Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van geluk gesproken (1987)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van geluk gesproken
Afbeelding van Van geluk gesprokenToon afbeelding van titelpagina van Van geluk gesproken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.94 MB)

Scans (9.35 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van geluk gesproken

(1987)–Marijke Höweler–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 131]
[p. 131]

23 Van te laat uitstappen en te ver doorrijden

‘Wat heb je met je hand gedaan?’ was het eerste dat Roos vroeg toen ze hem zag.

‘Ik ben gebeten,’ zei Leo, ‘door een student, hondsdolheid.’

‘Daar mag je wel mee oppassen,’ zei Roos, ‘wie van jullie beiden leed daaraan?’ Roos was achterdochtig. Als Roos zo koeltjes was dan was het uitkijken geblazen en Leo wist waarachtig niet hoe hij het allemaal aan moest pakken.

‘Herinner je je dat eigenaardige meisje nog, in bad?’ vroeg Leo. Rosa verstrakte.

‘Jawel,’ zei ze, ‘natuurlijk.’

‘Die is gisteravond teruggekomen en ze heeft m'n auto stuk gegooid en me gebeten, dus je had wèl gelijk.’

‘Waarin?’ vroeg Roos.

‘Dat ze geschift was,’ zei Leo.

Er viel een stilte. Roos keek Leo doordringend aan en Leo probeerde zo vrolijk mogelijk terug te kijken maar toen het hem te lang duurde, wilde hij opstaan.

‘Blijf jij eens zitten,’ zei Roos.

Leo gehoorzaamde en hij keek naar het kussentje naast zich op de bank en overwoog het voor z'n gezicht te houden.

‘Wat heb jij gedaan?’ vroeg Roos dreigend. ‘Vertel op, stomkop, wat heb je gedaan?’

Leo was blij dat ze precies zo begon als de vorige keer, dat was tenslotte ook goed afgelopen.

‘Niets,’ zei Leo, haalde z'n schouders op en grinnikte een beetje. Nu was het jammer dat Leo niet van de vorige keer onthouden had dat die grimas Rosa zo opwond. Ze liep op hem toe, pakte hem bij de schouders en schudde hem zo, dat Leo z'n wangen zo vreemd onafhankelijk van z'n gezicht

[pagina 132]
[p. 132]

voelde wapperen.

‘Je bent met dat meisje naar bed geweest, stomme hufter, stom, stom - stom varken,’ zei Roos door haar tranen heen, ‘en ik heb je zo gewaarschuwd,’ Roos huilde en ging weer op haar stoel zitten. ‘Ik heb je zo gewaarschuwd,’ zei ze nog eens.

En nu begon de ernst van de situatie tot Leo door te dringen. Ze zou toch niet woord houden. Dit was de laatste keer geweest, had Roos gezegd toen ze het merkte dat hij met... god hoe heette dat kind ook al weer, blond was ze, of was ze donker? Daarna was het een week uit geweest. Hij had zich voorgenomen: nooit meer... nou, nóóit? En toen was er nog dat kleine meisje geweest, dat meisje was onhandig klein, hoe heette ze nou, maar daar had Roos niets van gemerkt, en nu dit. Leo bleef stijf op de bank zitten en hoopte dat Roos gauw met de spulletjes zou gaan smijten zodat hij haar weer herkennen kon.

Maar Roos huilde en dacht er niet aan het stevige asbakje op te pakken dat toch zo mooi voor 't grijpen stond. Roos zocht in haar tas naar een zakdoek. Leo voelde met z'n goede hand in z'n zak, maar z'n zakdoek zat aan de kant van zijn zieke hand en hij durfde niet zo erg te bewegen, Roos had trouwens haar zakdoek al gevonden.

‘Dit was de laatste keer,’ zei ze toen ze haar neus gesnoten had, ‘dit was echt de laatste keer, Leo.’

Maar Leo geloofde er niets van.

‘Ik heb het je toch gezegd,’ snikte Roos, ‘ik heb je toch gewaarschuwd? Hoe kon je dat nou doen?’

Leo maakte een hulpeloos gebaar.

‘Doe niet zo stom,’ zei Roos tussen twee snikken door, ‘zeg dan tenminste iets, dat je er niks aan doen kon of zo, je kunt toch nog zeggen dat je verkracht was?’

‘Dat is ook zo,’ zei Leo.

‘Laat maar,’ zei Roos, ‘het is toch te laat. Wat ben je dom,

[pagina 133]
[p. 133]

hoe kon je nu zo dom zijn?’

Weer haalde Leo z'n schouders op.

‘Je hebt toch wel hersens.’ Roos wees naar haar eigen hoofd om de plaats aan te geven waar Leo zoeken moest. Leo had er blijkbaar toch wat moeite mee want hij keek voor zich uit.

‘Laat maar,’ zei Roos, ‘laat maar,’ en ze pakte haar tasje weer in en liep haastig naar de deur.

Leo sprong op. ‘Roos,’ riep hij angstig, ‘Rosa, ik zal het je uitleggen.’

‘Nee,’ zei Roos, ‘dat hoeft niet, ik hoef het deze keer niet meer te horen.’

‘Rosa blijf alsjeblieft bij me, toe.’ Leo liep achter haar aan naar de hal, maar Rosa had haar jas al te pakken en zag hij het goed, keek ze meewarig?

‘Rosa,’ hij wilde haar grijpen en zich aan haar vastklampen, maar Rosa maakte zich los, niet eens zo heftig. Leo's armen hingen nu slap langs z'n lichaam. Het verband van z'n gebeten hand had losgelaten en sliertte een beetje.

‘Ik kom niet meer terug,’ zei Rosa. ‘Echt niet Leo, wat je ook doet. Dit had je niet moeten doen, jongen. Het is jammer, het is zo jammer en zo dom.’

‘Maar je houdt toch van me?’ pleitte Leo.

‘Niet meer,’ zei Roos, ‘je hebt het stuk gemaakt,’ en toen deed ze de voordeur open en verdween.

Leo zou er zijn carrière voor over hebben gehad als hij de barst in de ruit van de voordeur terug zou mogen zien die Roos bij de vorige gelegenheden had achtergelaten, maar de deur werd dit keer zachtjes dichtgetrokken.

Leo bleef achter. Even deed hij een poging de omvang van zijn ongeluk te schatten maar direct daarop maakte een dof gevoel zich van hem meester en toen merkte hij dat zijn bril beslagen was. Voor het zicht maakte het weinig uit want het was zijn reservebril waardoor hij toch alles wazig zag. Leo

[pagina 134]
[p. 134]

had verdriet merkte hij nu, dat kon niet anders, want hij huilde. Hij nam niet eens de moeite om met z'n gezonde hand over te steken naar de zak aan z'n rechterhand. Hij huilde en het verband absorbeerde z'n tranen tot het helemaal nat was geworden.

Toen hij eindelijk opkeek van z'n knieën waarop hij zijn arme hoofd had neergelegd, begon het buiten al donker te worden en om de sierlantarens in de schoenendozenstraat hing een kring van mist. Om vijf uur zou Thomas komen. Hij keek op zijn horloge, kwart over vier, hij kon nog net in bad.

Terwijl het bad volliep en Leo schone kleren uitzocht en naar het krukje in de badkamer bracht, merkte hij het probleem op dat hem te wachten stond. Hij zou zijn hand boven water moeten houden of hem onder ogen moeten zien door het verband eraf te doen. Maar Leo had geen energie meer over om ook nog met de toekomst rekening te houden en verdween onder het badwater met hand en al, terwijl hij de losse sliert weer op z'n plaats wentelde. Hij bleef nu goed plakken. Met z'n goede hand pakte hij de shampoo en schudde er wat van op z'n haar. De rillingen liepen over z'n rug en hij gleed gauw terug in het warme water en begon zachtjes over z'n kop te aaien, wassen was het eigenlijk niet.

Bijna was hij weer gaan huilen toen hij Rosa's tandenborstel in het rekje zag staan, maar de gedachte dat Rosa haar spulletjes nog op zou komen halen, troostte hem een beetje en bovendien had hij al zulke rare dikke ogen dat hij blij was dat hij z'n bril op kon zetten en daar niet al teveel door zag, de scherpe kantjes gingen er in elk geval van af op die manier.

 

Prompt op tijd zoals altijd, belde Thomas aan. Leo zag direct hoe bleek en zorgelijk hij eruit zag. Ze zeiden elkaar nauwelijks gedag en Thomas stoomde meteen door naar binnen na-

[pagina 135]
[p. 135]

dat hij z'n jas had uitgedaan. Leo had nog even respijt omdat de telefoon ging.

‘Met Sjef Wolkers,’ zei een man aan de andere kant en Leo kon zich er geen voorstelling van maken wie dat zou kunnen zijn.

‘Het badkamertje,’ hoorde hij hem zeggen en toen schoot het hem te binnen. Rosa's droom, Rosa's verrassing. Leo voelde z'n mond droog worden van ongemak en ellende.

‘Dat gaat niet door, nee het spijt me, nee,’ zei Leo. ‘Ja, dan bel ik wel, ja ik heb uw nummer wel ergens, nee u hoort nog van me,’ en hij legde de hoorn op de haak.

‘Sorry,’ zei Leo tegen Thomas, die uit het raam naar het kleine tuintje dat zo groot moest lijken, stond te staren.

Thomas draaide zich om. ‘Waarom heb je me niet gebeld gisteravond?’

Waarom had Leo niet gebeld, hij deed z'n uiterste best maar kwam niet verder dan dat hij daar geen moment aan gedacht had, geen seconde.

‘Ik heb er niet aan gedacht,’ zei Leo, ‘geen seconde, echt niet Thomas, werkelijk niet kerel.’

‘Maar 't is mijn dochter Leo,’ zei Thomas met een schrille stem.

‘Ik weet het jongen, ik weet het,’ zuchtte Leo en keek even op door z'n hoofd dat tussen z'n handen zat naar boven te scharnieren.

‘Zeg het maar,’ zei Leo, ‘dat ik een schoft ben en een zak, ga je gang maar, toe maar!’

‘Hoe dat zo?’ vroeg Thomas verbaasd.

‘Omdat het zo is,’ zei Leo, ‘ik ben stom, zo ontzettend stom geweest,’ en hij dacht aan Rosa, ‘zo onvergeeflijk idioot!’

‘Wat heb je dan gedaan?’ vroeg Thomas gealarmeerd.

‘Ik heb gedaan wat jouw dochter van me vroeg, en nu is Rosa weg,’ legde Leo uit.

[pagina 136]
[p. 136]

‘Rosa weg,’ herhaalde Thomas. ‘Wat Martje vroeg?’ Thomas kon er geen wijs uit worden. ‘Wat vroeg Martje?’ zei Thomas moedig.

‘Je dochter wilde met mij naar bed,’ zei Leo, ‘zo is het en niet anders en ik had dat nooit moeten doen, zeg het maar, ga je gang maar.’

‘Wat heb je aan je hand?’ vroeg Thomas. Opeens was hij geïnteresseerd in de polsband die Leo er in de haast overheen had geschoven en die nu ook aardig nat was en een beetje droop.

‘Je dochter heeft me gebeten,’ zei Leo.

‘Gebeten,’ herhaalde Thomas verwonderd.

‘En m'n auto vernield,’ Leo begon toch wat licht te zien in de affaire. ‘De ruit kapot, de motorkap kapot. De chef van de Hema heeft ze ook gebeten,’ zei Leo.

Thomas dacht dat hij droomde en dat Leo ijlde. ‘Zeg, ben jij wel goed, Leo?’ vroeg Thomas bezorgd.

‘Nee, ik ben niet goed, ik ben ongelukkig,’ wilde Leo zeggen, maar hij had zich voorgenomen om de waarheid te zeggen en niets te verzinnen dus liet hij dat ongelukkig maar weg en zei ‘ik ben moe.’

‘Martje wilde met je naar bed, met joù?’ vroeg Thomas.

‘Ja, vind je dat zo gek?’ Leo voelde zich toch gepiekeerd.

‘Martje met joù?’

‘Ja,’ zei Leo, ‘met mij!’

‘Je verzint maar wat,’ zei Thomas, ‘dat kàn eenvoudig niet!’

‘Zeg, wie denk je dat je voor je hebt?’ vroeg Leo, ‘ik heb geen lepra!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken