Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tranen van niemand (1964)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tranen van niemand
Afbeelding van Tranen van niemandToon afbeelding van titelpagina van Tranen van niemand

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.44 MB)

Scans (5.10 MB)

ebook (2.92 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tranen van niemand

(1964)–Marijke Höweler–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 79]
[p. 79]

Als er één rechtvaardige zou zijn

Buiten regende het zachtjes en onophoudelijk, het asfalt verdubbelde alles en iedereen als in een zwarte spiegel. Mensen hadden haast.

Het restaurant was kil, en verschraalde sigaretterook had zich vastgezet in de gordijnen. De tafels en stoelen werden zelfs door de eigenaar niet mooi gevonden, hij had ze overgenomen van de vorige, en daarmee was het pluche tot niemandsland geworden.

Obers stonden zich zachtjes wakker te praten tegen de tapkast, zij hadden de stoelen weer van de tafels gehaald en hoopten dat ze daarvan even uit mochten rusten, zonder gestoord te worden.

Nicolette vond het prettig dat ze geen tijd hadden om op haar te letten, ze wachtte rustig af, haalde haar krant te voorschijn en begon te lezen. Ze sloeg de voorpagina over op een enkel stukje na, een brand, een inbraak, een auto-ongeluk, ze bladerde verder. De recensie van een toneelstuk, enkele films, een cabaret. Als vanzelf hield ze de krant als een scherm voor zich tegen het binnenvallende licht. Ze zag er moe uit; dor en stijl en kort geknipt haar, de vale montycoat te klein, de sjaal dof, en de broek die tot haar enkels reikte vestigde de aandacht op de ongepoetste schoenen.

[pagina 80]
[p. 80]

Nicolette was zich hiervan pijnlijk bewust, en het ergerde haar, ofschoon ze niet de kracht had zich 's morgens in andere dan deze kleren te steken. Nicolette-Patricia had haar naam gevoeld als een bespotting, een van die wonderlijk ontoevallige toevalligheden, zoals een ongewenst kind soms Désiree genoemd wordt zonder dat de ouders weten wat het betekent.

Het was dan ook niet uit hoogmoedigheid dat ze de man die vroeg wat ze gebruiken wilde niet aankeek terwij1 ze koffie bestelde; of misschien toch, dacht ze.

Ze dwaalde af van de krant, ze was gewoon af te dwalen van de dingen waarmee ze bezig was, zelfs zo dat ze zich alleen kon concentreren op dat waarbij ze direct betrokken was.

En zoals telkens weer dit laatste jaar kwam ze terug op hetzelfde onderwerp, dat ze gewend was geraakt te wenden en te keren met een vaardigheid die ze zich niet bewust was, en waarmee ze de enkele maal dat ze een ander daarin betrok, angstig maakte zonder het op te merken.

Haar krant nog steeds voor zich, dacht ze aan de manier waarop haar kapper met lichte spot haar wensen vervulde; niet al te kort graag maar zo dat ik het niet in mijn gezicht krijg, verder kan het me niet schelen.

U bent niet ijdel had hij gezegd, maar Nicolette schrok en hoorde datzelfde terug in allerlei andere stemmen, en duizend andere uitspraken.

Soms vol medelijden, dan geërgerd, hitsend, verdrietig, zoals haar moeder haar kon aanmoedigen toch van een uitnodiging voor een feest gebruik te maken; met gekrenkte trots zoals haar vader. Je bent net een jongen, je maakt een probleem van de gewoonste zaken die een meisje leuk behoort te vinden, je wilt opvallen, je bent onvrouwelijk.

Hadden ze maar gewoon gezegd; je hebt geen smaak, dan was het misschien veel eenvoudiger geweest, dan had Nicolette motief gehad het omgekeerde te bewijzen, maar dit verlamde haar.

[pagina 81]
[p. 81]

Ze wist dat ze nu verlangde van de anderen haar verkeerd te begrijpen, ze daagde hen uit, haar onverzorgde kleren op te merken en af te keuren, en dat deden ze dan ook.

Dat was niet gemeen bedoeld, daarom had ze geen reden zich tegen hen te verzetten.

En als het dan zo was, als het dan alleen verzet was, waaruit putte ze dan die kracht, vroeg ze zich af.

Nicolette wist het maar al te goed. Anne zou er nauwelijks aandacht aan besteden, wanneer ze zich anders kleden zou, het viel buiten haar maatstaven, ze deden niets af of toe aan de waarden die voor haar golden, en Nicolette begreep het.

Nicolette werd opgenomen in de clan die Anne om zich heen vormde, de meest uiteenlopende mensen die bij haar hun trefpunt vonden, en waar Anne wist niet buiten te kunnen. Nicolette nam een bijzondere plaats in, het was omwille van Anne dat men haar accepteerde zonder meer, zoals Anne iedere nieuweling omwille van zichzelf introduceerde in haar kleine mensenlaboratorium, waarvoor ze zich alleen verontschuldigen kon door de overgave waarmee ze erin werkte.

Nicolette bezat dat wat maakte, dat Anne haar bewonderde, en wist hoe gauw dat te verliezen was, het was een wonderlijk op intuïtie gebouwd idealisme, dat op Anne vooral zo'n indruk maakte omdat Anne's intelligentie, waarmee ze gewend was ieder in haar omgeving de loef af te steken hier niet tegen was opgewassen.

Zorgvuldig ging Nicolette de ervaringen van de laatste tijd voor de zoveelste maal na: wat haar aantrok in Anne, wat haar telkens voor haar deed vluchten, wat was dat ongrijpbare waarover ze zich telkens weer verwonderde?

Was er een werkelijk tastbare ervaring die haar wantrouwen rechtvaardigde, of behoorde de bewondering van Anne tot de uitingen welke Anne voor iedereen had, spontaan, warm en enthousiast.

Terwijl Nicolette het suikerzakje langzaam openscheurde

[pagina 82]
[p. 82]

voelde ze zich meer en meer gedrongen naar die ene conclusie. En als het dan waar was, wat dan? Hoe kwam het dat zij telkens wanneer zij was weggelopen op Anne's eerste aanmoediging terugkwam, of was het juist dat waarmee Nicolette Anne's belangstelling wakker hield. Anne die niet gewoon was dat iemand geen prijs op haar stellen zou. Maar dat ze zich losgeslagen voelde zodra ze zich had teruggetrokken, viel niet te ontkennen.

Nog herinnerde ze zich hoe ze haar moeder destijds uitleg vroeg over het verschijnsel, ze was misschien dertien jaar; meer nog het afgrijzen dat ze ermee verwekte dan het feit zelf maakte indruk op haar.

Moest ze daarin een eerste aanwijzing zien? Nicolette stond op, rekende af, stak de sigaretten in haar zak en liep weg.

Thuisgekomen stak ze de kachel aan, warmde haar handen aan weerszijde en voelde zich langzaam misselijk worden van de petroleumwalm.

Ten slotte, terwijl ze merkte dat haar gedachten steeds trager werden en allerlei herhalingen zonder dat ze het wilde, optraden, stond ze op en zei half in zichzelf: als het zo is dan zou het onzin zijn die partij niet uit te willen blazen, maar halverwege af te kappen en steeds weer opnieuw te beginnen zonder dat ik het weet, zoals nu.

Degenen die ik teleurstel hebben verdriet omdat ik niet ben zoals ze gehoopt hadden dat ik zijn zou.

Nicolette ging werken, haar werk maakte het onmogelijk verder door te denken. De klas met kinderen eiste van haar dat ze erbij zou zijn anders zou ze eronder gaan. Ze was hun dankbaar voor die wreedheid, ze greep al haar talenten aan om het niet te laten gebeuren die middag, en het ging, al was het op het nippertje.

's Avonds ging ze eten in het kleine restaurant dat maar niet lopen wilde, een soort familieaangelegenheid waar Anne haar gebracht had, en waar een stemming heerste van vastgrijpen

[pagina 83]
[p. 83]

aan de laatste mogelijkheden; de humor, en dan, toegevend in een roekeloos gebaar, drinken.

Nicolette, door gebrek aan slaap en regelmaat wist al heel gauw spierwit en ziek te worden. En toch bewonderden ze haar omdat ze niet meedeed, haar matigheid werd aan principes toegeschreven die ze niet had, ze plaagden haar goedmoedig, misschien hadden ze toch gelijk.

Omdat de klantenkring zo klein was kende iedereen elkaar met naam en voorgeschiedenis.

Frederik was hier een legendarische figuur. Frederik had in de oorlog op een van de vooruitgeschoven posten gestaan in de spionagedienst, en had daarvoor medailles gekregen, die ergens onder in zijn bureau in een sigarendoos zaten, en die hij uitgaf voor prijzen in de visclub.

Frederik wist dat een oorlogsheld een oorlogsslachtoffer was en dood behoorde te zijn, hij stelde alles in het werk om alsnog aan die laatste voorwaarde te voldoen.

Immuun voor de normale hoeveelheden drank bracht hij zijn eigen literflessen mee en pas na lange tijd gebeurde wat ieder van hen al zoveel eerder verwachtte. Dan werd hij opeens duidelijk dronken en op een vage, brokkelige dronkemanstoon vertelde hij altijd opnieuw dezelfde verhalen; de landing in Frankrijk, terug naar Engeland, aankomst in Berlijn, plan van Montgomery, de hel in Warschau, en altijd, altijd eindigend in een tirade op Churchill die destijds niet toestond door naar Rusland te trekken. Ten slotte maakte hij ruzie, waarin hij zich toch nog veilig stelde door zich voor hij begon een aantal medestanders te kopen. Hij was ruw in zijn gebaren; groot; plomp en sterk, en het waren enkel zijn ogen die eraan herinnerden dat hij vroeger, heel lang geleden een kind moest zijn geweest.

Frederik drong iedereen in een hoek die het noodzakelijk maakte ad rem te zijn, om zich met hem te kunnen meten, zo niet, dan moest men voor 't front van alle anderen het onderspit delven.

[pagina 84]
[p. 84]

Nicolette verbaasde hem door haar spitsvondigheid, haar kleine gestalte, de jonge trekken in haar gezicht deden hem steeds meer aandacht aan haar besteden.

Heerser als hij was, zag hij dadelijk waaruit ze haar kracht putte, er waren anderen, waardevoller mensen dan hij voor haar in het spel, anders kon dit niet.

Het duurde een ogenblik of hij had haar herkend, Anne was zijn tegenstandster.

Zoals zovelen die in een oorlog de dood van te dichtbij hebben gezien was het voor Frederik een noodlottigheid geworden dit telkens opnieuw te willen doen, al wist hij dit te goed dan dat hij zich als Don Quichotte zou willen opwerpen.

Nicolette, plotseling wakker geworden bij het zien van een mens die de tralies van zijn cel met handen probeert te breken, wetend dat het venster uitziet op een nieuwe cel, voelde een plotselinge verwandschap met hem, een solidariteit die sterker werd naarmate ze wist dat dat wat zij probeerde te doen op een minder faliekante manier uit zou werken, alleen omdat het stadium waarin zij was, verder van de afgrond lag.

Zonder dat zij het zich bewust was, voelde Nicolette haar plan in zich opkomen. Zij zou hem terugbrengen naar wie hij was, en zonder het voor zichzelf te formuleren begreep ze dat Frederik maar één mens nodig had, een die van hem hield om hemzelf; niet om zijn aantrekkelijkheid, zijn briljante conversatie. Een die zijn durf te flirten met de dood op waarde wist te schatten, zelfs bereid was in zijn auto met hem mee te gaan op een van zijn bezeten ritten, door de wens hem in leven te houden, en het bewijs gaf dat exhibitionisme omwille van de dood minder sensationeel was dan dat omwille van het leven.

Nicolette wist dat het daarom nodig was een liefdesrelatie te vermijden, hij zou die snel menen te herkennen als een van de voorgaanden en het terzijde schuiven.

Nicolette onderschatte het gevaar van de chaos, en werd verlamd door zijn inzicht.

[pagina 85]
[p. 85]

Zonder enige omhaal plaatste hij haar in de situatie van kiezen of delen tussen zijn heerszucht en de angstvoor de gevangenschap in de gedachte die haar leven regeerde die tijd, en vergat.

Zonder meer stelde hij al haar wikken en wegen opzij en werd het een voldongen feit dat de verhouding tussen Anne en haar homoseksueel was.

Hij noemde het woord voor het eerst en stelde Anne en haar verantwoordelijk; hij was het die haar redden zou.

Het was weer oorlog, er was weer een gerechtigheid waarvoor hij vocht, er was weer diezelfde heerszucht, die hij dekken kon door deze mantel-

Nicolettes plan stuitte op het zijne, ze schoot te kort.

Terwijl zij hem bewijzen wilde dat het haar om hem te doen was en niet om zichzelf aan haar te binden, begreep hij haar; dook er onderuit door opnieuw direct te reageren.

Haar homoseksualiteit was minder nog het punt waarmee hij haar treffen kon dan de heerschappij die Anne over haar had, waarop hij telkens en telkens terug kwam. Het duurde niet lang of Nicolettes verlies werd tastbaar, zij trok zich terug uit Annes omgeving. Anne ging weg, het was niet meer nodig erover te praten; ze had het begrepen. Nicolette, verward deed wat hij eiste en Frederik keerde haar de rug toe. Nicolette bleef ontredderd achter, erger, veel chaotischer dan ze voorzien had.

Onophoudelijk bekroop haar de lust revanche te nemen op anderen, anderen die op hun beurt moesten verliezen, omdat het niet anders kon.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken