Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van geluk gesproken (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van geluk gesproken
Afbeelding van Van geluk gesprokenToon afbeelding van titelpagina van Van geluk gesproken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.94 MB)

Scans (8.53 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van geluk gesproken

(1982)–Marijke Höweler–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 125]
[p. 125]

22 Hoe maak ik een appel?

Thomas had er die avond behoefte aan om Barbara op te bellen, haar stem te horen en alles te vertellen wat hem die dag was overkomen. Barbara had er behoefte aan te horen hoe het met Thomas was, terwijl Martje's lotgevallen haar minder leken te interesseren dan Thomas lief was. Maar hij was niet erg in de stemming om daar verder over na te denken. Leo was toch een aardige vent, vond Thomas. Hij zou er wel een hartaanval van krijgen als hijzelf Leo's leven zou moeten leiden, maar dat werd tenslotte niet van hem gevraagd. Zou hij Barbara een brief gaan schrijven? Wat moest je ook weer doen zo'n avond in een hotel? Hij was het helemaal vergeten. Thomas keek eens om zich heen. Het tweepersoonsbed vormde de hoofdschotel, hij kon het onbeslapen schemerlampje aandoen natuurlijk en het bureaulampje. Zijn oog viel op de koelkast. Het deurtje opendoen kostte al vijfentwintig gulden had Martijn hem gewaarschuwd.

Thomas inspecteerde de inhoud. Leo had gelijk gehad, hij maakte zich te druk om Martje. Maar God, ze leek op Lisa, hoe kon Leo dat ook weten, dat was ver vóór zijn tijd. Lisa's zwaarmoedigheid, Thomas dacht nooit aan een ziekte als hij aan haar dacht, nooit aan een patiënt, zoals de anderen haar beschreven. Lisa had in Thomas' ogen alleen een zwaarder levenslot dan andere mensen. Lisa's bestaan deed pijn, iedere dag, ieder uur. Niets wende, alles was nieuw, iedere dag stierf ze en werd ze geboren. Lisa's leven was te zwaar en hij had het niet lichter kunnen maken, wat hij ook voor haar dragen wilde.

Ongemerkt bijna had Thomas zich een glas whisky ingeschonken. Daar had Martijn hem óók voor gewaarschuwd. Hij deed z'n schoenen uit en ging zitten op het kleine fau-

[pagina 126]
[p. 126]

teuiltje dat een rokje aan had van dezelfde stof als de sprei, tamelijk gek, vond Thomas, je maakt toch ook geen lampekap van beddegoed! En toen zag hij pas dat dat nu juist wèl het geval was.

Lisa, arme Lisa, telkens verdronk ze bijna in de draaikolk van haar duistere vermoedens en die ene keer... het was nu minstens vijftien jaar geleden, Thomas kon er nog niet rustig over denken. Die ene keer dat Thomas thuisgeroepen was en wist waarvoor, zonder dat ze het hem zeiden. Hij had het zeker geweten, hoe zou dat toch komen? In het klein wist Thomas zulk soort dingen altijd. Van alles wat Thomas kwijtraakte per dag, en dat was nogal wat, wist hij steeds precies welke dingen hij later terug zou gaan vinden en welke nooit meer. En Lisa vond hij nooit meer terug. De tijd krimpt in. Ik kan niet vooruit kijken, dacht Thomas, het is de tijd die dunner wordt, ijler, waardoor gisteren en morgen samen vallen, vroeger en later één worden, daarom weet ik soms wat me te wachten staat. Nee, niet wat me te wachten staat, wat er gebeurt, tegelijk gebeurt. En Lisa had die dag geen weerstand kunnen bieden. Lisa had toegegeven aan de veel te zware zwaartekracht. Hoe konden ze het haar verwijten, hoe had hìj het haar kunnen verwijten, wat was hij toch dom geweest vroeger, dacht Thomas nu.

Barbara kon het niet begrijpen. Barbara's leven was licht als een veertje en doorzichtig, het woei op de wind, terwijl Lisa geketend was geweest. Sommige mensen moesten meer dragen dan anderen, vóór de anderen? Thomas wist er geen antwoord op. Thomas wist wèl dat Lisa het uiteindelijk alleen had moeten doen. Dat zijn voornemens en plannen met haar, voor haar, over haar, op overspannen ijdeltuiterij berust hadden. Wat kon een mens doen voor een ander, niets toch, hij kon geluk hebben ja, dat was wel mogelijk, veel meer kon niet. Waar had hij dat toch vandaan, hij had er toen nog aan gedacht.

[pagina 127]
[p. 127]

Hij wist het weer: ‘Wij maken een kind,’ zei iemand en toen had Thomas ook aan Lisa moeten denken. Maken? Nog geen appel kun je maken, nog geen kakkerlak, nog geen mug. Alles gebeurde aan je, voor je, met je en zonder je en als je wilde weten wàt precies, dan viel er alleen maar goed te luisteren maar dan kwam je ook veel te weten, de vreemdste dingen. Alleen als je bang was kon je niet zo goed horen en Thomas was bang en daarom kon hij niet weten hoe het Martje vergaan was, die avond, en moest Martijn het hem komen vertellen.

Martje was in het crisiscentrum en Martijn, die zo hard gefietst had dat hij buiten adem was, had een hele tijd nodig om alles uit te leggen.

‘Waarom heb je niet gebeld?’ riep Thomas kwaad.

‘Omdat ik nog steeds geen telefoon van je mag,’ riep Martijn woedend.

‘Waarom heb je geen taxi genomen?’ riep Thomas terwijl ze de hoteltrap afholden.

‘Omdat er geen taxi's rijden in de Blasiusstraat,’ schreeuwde Martijn.

‘Waarom heb je haar weg laten lopen, stommerd?’ riep Thomas.

‘Omdat ik haar niet vastgebonden heb,’ kiftte Martijn.

En in de taxi naar het wg kalmeerden ze wat en werden bang en schoven een heel klein eindje naar elkaar toe op de achterbank maar niet zoveel dat ze elkaars kleren aanraakten.

‘Wat deed ze bij Leo?’ vroeg Thomas.

Martijn zweeg.

‘Wat moest ze in vredesnaam bij Leo?’

Martijn zweeg en dacht aan wat Suzanne hem wel twintig keer had laten beloven. Nooit, nooit zou hij zeggen wat hij van Leo wist. Suzanne had hem dertig keer uitgelegd waarom niet. Bij kaarslicht, bij daglicht, op straat, in het panne-

[pagina 128]
[p. 128]

koekenhuis, na de film waarin ook weer duidelijk zou zijn voorgekomen waarom hij het zijn vader nooit zou mogen vertellen. En van al die keren had hij het één keer begrepen, op een ochtend bij de koffie was het, hij wist het nog precies wanneer, maar het waarom daar kon hij maar niet opkomen in die donkere taxi in de file op de Overtoom.

‘Waarom heeft Leo niet gebeld?’ vroeg Thomas.

Maar toen stopte de taxi.

 

Het bleek een woonhuis te zijn met een gewone voordeur en een gewone bel en er kwam geen gekrijs en gegil uit de brievenbus. De deur ging ook gewoon open, nadat Thomas had gezegd dat hij Martjes vader was en er was een gewone trap. Zo hard als ze gehold hadden van de brede trappen van het Memling hotel, zo langzaam liepen ze deze smalle trap op. Thomas leek zich zelfs een beetje aan de leuning vast te klampen. En Martijn ergerde zich er helemaal niet aan.

In het glazen hokje zat een gewoon meisje, en er liepen ook geen losse gekken. Even dacht Martijn er een te horen maar dat bleek de tv te zijn.

Ze werden in een gewoon kantoortje gelaten, hoewel er wel een melkkannetje zonder oor stond maar verder konden ze niets ontdekken. Hoewel ze goed probeerden rond te kijken om hun kloppende harten minder te voelen.

Toen kwam er een vrouw van een jaar of dertig en die was minder gewoon. In de eerste plaats heette ze Geesje zonder achternaam. En Geesje geloofde er niets van dat Thomas niet wist wat er met Martje aan de hand was. Sterker nog, Geesje suggereerde dat ze er de hand in hadden gehad en dat Martje er misschien wel zieker door zou worden als ze Thomas en Martijn zou ontmoeten. Want Martje wilde hen niet zien. Geesje deed net alsof Martje nu van haar was. Morgen konden ze opbellen. Nee, Geesje kon er niets over zeggen, Martje sliep. Het verbaasde Thomas dat ze telkens Martje zei

[pagina 129]
[p. 129]

en niet uw dochter of uw zuster, ze kenden elkaar toch pas een uur? Zouden ze haar dan kunnen zien morgen? Ook dat wist Gees je nog niet, dat hing helemaal van Martje zelf af. Er zou wel hulp gezocht worden want in het crisiscentrum kon ze maar drie dagen blijven. En wat voor hulp dat zouden ze in het team bespreken en met Martje zelf natuurlijk. Thomas voelde zich langzaam boos worden op Geesje. Hij wist uit ervaring dat hij dan wel heel erg kwaad moest zijn als hij het nu al wist en niet pas morgen, zoals gebruikelijk.

‘Wat deed Martje bij Leo?’

Daar kon Geesje niets over vertellen, dat moest Thomas maar eens aan Martje zelf vragen. Nee, niet nu natuurlijk. En zo stonden ze weer op de stoep.

‘Kom je bij ons nog iets drinken?’ vroeg Martijn en Thomas wilde graag gezelschap.

‘Bij ons?’ vroeg Thomas.

‘Bij Suzanne en mij,’ vulde Martijn aan en keek gespannen naar Thomas' reactie.

‘Ja graag,’ zei Thomas.

 

Suzanne had koffie gemaakt, de kamer zag er opgeruimd uit, er stonden bloemen en het was er lekker warm.

Stil zaten ze bij elkaar nadat Martijn Suzanne op de hoogte had gebracht.

‘Het eerste wat ik doe is morgen naar Leo gaan,’ zei Thomas.

‘Wat wilde u hem vragen?’ vroeg Suzanne.

‘Wat er gebeurd is natuurlijk,’ zei Thomas.

‘Ze was misschien verliefd op Leo,’ zei Suzanne en Martijns mond viel open van verbazing en onbegrip.

Daar zouden we toch niets over zeggen, wilde hij Suzanne ter verantwoording roepen.

‘Onzin,’ zei Thomas automatisch. Zouden vrouwen ooit wel eens ergens anders over nadenken, vroeg Thomas zich

[pagina 130]
[p. 130]

af. Leo en zijn Martje, had Barbara ook niet zoiets onzinnigs geopperd? Enfin, morgen was morgen. Toch wel een aardig kind die Suzanne. En nu drong het pas werkelijk tot Thomas door. Martijn was volwassen geworden. Martijn moest telefoon hebben, dacht Thomas opeens.

‘Martijn, vraag je een telefoon aan?’ zei Thomas.

‘Graag,’ zei Martijn.

‘Willen jullie morgen met mij uit eten?’

‘Prima,’ zei Martijn en Suzanne knikte verheugd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken