Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van geluk gesproken (1987)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van geluk gesproken
Afbeelding van Van geluk gesprokenToon afbeelding van titelpagina van Van geluk gesproken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.94 MB)

Scans (9.35 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van geluk gesproken

(1987)–Marijke Höweler–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 145]
[p. 145]

25 Wie geheimen bewaart, mag ze houden

‘Martijn,’ zei Suzanne, ‘laat ik het je nog één keer proberen uit te leggen: een man, een vader bedoel ik, kan zich meestal niet zo goed voorstellen dat er een andere man zou bestaan die door zijn dochter leuker gevonden wordt dan hij. Tenminste, als hij op zijn dochter gesteld is. Ik neem nu het gunstigste geval,’ doceerde Suzanne en het had een haar gescheeld of Suzanne had er een schema bij getekend. Het voordeel van al dat uitleggen van de laatste tijd was wèl geweest dat Suzanne haar eigen theorie steeds helderder voor zich was gaan zien, en dat door een aantal verfraaiende details het waarheidskarakter ervan in haar ogen zo ongeveer de honderd procent had bereikt.

‘Welnu,’ wilde ze zeggen maar ze herstelde zich. ‘Kijk, als jij nu je vader opeens zou gaan vertellen wat jij - en ik,’ voegde ze er snel aan toe, ‘van Leo weten, dan zou je niet met dat feit alléén te maken hebben maar óók met de hele rimram van jaloezie er omheen.’ En op dàt punt in haar theorie aangekomen, rezen nu telkens de problemen.

Thomas was wel onredelijk conservatief en idioot, maar jaloers op Leo, néé, want Martijns vader - en wie kende hem beter dan Martijn zelf - was helemaal niet jaloers op Leo.

Leo, en dat wist Martijn zeker, was een dekhengst, een kinderverkrachter en een nul. En hier liepen de meningen uiteen. Suzanne weigerde Leo aldus te zien.

En dit kwam Martijn nu zo onbegrijpelijk voor: Was Suzanne niet zèlf het slachtoffer geweest van iets dat toch veel op verkrachting had geleken?

‘Welnee,’ zei Suzanne, ‘dat zie je verkeerd.’

‘Oh ja,’ zei Martijn, ‘je bent het je misschien niet bewust, maar je werd misbruikt.’

[pagina 146]
[p. 146]

‘Misbruikt,’ riep Suzanne verontwaardigd, ‘jaloers ben je.’

‘Oók al,’ zei Martijn, ‘nèt als m'n vader zeker, aan verbeelding heeft het je nooit ontbroken,’ en zo pakte Suzanne dan weer de fiets en hadden ze beiden een slapeloze nacht. Het waren vermoeiende dagen geweest de afgelopen tijd.

 

Een uur later dan afgesproken kwam Thomas bij Martijn en Suzanne aan en hij maakte daarvoor geen enkel excuus, wat erg ongebruikelijk was.

Suzanne had haar mooiste pak aangetrokken en Martijns klerenkast helemaal ondersteboven gegooid om er een passend t-shirt bij te vinden. Martijn was nooit op het idee gekomen dat zijn donkerrode verkleurde bloesje zo een overweldigend effect kon opleveren tegen een rose-achtige achtergrond. Martijn zelf was niet zo in de stemming geweest om ‘op chic’ te gaan, zoals Suzanne dat noemde. En Thomas was er al helemaal niet voor in het goede humeur.

‘Mag ik eerst even zitten,’ vroeg Thomas, ‘voor we gaan?’

‘Natuurlijk,’ zei Martijn en haalde de krant uit de fauteuil.

‘Hoe was het bij Leo, wat vond jij van Martje?’

‘Dat valt gelukkig mee, morgen komt ze thuis.’

Martijn was een beetje verwonderd over Thomas' opgewektheid, hij had Martje zo afwezig gevonden.

‘Hoe laat was je er?’ vroeg Martijn.

‘Om twee uur mocht ik naar haar toe,’ zei Thomas.

‘Ik om elf uur,’ zei Martijn en constateerde opgelucht dat het verschil hem daar dan in moest zitten.

‘En Leo?’

‘God,’ zei Thomas, zette z'n bril af en wreef zich over z'n gezicht terwijl hij zat te piekeren of hij hen, Suzanne in het bijzonder, wel met deze roddel moest belasten. Het zou ze niet meevallen om het voor zich te houden op de subfaculteit.

‘Is hij met 'r naar bed geweest?’ vroeg rose Suzanne onbedorven.

[pagina 147]
[p. 147]

Verwonderd keek Thomas op, hij werd toch oud, dat was wel duidelijk.

Martijn keek Suzanne onderzoekend aan.

‘Ja,’ zei Thomas, ‘dat zegt ie tenminste.’

‘Nou, dan is het natuurlijk zo,’ constateerde Suzanne en Martijn knikte bevestigend en keek gespannen naar z'n vaders reactie.

Maar Thomas leek niet te schrikken. Martijn begreep er nu niets meer van. Het zouden toch niet de Alpen geweest zijn, die z'n vader zo frivool gemaakt hadden?

‘Ben je niet kwaad?’ vroeg Martijn.

‘Kwaad,’ zei Thomas, ‘kwaad? Nee!’

‘Hoe kan dat, je zou toch kwaad moeten zijn,’ op jouw leeftijd, had Martijn er nog achteraan willen zeggen maar dat slikte hij in.

‘Nee,’ schudde Thomas en vroeg zich af of de uitleg wel voor Suzanne's oren geschikt was.

‘Waarom ben je niet kwaad op Leo?’ vroeg Martijn nieuwsgierig.

‘Ach,’ zei Thomas, ‘natuurlijk ben ik ook kwaad op 'm, maar 't is zo onbelangrijk in verhouding.’

‘In verhouding met wàt?’ vroeg Martijn.

‘Met al dat andere.’ Thomas was het er nog niet met zichzelf over eens of hij Suzanne wel getuige zou laten zijn, maar Martijn scheen dat geen bezwaar te vinden.

‘Wees nou duidelijker,’ zei Martijn op een ruzietoon.

‘Martijn,’ zei Thomas, ‘je weet dat mama erg ziek was?’

Martijn werd nu wat minder gretig.

‘Ja,’ zei hij timide.

‘En je weet dat ze niet naar een gewoon ziekenhuis ging, zo af en toe?’

‘Wat bedoel je?’ vroeg Martijn. ‘Schiet nou 'ns op,’ voegde hij er geïrriteerd aan toe.

‘Het was een kliniek,’ zei Thomas.

[pagina 148]
[p. 148]

‘Ja natuurlijk,’ zei Martijn.

‘Maar het was een psychiatrisch ziekenhuis,’ verduidelijkte Thomas.

Martijn zweeg.

‘Waarom heb je me dat nooit verteld?’ riep hij toen opeens kwaad.

Thomas haalde z'n schouders op.

‘Ik weet het niet, ik wilde dat je...’ Thomas zweeg.

‘Wat wilde je?’ zei Martijn ongeduldig.

‘Ik wilde dat je anders over mama zou denken dan de anderen.’

‘Hoe anders?’ vroeg Martijn.

‘Niet als gek,’ het was eruit, Thomas kon zich wel voorstellen dat Martijn ongeduldig werd van zijn gehakkel en gestotter. Het was stil in de kamer. Suzanne zat aan een rose draadje te trekken dat almaar langer werd en Thomas vreesde dat straks de mouw uit haar pakje zou vallen.

‘Een gekkenhuis... Mama?’ Zo had Martijn er nog nooit over gedacht. Hij liep naar haar foto, pakte hem vast en bleef er een tijdje ongelovig naar staan kijken.

Thomas sloot z'n ogen en mompelde: ‘Een gekkenhuis, ja zo heet dat.’

‘Maar dat moest je dan toch kunnen zien,’ zei Martijn dwingend, alsof Thomas een dwaze veronderstelling geopperd had die hij weerleggen moest.

Nee, schudde Thomas.

‘En... en,’ Martijn stotterde ervan, ‘en waarom ben je dan niet kwaad op Leo, als Martje... als Martje...’ Martijn kon er niet goed uitkomen, ‘als je bang bent dat Martje... ook...’

‘Ik ben zo blij dat er een aanleiding is,’ zei Thomas.

Dat ging Martijn te ver en Suzanne durfde nu op te kijken uit pure nieuwsgierigheid.

‘Mama werd zomaar ziek, zomaar, zònder dat er iets gebeurd was, begrijp je Martijn?’

[pagina 149]
[p. 149]

‘Ja,’ zei Martijn ten onrechte, ‘ja dat kan ik wel zo'n beetje begrijpen. Maar als die zak dat niet gedaan had, dan had Martje nou hier gezeten, zo is het toch?’

‘Jawel,’ zei Thomas.

‘Wat heb je dan,’ riep Martijn, die al vaker had opgemerkt dat het zijn vader aan daadkracht ontbrak.

‘Ik denk dat je vader bedoelt dat hij blij is dat Martje niet een echte ziekte heeft maar dat ze gewoon een beetje in de war is van het neuken,’ zei Suzanne.

Thomas vond het een eigenaardige samenvatting maar hij moest wel toegeven dat het precies was wat hij bedoeld had te zeggen. In elk geval scheen het Martijn nu begrijpelijker voor te komen.

‘Bedoelde je dat?’ vroeg Martijn.

‘Ja,’ zei Thomas, ‘dat bedoelde ik.’

‘Waarom zeg je dat dan niet?’ kiftte Martijn.

Thomas maakte een hulpeloos gebaar.

‘Jij zegt de dingen altijd zo stom,’ zei Martijn en Thomas liet de woede rustig over zich heen komen.

Maar Suzanne scheen Martijns verwijtende woordenvloed toch wat ongepast te vinden.

‘Je vader heeft gelijk Martijn, ik kan het me best voorstellen dat ie opgelucht is en dat jij nou zo schrikt van je moeder, daar kan hij niets aan doen.’

Thomas vond het wel vreemd dat er met ‘hij’ over hem gesproken werd maar was toch blij met de hulp.

Martijn zweeg. Toen zei hij: ‘Zullen we dan maar gaan eten?’

Thomas was het liefst naar bed gegaan, maar beloofd was beloofd.

‘Als jullie nou eens samen gingen,’ probeerde Thomas.

Martijn leek er wel oren naar te hebben maar gek genoeg keek Suzanne erg teleurgesteld, dus ging Thomas maar mee.

‘Taxi?’ vroeg Martijn.

[pagina 150]
[p. 150]

‘De Utrechtsestraat is toch niet zóver hier vandaan?’ zei Thomas, die zijn portefeuille wel wat erg dun geworden vond de laatste dagen.

 

Het was druk in het eethuis, ze konden met moeite een tafeltje vinden. Nadat hij iets uitgezocht had, keek Thomas eens rond.

‘Veel flikkers hè?’ Suzanne raadde zijn gedachten.

Gegeneerd keek Thomas haar aan en glimlachte. Martijn keek nu ook op en scheen niet door het fenomeen geboeid.

‘Ik neem spareribs,’ zei Thomas om een prijsindicatie te geven.

‘Ik ook,’ zei Suzanne, die eigenlijk een entrecôte op het oog had.

‘Ik een entrecôte,’ zei Martijn, die nog steeds kwaad was.

Thomas keek ze beiden aan en voelde een brandende vraag in zich opkomen, maar had moeite met de formulering ervan.

‘Is het zo... is het zo...,’ begon hij, ‘zijn jullie... wonen jullie eigenlijk samen?’ Gelukkig, hij had het weer opgediept hoe je een student benaderde.

Ze keken elkaar eens aan.

‘Soms,’ zei Suzanne, ‘wel eens wèl en wel eens niet,’ en ze keek naar Martijn. Hij knikte.

Thomas maakte zich op voor het volgende item: ‘Zijn jullie eh...?’

‘Nee, wij zijn niet verloofd,’ pestte z'n zoon hem en demonstreerde zijn ringloze vingers. Suzanne vond het blijkbaar een aardig idee en toonde Thomas ook haar handen.

‘Maar moet ik het zien als met de bedoeling om...?’

Martijn schaterde en Suzanne leek het ook erg komisch te vinden, ofschoon ze zich iets meer inhield. ‘U bedoelt of we van plan zijn om echt samen te gaan wonen?’

Thomas knikte, hij scheen niet zonder tolk te kunnen vandaag.

[pagina 151]
[p. 151]

‘Dat weten we nog niet,’ zei Suzanne. ‘We gaan pas samenwonen als we 't zeker weten.’

‘Wàt zeker weten?’ vroeg Thomas.

‘Dat we samen willen wonen,’ zei Suzanne.

‘Aha,’ knikte Thomas en dacht aan z'n eigen verloving met Lisa, vlak voor z'n doctoraal was het geweest en een half jaar later waren ze getrouwd.

Eén keer, nee, twéé keer waren ze naar bed geweest. God, dat was geen succes geweest. Thomas keek eens naar de kinderen en hij had het sterke vermoeden dat het voor hen anders lag.

Suzanne knikte hem vriendelijk toe en toen kwamen de spareribs en het bleken er zo veel te zijn dat Thomas blij was dat Martijn hem er een beetje doorheen hielp en spijt had dat hij zelf niet óók een entrecôte besteld had.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken