Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van geluk gesproken (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van geluk gesproken
Afbeelding van Van geluk gesprokenToon afbeelding van titelpagina van Van geluk gesproken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.94 MB)

Scans (8.53 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van geluk gesproken

(1982)–Marijke Höweler–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 108]
[p. 108]

19 Hoe goed het is om op één lijn te zitten

Opgewekt scheurde Leo door Buitenveldert. Er zou gewerkt worden vandaag want aan de basisvoorwaarde was voldaan: Roos was er nog en hield van hem! Uit ervaring behoorde hij te weten dat hij daar maar twee dagen op vooruit kon, maar ook nu was hij ervan overtuigd dat hij ruim een week voort kon zonder ongerust te worden over haar standvastigheid.

‘Goedemorgen professor,’ zei zijn secretaresse.

‘Dag kind,’ zei Leo stralend, ‘breng je me koffie?’

‘U moet naar de redactiecommissie, ze hebben al gebeld, ze zitten te wachten.’

‘Je meent het,’ zei Leo geschrokken en voelde driekwart van zijn energie wegzakken.

‘Waar zijn de stukken?’ vroeg hij op een eigenaardig autoritair toontje.

‘In uw tas misschien?’

‘M'n koffertje, waar is mijn koffertje?’

‘Op uw kamer misschien,’ zei het meisje en holde behulpzaam voor hem uit. Leuke benen, dacht Leo.

Op z'n kamer sloeg ze het koffertje open en vliegensvlug had ze het pakketje in het glimmend plastic omslagje gevonden. Leo voelde de zon weer doorbreken toen hij de ballpointstrepen door de tekst zag. De Heer zij geloofd en geprezen dacht Leo plechtig, ik heb het nagekeken, wat het ook wezen mag, ik heb mijn plicht weer gedaan.

‘Dank je wel kind, als ik jou niet had,’ en hij rukte het pakje uit haar handen en rende ermee weg alsof het om een beroving ging.

Hinderlijk langzaam ging de lift.

‘Dag professor,’ knikte een kennelijke student die hem

[pagina 109]
[p. 109]

volslagen onbekend voorkwam en die bovendien eerder op de knop gedrukt had waardoor Leo verplicht was eerst met hem naar de zesde te reizen alvorens het mogelijk werd om naar de vierde af te dalen. De student leek het gedemocratiseerde chipgedrag toe te juichen want hij wuifde nog eens vrolijk naar Leo's hoekje toen hij uitstapte. Ongeduldig aanvaardde Leo de reis naar beneden. Vroeger liep hij naar de vierde voor de lijn. Nu liep hij nog maar naar de tweede voor de lijn. Vroeger deed ik de trap met twee treden tegelijk herinnerde Leo zich spijtig.

‘Ha daar is Leo,’ zei Van Zutphen, de ander keek nu ook om.

‘Ik dacht dat jullie op mijn kamer zouden komen,’ zei Leo en zag dat het mis was.

Verbaasd keken ze hem aan. Hij zag ze denken: was het niet zo dat Van Zutphen de beste kamer had. Was het niet zo dat Van Zutphen een groepskamer had opgeëist voor zichzelf alleen, iets waar de anderen niet over hadden durven denken. Was het bovendien niet zo dat Leo zo onvergeeflijk stom was geweest om Van Doornen de kamerindeling te laten maken bij de laatste verhuizing, zodat zijn pijpelaatje zich naast de aanjager van de verwarming bevond, nooit zon had en dat z'n raam niet open kon?

‘Zullen we beginnen?’ zei Van Zutphen koeltjes en Leo keek jaloers en kwaad naar Van Zutphens nieuwe zitje.

‘Hoe kom je daaraan?’ vroeg Leo nieuwsgierig.

‘Dàt?’ zei Van Zutphen, ‘dat heb ik aangevraagd, aardig hè?’

‘Heel aardig,’ zei Leo en dacht aan z'n eigen kleine rotzitje dat eigenlijk alleen maar onder de vergadertafel kon staan. Leo had de pest aan Van Zutphen met z'n eredoctoraat.

‘Wat vonden jullie ervan, eerst maar even algemeen,’ zei Van Zutphen.

Leo keek op z'n papier. Auteursrecht, dat moest hij dan

[pagina 110]
[p. 110]

vóór de vakantie gelezen hebben en opeens herinnerde hij het zich weer, de vergadering was afgezegd, Van Zutphen ging naar de wintersport.

‘Hoe was je vakantie?’ wilde Leo zeggen maar hij begreep dat ze het daar al uitvoerig over moesten hebben gehad tijdens z'n afwezigheid.

‘Niet onaardig,’ zei Leo. Veel antwoorden had hij al getoetst tijdens zijn loopbaan en hiermee had hij tot op heden de hoogste ogen gegooid.

‘Mee eens,’ zei zijn collega aan de andere kant van de tafel en toen gingen ze er samen de taalfouten uithalen. Hierbij zat Leo op één lijn met Van Zutphen, zo zei Van Zutphen dat altijd: ‘Wij zitten op één lijn,’ waardoor Leendert van civiel-recht er mooi buiten kwam te staan. Het ging vooral om het liggend streepje. Leo en Van Zutphen kozen altijd, soms zelfs onafhankelijk van elkaar bij het nakijken thuis, het liggend streepje waar Leendert de kommapunt neerzette. En of het niet genoeg was voor die arme Leendert, zeiden Leo en Van Zutphen van huis uit puntkomma in plaats van kommapunt. Toch oogstte Leendert wel bewondering voor zijn onafhankelijke geest maar dat lieten Leo en Van Zutphen hem natuurlijk nooit merken. Nee, àls je zoiets al memoreerde dan in ieder geval buiten de campus, zo waren de regels en zo was het spel.

Toen ze bij pagina drie waren, vroeg Leendert zich opeens af of tweedejaars studenten, want daar was het boek voor bedoeld, het wel zouden kunnen begrijpen.

‘Nee,’ meende Leo en ook Van Zutphen dacht van niet, maar het zit degelijk in elkaar, dat moesten ze alle drie toegeven en Van Zutphen stelde voor om na regel vijf van boven een nieuwe alinea te beginnen en daar was Leendert het niet mee eens, en Leo kon het niets schelen, dus het gebeurde.

‘Maar wie moet het die man vertellen?’ wierp Leendert op.

[pagina 111]
[p. 111]

‘Jij natuurlijk,’ zei Van Zutphen en legde Leendert nog eens precies uit waarom een nieuwe alinea hier de aangewezen weg was.

Leendert schreef het precies op om het straks door te kunnen vertellen, want hij wist dat Van Beurden, de auteur, absoluut niet onnadenkend door zou hebben geschreven als hij een nieuwe alinea een verbetering had gevonden.

‘Zo nu nemen we Van Doornen nog even en dan is het gepiept; koffie?’ vroeg Van Zutphen.

Nu, dat wilden ze graag en Van Zutphen bestelde telefonisch. Prompt daarop kwam het meisje aanlopen. Bij mij duurt zoiets een half uur, klaagde Leo, maar ze heeft heel wat aardiger benen dacht hij erachter aan.

Wat vonden jullie?’ zei Van Zutphen nadat ze Van Doornen uit het plastic omslagje hadden gehaald.

‘Niet onaardig,’ zei Leo, maar nu met een zuiniger mimiek.

‘Er moet nog wel het een en ander aan gebeuren,’ zei Leendert.

‘Nou, wat mij betreft kan het de prullebak in,’ oordeelde Van Zutphen en keek Leo over z'n leesbril satanisch aan.

Leo voelde zich enerzijds somber worden, denkend aan de uren die hij nodig zou hebben om Van Doornens tegenwerpingen aan te horen, maar het triomfantelijke gevoel waarmee hij straks Van Zutphens oordeel aan Van Doornen kon meedelen, maakte toch dat Leo zich opmaakte om de harmonie in dit driemanschap te laten zegevieren.

‘Zeg,’ zei Leo na de eerste pagina, ‘als je mij nou jouw correcties straks meegeeft dan hoef ik dat niet allemaal over te schrijven.’

‘Ik ben wel een beetje scherp geweest in de kantlijn,’ aarzelde Van Zutphen.

‘Geeft niet kerel,’ zei Leo vrolijk, ‘daar kan hij best tegen,’ en Leo zag Van Doornens mokkige, opgeblazen smoel al rood worden van kwaadheid en dacht aan zijn zitje.

[pagina 112]
[p. 112]

‘Ja, dat weet jij het beste,’ zei Van Zutphen.

Terwijl Leo gedachteloos een sigaret opstak, zag hij Van Zutphen naar het raam lopen en het wagenwijd open zetten, wat een behoorlijke kou opleverde en het duurde even voor hij het verband tussen die twee gebeurtenissen door had.

‘Heb je er bezwaar tegen?’ vroeg Leo.

‘Welnee kerel,’ zei Van Zutphen en zwaaide de rook uit z'n buurt weg.

‘Zou Van Zutphen een flikker zijn?’ dacht Leo opeens, maar het feit dat Van Zutphen vier zoons en twee dochters had, deed hem daar toch wat aan twijfelen.

Hij doofde z'n sigaret voortijdig. Toen praatten ze nog wat over het inleveren van de formatieplaatsen en kozen een datum voor de nieuwe vergadering, dat wil zeggen Van Zutphen koos een datum in de verre toekomst waar Leo's en Leenderts agendablaadjes nog helemaal leeg waren en de zijne al een beetje beschreven, en tevreden gingen Leendert en Leo nu elk naar hun eigen gebouw.

Leo liep nog even met Leendert op.

‘Hoe is 't met je vrouw?’ vroeg Leo, terwijl hij zich haar naam probeerde te herinneren.

‘Goed,’ zei Leendert, ‘ze is weer thuis.’

En in de lift piekerde Leo er nog een tijdje over of Leendert nu bedoelde dat zijn vrouw uit het ziekenhuis was gekomen of dat zijn vrouw was weggelopen, maar Leo koos toch voor het eerste.

Opgelucht kwam hij zijn afdeling binnen.

‘Telefoon voor u,’ zei zijn secretaresse terwijl ze de hoorn in de lucht hield.

‘Dag Thomas,’ zei Leo beteuterd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken