Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van geluk gesproken (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van geluk gesproken
Afbeelding van Van geluk gesprokenToon afbeelding van titelpagina van Van geluk gesproken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.94 MB)

Scans (8.53 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van geluk gesproken

(1982)–Marijke Höweler–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 177]
[p. 177]

31 Winkelen in warme landen

Hoe rumoeriger het rondom haar werd, hoe stiller ze zich voelde. Het leek alsof ze op de vleugels van de wonderlijke bewegingen in haar lichaam over haar eigen bestaan heen kon zien, verder, oneindig welhaast. Een nieuw leven leek Martje gegeven te zijn, een leven zoals het behoorde.

Vaag glimlachte Martje als ze dacht aan de wonderlijke muziek die ze toen hoorde, daar leek het op, dat was eigenlijk hetzelfde geweest. Wat ze toen hoorde, voelde ze nu. En telkens als ze haar vader ongerust over zijn krant naar haar zag kijken probeerde ze hem die vrede te laten zien en soms lachte haar vader terug. Eerst uit vriendelijkheid, later uit verwondering en nu leek hij het te begrijpen, het was goed.

Martje zat op het terras in de schaduw van de rozen die geurden alsof ze haar bedwelmen wilden en keek naar beneden. De donkere cipressen, de gele rozen. Cernobbio in de verte als een rose-rood streepje langs het meer. Af en toe het geluid van een auto beneden over de weg, de hoovercraft op het meer. Een pop op één been aan een touwtje achter een speelgoedbootje. De bergen aan de overkant zacht paars, mistig fluweel.

Het was heerlijk dat Barbara even weg was en jammer dat Thomas niet mee was gegaan. Als ze straks thuis kwam zou Martje naar haar kamer gaan om wat te slapen, wat te dromen.

‘Martje,’ vroeg Thomas, ‘ik weet dat je het vervelend vindt, maar heb je er al over nagedacht?’

‘Nagedacht waarover?’ wilde Martje zeggen maar ze zei: ‘Ja.’

‘En wat vind je?’ vroeg Thomas.

‘Zeg jij het maar,’ zei Martje en dacht eraan hoe jammer

[pagina 178]
[p. 178]

het was dat Thomas alles telkens zo bederven moest.

Maar Martijn en Suzanne waren weer vertrokken en dat was een lichtpuntje. Ze hadden beloofd en nog eens beloofd om op de faculteit niets te vertellen. Martje had niet begrepen waarom dat zo'n punt was, laat staan waarom ze daar helemaal voor hier naar toe hadden moeten komen om Martje's plezier te bederven.

‘Martje,’ zei Thomas nog eens dringend, ‘weet je waarover ik het heb?’

Martje lachte geheimzinnig, en dat had ze beter niet kunnen doen. Thomas werd nu ongeduldig.

‘Lach niet zo.’

Dus hield Martje op met glimlachen en keek eens naar de bergen.

‘En kijk me aan,’ zei Thomas.

Martje keek naar Thomas' slippers en een stukje van z'n kaki broek.

‘Ik ben een beetje moe,’ zei Martje.

‘Strakjes kun je rusten,’ zei Thomas, ‘niet nu, ik wil antwoord van je.’

Verveeld keek Martje Thomas aan.

‘Wil je Leo zien of niet?’

Martje haalde haar schouders op; wéér visite dacht ze, hield Thomas nou nooit op met z'n gezeur, hij begon op Barbara te lijken.

‘Nee,’ zei Martje.

Thomas probeerde al twee weken lang om antwoord op Leo's voorstel te krijgen maar nog steeds was het hem niet gelukt en daarom moest het nu, vond Thomas. Bovendien wist hij niet meer hoe hij Barbara tevreden moest stellen als zij hem vanavond ter verantwoording zou roepen, want dat karakter had het wel gekregen intussen.

‘Je behandelt dat kind alsof ze debiel is en dat wordt ze straks nog,’ had Barbara gisteren gezegd.

[pagina 179]
[p. 179]

Thomas haalde diep adem. ‘Martje, wil je met Leo trouwen of niet?’

Trouwen? Het wilde eerst niet tot haar doordringen. Trouwen, dacht Martje en toen leek het haar opeens zo'n gekke grap dat Martje, die veel van glimlachen maar weinig van lachen afwist, opeens moest schateren, ze kon er haast niet mee ophouden. Trouwen met een vreemde, iemand die je helemaal niet kent, Martje viel haast van haar stoel van het lachen.

En als Thomas niet zo ongerust gekeken had dan had ze nog uren kunnen doorgaan.

‘Wat is er zo grappig aan, als ik vragen mag?’

‘Trouwen,’ hikte Martje en ze begon opnieuw.

Thomas' geduld raakte op.

‘Jongedame,’ begon Thomas en ook dat leek Martje erg komisch te vinden.

‘Waar hebben jullie zo'n plezier om?’ vroeg Barbara, die buitenkomend blijkbaar slechts de helft van het toneel vanaf haar plaats zien kon.

‘Er is hier niets plezierigs aan de hand,’ zei Thomas boos. ‘Ik stelde Martje een vraag.’

‘Oh dat,’ zei Barbara en verdween.

‘Besef je wel,’ vroeg Thomas, ‘dat dit niet eeuwig duurt, dat je hier nog maar twee maanden als een Madonna rond kunt lopen, dat er dan iets gebeurt?’ Thomas durfde niet eens te zeggen dat het om een kind ging dat geboren werd. Maar Martje stond al op om weg te lopen. Het plezier was bedorven.

Thomas kwam uit z'n stoel en greep Martje bij de schouders. ‘Zo kom je er niet onderuit deze keer.’

Martje keek Thomas even verbaasd aan, begon zich los te maken. Toen dat niet lukte, keek ze naar de grond.

‘Kijk me aan,’ zei Thomas, ‘ik sta hier niet voor de flauwekul.’

[pagina 180]
[p. 180]

‘Flauwekul,’ herhaalde Martje alsof het op de grond te lezen stond.

‘Trouw je met Leo of niet?’ Thomas hoorde nu zelf ook iets vreemds in de vraagstelling, hij keek naar beneden en zag Martje's buik die haar jakje wat deed opbollen, en voelde opeens de behoefte om z'n hand erlangs te laten glijden, schrok ervan en liet Martje los. Geruisloos was Martje verdwenen.

‘Waar is ze?’ vroeg Barbara die met een blad in de deuropening stond.

‘Weg,’ zei Thomas.

‘En?’ vroeg Barbara.

Thomas haalde eens diep adem.

‘Ze zegt niets, niets, het dringt niet tot haar door. Het is ook eigenlijk een gekke vraag,’ zei Thomas.

‘Neem me niet kwalijk,’ zei Barbara, ‘je krijgt over twee maanden een kind, en de vader zou graag weten of je met hem trouwen wilt, ik heb wel gekkere vragen gehoord.’

‘Nee,’ zei Thomas, ‘weet je waarom het een rare vraag is geworden? Omdat iedereen vergeet ernaar te informeren of Martje eigenlijk van hem houdt. En weet je wat ook vreemd is,’ Thomas wist het nu zeker, ‘Leo zegt niet dat hij van haar houdt, nee, Leo biedt aan om te trouwen.’

Barbara stond nog steeds met de sandwiches en de limonade. ‘Thomas,’ zei Barbara, ‘we worden hier allemaal stapelgek als je niet uitkijkt. Je hebt gelijk, natuurlijk het is idioot, het antwoord is natuurlijk nee. Ze heeft het immers al gegeven?’

‘Dan kan ik hem terugschrijven,’ zei Thomas.

‘Dat moet Martje zelf doen,’ vond Barbara.

‘Dat doet ze niet,’ zei Thomas en dat was waar. Ze zwegen. Peinzend beet Barbara in haar broodje en deed niet eens moeite om het plakje salami dat ze daarmee tussen de twee helften uittrok terug te werken of op te eten, het hing ge-

[pagina 181]
[p. 181]

woon uit haar mond als een raar rond tongetje.

‘Ik heb een wieg gezien,’ zei Barbara.

‘Toch niet gekocht?’ vroeg Thomas.

‘Nee,’ zei Barbara, ‘wees maar gerust. Maar nu moet Martje toch echt iets gaan doen, al koopt ze maar een truitje of luiers, voor mijn part een jurk voor zichzelf, er is nu geen enkel excuus meer.’

Thomas zweeg en stemde toe.

 

En zo liep Martje de volgende dag verveeld door Cernobbio's enige warenhuis en vroeg zich af waar ze voor kwam en wat ze daar nu zoeken moest.

Ze stond een tijdje naar de schoenen te kijken en daarna naar de tuinmeubelen en dacht aan het terras daarboven. Barbara had haar verjaagd en nu moest Martje de middag door zien te brengen. Ze ging maar eens naar de levensmiddelen kijken. Ze vermeed de vleeswaren, op een of andere manier stonden de lucht zowel als de aanblik haar tegen. Nee, de kleurige bonbondozen met de grote strikken dat was wel aardig en Martje pakte er twee van. Het leek een goed idee en pudding, die moest ze ook hebben. Het werd tijd om er een wagentje bij te halen. Martje stapelde de zeven pakjes frambozenpudding zorgvuldig op, legde de bonbons er netjes naast en de biscuitrollen zette ze rechtop. ‘Staan blijven hoor!’ zei Martje en gaf ze een steuntje door er twee pakjes maizena naast te zetten.

En nu wist ze 't opeens weer, mayonaise moest ze hebben en jam. Kiezen viel niet mee maar dat was niet zo erg want jam bederft niet, jam blijft goed zolang het maar geen zelfgemaakte is en daar lette ze goed op. Koffie niet, thee wèl. Thee zou goed van pas komen en druiven ook. Ze moest nu even gaan opletten want de kar raakte vol en daarom nam ze maar één pakje zakdoekjes in plaats van twee.

Aan de kassa legde Martje het stapeltje geld dat Barbara

[pagina 182]
[p. 182]

in haar portemonnaie had gestopt op de toonbank. Ze bleek voordelig uit te zijn geweest, want ze kreeg veel terug, zeker de helft liet het meisje achter de kassa liggen, dus dat stak Martje weer zorgvuldig in haar beursje. Maar ze had het nog niet opgeborgen of het meisje wilde méér. Geduldig haalde Martje haar portemonnaie weer te voorschijn. Van onder de kassa kwamen nu grote plastic tassen en het meisje wilde liever munten dan papiergeld.

Martje vond het allemaal goed en wel maar nu wilde ze wel eens weg, het was behoorlijk benauwd met al die etensluchtjes. Nee, ze zou liever op het terras bij het water gaan zitten, wachten tot haar vader haar op zou halen, zodat ze weer rustig naar huis toe kon.

‘Signora, Signora,’ hetzelfde meisje weer. Ze wilde blijkbaar dat Martje zich omdraaide en terugkwam naar de kassa. Maar daar had Martje nu toevallig geen zin in, ze moest nodig wat frisse lucht en vooral wat rust om zich heen hebben.

Op het terras aangekomen, viel het toch wat tegen. Ze scheen iets te moeten verzinnen en bovendien maakten de kinderen vlak voor haar op het pleintje een enorme herrie door almaar om die fontein te hollen, te fietsen en te schreeuwen. Martje kreeg er hoofdpijn van en haar oren suisden. Bovendien begon het pleintje net zulke golvende bewegingen te vertonen als het meer, néé ze moest hier weg zien te komen.

En daar kwam Thomas' auto aan. Martje stond al naast hem voor hij haar had gezien. Maar Thomas liep terug naar het terras en scheen nog iets met de ober te willen bespreken. Martje stapte vast in en zette het raampje open, het was een warme middag, ze was blij dat ze weer naar boven kon.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken