Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tranen van niemand (1964)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tranen van niemand
Afbeelding van Tranen van niemandToon afbeelding van titelpagina van Tranen van niemand

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.44 MB)

Scans (5.10 MB)

ebook (2.92 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tranen van niemand

(1964)–Marijke Höweler–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 27]
[p. 27]

Verhaal onder voorbehoud

Ik kan het bijna niet meer navertellen zonder de dingen te vergeten, die maken dat ons huwelijk juist het onze is, en daarom anders dan alle andere mislukkingen.

Zodra ik iets ga zeggen, wordt 't gewoon, altijd een gewoon treurig verhaal zonder meer.

Wilt u dat er misschien bij onthouden, en wilt u het direct opzij leggen, wanneer u merkt, dat u het vergeten bent?

Ik kan me beter afvragen, waarom ik ze ermee op zou willen schepen, dacht ze, en dan nog onder zoveel voorbehoud.

En toch schrijf ik het op, misschien is er een die luistert, al komt 't maar in een verzamelwerk van brieven van neurotici.

Voor de mensen, die het alleen om de geschiedenis te doen is, zal ik die vast even vertellen; dan kunnen ze de rest overslaan.

Twee maanden, nadat mijn moeder overleed aan de gevolgen van een auto-ongeluk, merkte ik, dat ik in verwachting was; wat heel toevallig was, want Jean Paul en ik leefden al vijf jaar samen, zonder dat er iets mis was gegaan. We trouwden 3 maanden later en waren, misschien door alle afkeuring, die we op de gezichten van de mensen om ons heen dachten te lezen, heel tevreden.

Het kind dat nu geboren is, lijkt wel de enige, die gelukkig is hier in huis.

[pagina 28]
[p. 28]

Niet omdat ik een van de intelligenste studenten was; alleen maar, omdat a een van de plichtsgetrouwste ben geweest, ging het allemaal erg goed. Ik had niet zo heel veel fantasie, en omdat ik wel merkte, dat je daar veel last van kunt hebben als je studeren moet en dat niet eindeloos kunt blijven doen, beperkte ik me tot Jean Paul en m'n werk.

Dit bleek een goede combinatie voor me te zijn, en eigenlijk was ik heel gelukkig.

Jean Paul had veel vrienden, met wie hij uitging en allerlei dingen deed, die ik erg leuk vond om later te horen, maar waarvan ik altijd blij was er niet bij te zijn geweest, omdat ik dan zeker gezegd zou hebben, dat ze het niet moesten doen, zodat hun plezier ook weg zou zijn geweest.

Dat we elkaar daardoor niet zoveel zagen, vond ik eigenlijk helemaal niet erg; achteraf is dat misschien vreemd, maar toen leek het me heel vanzelfsprekend.

Toch herinner ik me nog wel, dat ik het heel vervelend vond, als hij niet kwam als we afgesproken hadden samen te eten. Maar gelukkig kwam hij dan 's avonds laat met een stel vrienden nog langs en dan werd het zo gezellig, dat we geen tijd meer hadden om er nog ruzie over te maken, als ze weer weg waren.

Die vrienden van Jean Paul waren reuze aardig voor me. Ze waren beslist zoals je je de ideale vrienden van je man voorstelt.

Als we gegeten hadden, hielpen ze met afwassen, ze vroegen naar mijn studie en ze zeiden wat van m'n kleren. Nee, ik kon echt niet meer van ze verlangen. Soms dacht ik wel, dat ze medelijden met ons hadden, ook met Jean Paul. Ik begreep werkelijk niet waarom; ik was heel gelukkig, dat het allemaal zo ging.

Eigenlijk pas toen ik merkte, dat Rob, die ik de aardigste vond, omdat hij zich nooit zo aanstelde, als hij iets voor me deed, steeds vaker weg bleef, omdat hij een vriendinnetje had, geloof ik dat a jaloers begon te worden.

[pagina 29]
[p. 29]

Jean Paul en de jongens vonden 'm 'n zak omdat hij zoveel tijd voor haar nodig scheen te hebben, en zeiden dat hij zich helemaal door die meid in de luren liet leggen. Maar Rob scheen zich daar niets van aan te trekken.

Toen ik dat meisje ontmoette, begreep ik wel, dat Rob niet veel anders kon en dat ik niet graag op haar lijken zou. Ze keek een beetje op Jean Paul en de anderen neer en lachte altijd wat afwezig om hun verhalen, alsof ze veel belangrijker dingen aan haar hoofd had.

Alles ging gewoon door; Jean Paul vond het ook wel jammer, dat Rob zo weinig op de Sociëteit kwam, en als ik het er over had, dan wend hij ongeduldig.

Ik ging erg vaak naar huis. Mijn moeder hielp me met mijn studie en we praatten er graag over. Naar Jean Paul vroeg ze nooit. Ik zei er ook zo weinig over, omdat ik wist, dat ze een hekel aan hem had en hoopte, dat wij uit elkaar zouden gaan. Ik kon hem ook niet goed verdedigen want als ik bij haar was, dan vond ik eigenlijk ook wel dat Jean Paul zich maar erg weinig van me aantrok. En toch vond ik het jammer - ofschoon ik het, als ik weer terug op mijn kamer was, gewoon direct vergat.

Ik geloof, dat ik zo vanzelfsprekend van Jean Paul was, dat ik niet eens op het idee kwam, dat er nog andere mogelijkheden voor me zouden zijn; ja, ik geloof dat het zo met me was toen.

Toen moeder overleed was Jean Paul erg lief voor me. Oh, wat was ik blij dat hij bestond, en zoveel aandacht aan me besteedde. Hij kon soms hele tijden naar me zitten luisteren; ja; het was eigenlijk voor het eerst, dat Jean Paul achter elkaar naar me kon luisteren.

's Avonds stopte hij me in bed, dan ging hij naar zijn kamer om te werken. Soms kwam hij ook wel iemand tegen, met wie hij een borrel ging drinken, maar 't duurde nooit lang.

Ik begreep wel, dat het niet zo door kon gaan; dat ik niet zo

[pagina 30]
[p. 30]

verdrietig kon blijven doen; er kwam natuurlijk een einde aan het geduld van Jean Paul en 't was ten slotte niet zijn schuld dat alles zo liep.

Ik begon te merken, dat Jean Paul er slechter uit ging zien en maakte me bezorgd. Hij kon ook plotseling kriegel worden om de kleinste dingen - een asbak, die ik had opgeborgen, of zo iets.

Daarom stelde ik voor dat hij weer wat meer met zijn vrienden op zou gaan trekken.

Hij vond het erg lief van me dat ik dat zei, en we praatten erover dat hij weer harder moest gaan werken, er was de laatste tijd niet veel van gekomen.

Alles ging weer verder als het geweest was. Ik miste mijn moeder erg die tijd en verlangde er naar Jean Paul vaker te zien. Maar we hadden het nu eenmaal afgesproken; dus het zou niet eerlijk zijn van me meer beslag op hem te leggen. Ik begreep trouwens wel, dat Jean Paul niet buiten zijn vrienden kon, en begon ernaar te verlangen een vriendin te hebben. Ik heb het ook wel geprobeerd, maar het mislukte steeds. Het lag ook wel aan mij, ik kon nooit eens meedoen als zij gek deden; ik betrapte mij erop, dat ik dacht: wat doen ze kinderachtig.

Jean Paul kwam me geregeld opzoeken en dan bleef hij bij me slapen. Ik piekerde er wel eens over, dat hij alleen maar kwam om bij me te slapen, vooral toen ik merkte, dat de jongens, als ze bij mij kwamen daarover graag praatten en soms helemaal vergeten schenen te zijn, dat ik er ook bijzat.

Dat kon ik ze ook moeilijk kwalijk nemen, want waar moesten ze dan aan merken, dat ik er ook was. Ik kon alleen maar luisteren. 't Is heel vervelend als je alleen maar kunt luisteren, je hoort op 't laatst bijna alles.

Ik wilde graag, dat Jean Paul wist, dat ik dat allemaal hoorde, terwijl ik dat liever niet wilde; en ik deed alles om te zorgen dat ik voor hem zo iets bijzonders was, dat hij niet over mij

[pagina 31]
[p. 31]

zou gaan praten op de manier, waarop de anderen het deden.

Ik weet eigenlijk nog niet of hij het wel eens gedaan heeft.

Ik merkte alleen wel, dat niemand erg verwonderd deed, toen ze hoorden, dat ik in verwachting was.

Nu, achteraf, geloof ik, dat het daardoor gekomen is: nu moest Jean Paul wel alle aandacht aan mij gaan besteden. Eerst geloofde hij me niet; maar toen ik begon te huilen, toen kwam hij naar me toe en zei: Wat wil je, wil je het houden of weg laten maken?

Ik moet me wel heel erg vergissen, als ik het me verkeerd herinner, dat hij er niet aan twijfelde of ik wilde het kind kwijt. Maar ik wilde het houden, en Jean Paul werd boos. Het kan toch niet, ik kan m'n studie toch niet opgeven, zo maar een kantoorbaantje nemen; luister nou toch naar me, het kan toch niet, denk nu eens na, waarom kun je nou nooit eens gewoon nadenken?

Ik ben bang, dat ik nooit gewoon zal kunnen nadenken, daarom zei ik maar dat hij niet hoefde te trouwen, ik zou er zelf wel voor zorgen.

Dat wilde Jean Paul niet, dat zou een rotstreek zijn, zei hij. Als we zuinig deden, hij zou werkstudent kunnen warden,...

We begonnen het steeds minder erg te vinden, al huilde ik wel veel.

Als ik er aan denk hoe vervelend ik moet zijn geweest, voel ik me gewoon misselijk worden. Jean Paul zei zelfs, dat het misschien wel het beste was nu het zo liep, want dat hij anders nooit volwassen had willen worden, en nou moest het wel nu hij voor ons tweeën zorgen moest. Wat was ik opgelucht, toen ik hem hoorde zeggen, dat ie het prettig vond voor ons te moeten zorgen.

Toen we trouwden, was iedereen even aardig voor ons. We kregen zoveel voor de baby en ons zelf, ja zelfs zorgde iemand voor een huffs. 't Was ongelooflijk hoe lief ze waren.

Soms dacht ik wel, dat ze het een beetje deden, omdat ze

[pagina 32]
[p. 32]

dachten: 't Had ons ook kunnen overkomen. Ik weet niet of het waar was, maar ik dacht het wel vaak.

Jean Paul was veel thuis en ze kwamen ons dikwijls opzoeken. Soms zei ik tegen hem, dat hij eens uit moest gaan, maar hij wilde niet eens altijd; dat vond ik zo prettig om hem to horen zeggen, dat hij niet wilde, dat ik het veel vaker voorstelde.

Als hij dan ging, vroeg hij altijd eerst hoe ik me voelde en of ik het niet erg vond. Ja, eigenlijk was alles even fijn.

Alleen, dat hij niet werkte en dat het geld van onze beurzen helemaal opraakte, zonder dat Jean Paul er iets aan deed. Hij werd alleen maar geërgerd als ik er over begon. Dat vond ik zo erg, dat ik er wel eens aan twijfelde of Jean Paul ooit veranderen zou.

Gelukkig hielpen zijn vrienden hem aan allerlei baantjes; het was zelfs wel eens zo, dat ze het hunne afstonden voor hem. Ik vond het wel vreemd, dat ze het deden en erover praatten als ik erbij was, en hij nooit met iets terugkwam, als hij alleen wegging. Misschien herinnerde ik hen eraan.

Toen ons kind geboren werd, was Jean Paul zenuwachtiger dan ik, het leek zelfs wel, of hij nooit anders dan zo zorgzaam en vol aandacht was geweest.

Ons kind was gezond. Het groeide als alle andere baby's, het huilde soms verdrietig, soms dwingend. Het werd verkouden en weer beter. Het kind leek op Jean Paul. Ik betrapte me er op, dat ik het erg vond, dat het op Jean Paul leek.

Het was niet zo erg, dat ik mijn studie op moest geven; ik had het kind.

Ik merkte het niet eens meer als Jean Paul wegging 's avonds; ik had het kind en ik zou zorgen, dat het volwassen zou worden later.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken