Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tranen van niemand (1964)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tranen van niemand
Afbeelding van Tranen van niemandToon afbeelding van titelpagina van Tranen van niemand

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.44 MB)

Scans (5.10 MB)

ebook (2.92 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tranen van niemand

(1964)–Marijke Höweler–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 50]
[p. 50]

Tranen van niemand

Toch is het zonde, dacht ze, dat ze mij de revers laten stikken, gek zijn ze, ik verpest zo'n hele jas door die scheve naad, het is een mooie stof, een verdomd mooie tweed is het. Ze gooide hem in de bak. De volgende, de controle moest ook wat to doen hebben. Als ik op die stoel zat, zou ik zeggen: jullie zijn verdomme niet waard dat je een goeie stof in je poten krijgt; dat zou ik zeggen verdomme, als ik zag dat die revers verpest waren, en ik zou het zien, want ik heb hem zelf verdonderd.

He lulla, kijk uit je ogen, wil je, zowat een gat in mijn kop door die rotbak van je.

Beter dan in je kont.

Hee mot je wat, dan moet je effe hierkomen.

Ze zijn gek dat ze jassen maken van die stof, en dan zo'n model, ik zou een mantelpak maken, strakke rok, bontkraag, wat voor kleur kraag moet daar nou op, zwart? Ouwe-wijvenkleur; wit, één regenbui, grijs gemelleerd, nou ja, 't kan gestoomd; ik zou wit nemen.

Hee, zei ze, hee dikke, zou jij ook een witte nemen als je er een mantelpak van maakte?

Geef mij maar een Ambonees, zei 't kind. Ze lachte geheimzinnig.

Toe, zeg 's Wil, vrij jij met een Ambonees tegenwoordig?

[pagina 51]
[p. 51]

Gaat je niks an, zei 't kind.

Nou, dan niet, zei ze, en toen vertrouwelijk: He Wil, wat moet je hebben, als je 't mij vertelt?

Dan moet je mij van de jouwe vertellen. Zij knikte, jij eerst.

Ze bogen zich diep over hun werk, het kind fluisterde, telkens opkijkend of ze nog oplette. Ze hoefde zich niet bezorgd te maken; Thea luisterde.

Nou jij, zei ze ten slotte. Nou, moet je luisteren, ik heb een konijn he, en dat beet Wimpie, en dat zegt dat ik je de groeten van hem moet doen, en dat je hartstikke besjokke bent.

Rotzak, zei het dikke kind, vuile rotzak.

Ze gaf geen antwoord, als ik nou spaar, dacht ze, kan ik die stof kopen, en ze rekende; drie weken, dan kan ik het het weekend aan. Dan ga ik hem ermee van de trein halen. Wat heb jij aan; zou ie zeggen, hoe kom je eraan. Wat zou je denken, zou ze dan vragen, van m'n moeder? En dan zouden ze samen lekker lachen om 'r dikke moeder en ze zou zeggen: ik kijk wel uit dat ik zo dik niet word, en dan gingen ze lekker arm in arm naar zijn huis wandelen, en telkens stilstaan voor een etalage om elkaar een zoen te geven, en als ze bij het portiek op de hoek kwamen, dan zouden ze een hele tijd stil staan, en als ze thuis kwamen, zou hij zeggen, dat hij een trein later had moeten nemen, en dan zou zijn moeder zeggen: kind, wat zul jij koud geworden zijn op dat perron, ga lekker bij de haard zitten, maar dat deed ze dan niet, ze zou haar gaan helpen met de vaat of zo iets, en dan wist ze dat Henk dacht: ze is toch heel anders dan het bij haar thuis is, wat een lekkere meid heb ik toch, en wat weet ze goed hoe het hoort.

Het kind naast haar snikte. Zit niet te janken, ik zal er geen woord over zeggen, over die Ambonees van jou. Daar heb je de cheffin, nou zal je 't horen. Het kind schrok op en was even stil. Toen ze zag dat het niet waar was, ging ze door.

Vanavond zou ze hem schrijven, rot dat ze niet zo goed schrijven kon, en Paultje zou ze het niet meer vragen na te kijken,

[pagina 52]
[p. 52]

Paultje ouwehoerde alles door, tegenwoordig was ie net zo'n misselijk rotjong als al die andere nozems.

Ik heb toch mazzel dacht ze. Henk zou zijn zuster nooit zo belazeren, als Paultje. Trouwens, Henk had toch gezegd dat het hem niks schelen kon, die fouten.

Wat zou ze er nou boven zetten. Lieve schat, had hij geschreyen, ik zou ook best ‘lieve schat’ willen schrijven, maar dat is hetzelfde als hij, en dan is het net, of je het niet echt meent.

Wat had die jongen het toch rot in dienst, waarom moesten die jongens eigenlijk in dienst, als de atoombom valt was het toch afgelopen, zouden ze goeie schuilkelders hebben daar?

Hij vond het er zo vervelend, dat hij niets anders wist te schrijven, nou, ik zou ook niks anders weten, dacht ze.

Als hij nou 's morgens maar opstond als ze hem riepen, anders moest ie de bak in, en dan kon hij niet komen het weekend.

Toch eens vragen wat die stof kost, Juffrouw De Wit, oehoeoeoe, hoei, luister dan. Wat kost die stof? Zijn er couponnetjes? Ach, kunt u er niet eentje maken, toe, ja he, u doet het he.

Zou Henk het niet ordinair vinden, dat had ie gezegd van die groene jas, ze had hem nooit meer aangetrokken, net als die schoenen, god, ze waren splinternieuw. Als ie je niet goed genoeg vindt, dan ben jij gek dat je nog naar hem kijkt, en kijk uit dat ie geen kind bij je maakt, je moet niet denken dat je er dan hier nog in komt, had haar moeder gezegd.

Moeder dacht altijd aan kinderen maken, het leek wel of er op de hele wereld niets anders gemaakt werd dan kinderen, nou, als je het goed bekeek, had die ouwe ook niet veel anders gedaan.

Henk zou gelukkig wel uitkijken, ze hoefde het niet eens te zeggen; zo voorzichtig was hij, ze zouden nog lang niet kunnen trouwen, Henk vond, dat je eerst een goeie baan moest hebben en geld en een huis.

Wat een idioot was ze toch om daar achter te zoeken dat ie

[pagina 53]
[p. 53]

bang was om met haar te trouwen, in plaats dat ze tevreden was dat ze een andere vent had dan de meesten, zoals die meid met 'r Ambonees. Ze bukte zich om haar portemonnaie uit haar tas te halen, mooie foto had ze van hem, hartstikke knap was ie, zonde dat ie pukkels had gekregen in dienst, maar dat lag aan dat misselijke eten, kamfer deden ze erin de smeerlappen, daar had Henk vast die pukkels van. Of zou het komen doordat...

Verrek, ze zit nog te snotteren, hier, zei ze, wil je effe kijken, da's de mijne. Het meisje hield meteen op, veegde met de rug van haar hand de tranen af en pakte de foto.

Zo, zei ze, die ben je kwijt, en stopte hem snel in haar tas, snotterde nog 's en wilde verder gaan. Ze sprong op, ben je besodemieterd, greep de tas, ze trokken ieder aan een hengsel. Zij hield er een van in haar hand, en beukte met het ijzertje dat nog aan het uiteinde zat op het kind los.

Het begon te gillen, de cheffin kwam aanhollen.

Even later zaten ze weer, zij, de gekreukelde foto in haar hand.

Die coupon ben je kwijt, had dat rotwijf gezegd. Als ze soms dacht dat ze daarop zat te wachten.

Ze zou Paultje een riks geven als ie die meid voor haar aftuigde, ze zou hem maar niks zeggen over die Ambonees. Enfin, ze had in ieder geval wat te schrijven vanavond, ze zou hem vragen om een andere foto, zonde toch van die pukkels nou.

 

Er is een brief van je vrijer, riep Paul haar toe, toen ze de trap opkwam, van je lieve deftige schatje, van je Henkie, Henkie schrijft dat het uit is, dat het uit is, dat je een vieze griet bent, dat je een viezerik bent, dat je...

Ze rende de trap op. Geef op vuilak, geef hier, ik doe je wat, gilde ze. Paul hield de geopende brief boven haar hoofd. Ze schopte hem, ze ging op haar tenen staan - Moeder, schreeuw-

[pagina 54]
[p. 54]

de ze, Moeder, laat dat klere-jong ophouden. Paultje liet de brief vallen en rende de trap af.

Beste Thea,

Hoe gaat het met je, ik hoop dat het goed met je gaat. Ik weet niet hoe ik beginnen moet Thea, maar ik moet je zeggen... Ze las het maar half, ze wist al wat er stond, tranen vlekten op het papier. Het moest maar uit zijn tussen hen, het moest maar vriendschap blijven, ze pasten niet bij elkaar, je vriend Henk.

Je vriend Henk, ze huilde hard en gierend, en liet haar hoofd met een dreun op tafel vallen. Moeder liep weg, en de kleine Gerrit begon in z'n kinderstoel mee to janken.

 

De volgende morgen gaf ze het dikke kind de foto, hier zei ze ik moest de groeten aan je doen, en zeggen dat ie je een leuke griet vond.

Het kind keek verwonderd, lachte toen breed, waarbij haar ontstoken tanden bloot kwamen, en stopte de foto voorzichtig in haar tas.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken