vader graag van de uitnodiging gebruik wilde maken.

Cedric wriemelde aan zijn boordje, dat kennelijk wat te

[pagina 18]
[p. 18]

krap zat. Het strikje, de plooi in zijn broek, het keurige colbertje maakte hem ouwelijk.

Winnie zat stijfjes rechtop in haar krakend gestreken jurkje; gedwee liet ze zich haar servet ombinden.

De kinderen zwegen. Wij praatten over Amsterdam, Londen, de hotels, de schilderijen, de grachten, de gevels etc.

Na het eten kroop Winnie op zijn schoot en viel haast onmiddellijk in slaap. Cedric gaapte.

Het leek alsof de wanden van de kamer onze woorden voos en onpersoonlijk weerkaatsten.

Het was nog vroeg in de avond toen de taxi voorkwam en ik hem de kinderen onhandig in de wagen zag tillen.

Het was overduidelijk allemaal, ik wist dat ik ze nooit terug zou zien, en dat het een dwaasheid was van dat visitekaartje en zo. Cedric heeft gelijk, dacht ik, toen ik het licht in de vestibule uitdraaide, enkel een shilling is opeisbaar.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken