Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
X-Y-Z der muziek (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van X-Y-Z der muziek
Afbeelding van X-Y-Z der muziekToon afbeelding van titelpagina van X-Y-Z der muziek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.07 MB)

XML (1.48 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

X-Y-Z der muziek

(1936)–Casper Höweler–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

[Caplet, André]

Caplet, André (23 Nov. 1879-23 April 1925). Geboren in le Hâvre, (vandaar zijn liefde voor de zee) waar hij muziekles kreeg van een onvermaarden musicus, trok Caplet in 1896 naar Parijs om op het conservatorium verder te studeeren. Zijn talent moet toen al zeer ontwikkeld zijn geweest, want reeds als conservatorist was hij assistent van den beroemden dirigent Colonne. Zijn leertijd bekroonde hij met den Prix* de Rome (1901), waardoor hij Italië kon bezoeken; hij ging daarna naar Duitschland, om de dirigeertechniek van Mottl en Nikisch te leeren kennen. Terug in Parijs werd Caplet bevriend met Debussy, onder wiens invloed hij als componist kwam en voor wien hem niets teveel was. Debussy vertrouwde hem zelfs zoo, dat Caplet soms de instrumentatie* van zijn werk op zich nam. Caplet trad in vele landen als dirigent op; o.a. was hij van 1910-1914 orkestleider te Boston; hier leerde hij Isidora Duncan kennen, die in haar autobiographie over hem vertelt, waaruit blijkt, dat ook aan dit religieus gemoed niets menschelijks vreemd was. De oorlog riep Caplet terug naar Frankrijk; hij werd gewond en zijn longen leden door een

[pagina 205]
[p. 205]

gasvergiftiging. Toch ontwikkelde hij daarna als dirigent en componist een ongewone kracht. Als mensch en als kunstenaar dankte hij veel aan een herhaald verblijf in het klooster der Benedictijnen te Solesmes, de herstellers van het Gregoriaansch (z.o.) Toen hij in 1925 longontsteking kreeg, hadden zijn beschadigde organen niet voldoende weerstandsvermogen: hij stierf plotseling, kort nadat hij zijn beste werk had geschreven: de Mis en de ‘Miroir’ (z.o.).

Caplet is vooral bekend door zijn gewijde werken. Hij componeerde echter ook verschillende andere belangrijke stukken. Zoo Epiphanie, voor cello en orkest, ter eere van het doopfeest voor zijn zoon (1923). Het geestige concert is geïnspireerd op een Ethiopische legende en bestaat uit: ‘Cortège’, de tocht van Casper, een der drie koningen, naar Bethlehem; ‘Cadence’, Caspers verteedering en ontroering om het kindeke; ‘Danse des petits nègres’: tot eer van den koning van deze wereld, laat Casper zijn negertjes dansen. De bundel ‘Un tas de petits choses’ (piano vierhandig) is niet alleen voor kinderen een goede inleiding tot de moderne muziek. De zangers moeten dankbaar zijn om ‘Le pain quotidien’, een reeks etudes*, die ook kunstzinnige waarde hebben. En dan de liederen, waarvan vooral gezongen worden: Trois Prières (‘Notre Père’, ‘Je vous salue, Marie’ en ‘Je crois en Dieu’), ‘Pie Jesu’ met orgelbegeleiding, en ‘Panis angelicus’, voor solo, koor, harp, viool, cello en orgel. Het mooist echter zijn de drie volgende werken.

Messe à trois voix. Caplet gaf aan deze Mis voor driestemmig vrouwenkoor a cappella den ondertitel ‘Messe dite des petits de St. Eustache la

[pagina 206]
[p. 206]

0Forêt’, omdat hij haar schreef in dit Normandisch dorp. Het motto ervan is: ‘Dans le soleil j'ai posé ma tente’ (Vulgata, psalm 18; men vergelijke den Protestantschen psalm 19:5!). Het was de wensch van den componist, dat dit werk uitgevoerd zou worden in de maand Mei, wanneer de kerk vol zon is en de bloemen stralen; dit zegt alles over de sfeer van deze Mis*. De stijl ervan berust op een persoonlijke verwerking van het Gregoriaansch*, met zijn zwevende melodieën,en op een veredeling van de onbeholpen eerste meerstemmigheid der Middeleeuwen: in het Kyrie, telkens op het woord eleison, de déchant of tegenbeweging der stemmen; in het Gloria, na ‘bonae voluntatis’ en na ‘Dei Patris’, parallelle kwarten, en op het Amen zelfs kwintengangen; in het Agnus Dei evenwijdige tertsen en sexten als in de middeleeuwsche gymel, maar hier de bovenste stem pp, de onderste mf. Aan deze even innige als lichtende Mis is toegevoegd het Eucharistisch gebed: ‘O Salutaris hostia’ (O heilbrengend offer).

Le miroir de Jésus. Ook in dit werk styleerde Caplet de middeleeuwsche meerstemmigheid en inspireerde hij zich op het Gregoriaansch. Het is voor een ‘voix principale’ (sopraan), een ‘concertino’ van drie vrouwenstemmen, driestemmig vrouwenkoor, strijkorkest en harp. Naar oud gebruik zijn ook de titels getoonzet. I ‘Miroir de joie’. Het koor zingt het opschrift: ‘Le Miroir de Jésus. Quinze petits poèmes sur les Saints Mystères du Rosaire qu' Henri Ghéon composa et qu' André Caplet de musique illustra’. Dan eerst de vredige en blijde prélude voor orkest. Zonder onderbreken hoort men daarop een zachte vocalise* in parallelle drieklanken van het koor en den titel

[pagina 207]
[p. 207]

van het eerste gedicht: ‘Annonciation’, een teeder beeld van de jonge Maagd Maria tusschen haar bloemen, tevreden met een weinigje liefde en een weinigje vreugde. Alleen het ‘Ave Maria’ van het vrouwenkoor, dat het reciet der solostem begeleidt, herinnert aan het bijbelverhaal, hoe Haar de geboorte van een Zoon werd verkondigd. 2 ‘Visitation’. Het bezoek van de Moeder-Maagd aan haar nicht Elisabeth. Hier nadert de nog niet voldragen Zoon des menschen (‘Il pèse moins qu'une olive, Qu'une rose, qu'un essaim! Il bat moins que la captive hirondelle dans la main’) den nog ongeboren Johannes den Dooper. Als afsluiting de lofzang van Maria: ‘Magnificat*’. 3 ‘Nativité’. De geboorte van Jezus en hoe de Koning der wereld naakt en eenzaam lag. Maar toch: ‘Gloria* in excelsis Deo’. 4 ‘Présentation’. Wanneer Maria het kindeke in den tempel gaat voorstellen, weet de Dude Simeon uit helderziend geloof reeds te verhalen van het zwaard, dat deze Moeder door de ziel zal gaan, maar ook over het ‘Lumen ad revelationem gentium’ (Een licht tot openbaring der heidenen). 5 ‘Recouvrement’. De eerste les voor de Moeder: de twaalfjarige Jezus wordt vermist en de ouders vinden hem weer, luisterend naar de leeraren in den tempel (‘Il faut apprendre à le perdre Pour le retrouver plus beau’) en de wijsheid die Maria hierdoor gewerd: ‘Maria autem conservabat omnia verba haec conferens in corde suo’ (Doch Maria bewaarde alle deze woorden in haar hart). II ‘Miroir de Peine.’ Enkele harpaccoorden leiden den door het koor gezongen titel in: ‘Les Mystères de douleur’. De Prélude is een weergalm van het lijdensdrama, afgesloten door gedragen maten. I ‘Agonie au jardin’.

[pagina 208]
[p. 208]

Als een sombere doodsklok klinkt een ostinaat motief der bassen, dat tot begeleiding dient van het verhaal over Jezus' verblijf in den hof van Gethsemané: de discipelen slapen, God de Vader wijst de bede van Zijn Zoon af. Alleen de Moeder, aan het open venster van haar woning, ondergaat een zelf de angst. 2 ‘Flagellation’. Droeve tegenstelling: de Moeder herinnert zich, hoe zij bezorgd was om het kindje, dat het door een bij, door een plooi in het linnen gehinderd kon worden. En thans, datzelfde vleesch wreed gegeeseld. 3 ‘Courronnement d'épines’. Eertijds het kinderhoofdje getooid met een krans van bloemen, nu de ‘Koning der Joden’ gekroond met doornen! 4 ‘Portement de croix’. Maria wenscht Haar Zoon te zien, wanneer Hij zijn kruis draagt, zonder zelf door Hem bespeurd te worden; een ander zal Zijn bloed en zweet wisschen. 5 ‘Crucifixion’. Doch aan het kruis zal het zijn: ‘Hij ziet mijn tranen en vergeeft ze mij’. En de armen, die den Zoon niet meer omhelzen, zullen later heel de menschheid omvatten. III ‘Miroir de Gloire’. In deze Prelude laat Caplet af van middeleeuwsche techniek en beeldt hij de hemelsche vreugde uit met muzikale middelen uit lateren tijd: een fugato. 1 ‘Résurrection’. De beide Maria's, de Moeder-Maagd en Maria Magdalena, gaan op den derden dag naar het graf, dat zij ledig vinden: Zie, de Meester leeft! Doch Maria wist het reeds. Het koor zingt haar vreugde uit: Alleluia! 2 ‘Ascension’. Ten derde male moet Maria Haar Zoon afstaan. ‘Keert gij dan nimmer weer naar deze aarde?’. ‘Gijzelf, Moeder, zult dezen weg gaan, en niet meer afdalen’. Sanctus! 3 ‘Pentecôte’. Verlaten zijn de discipelen in het huis. God dondert

[pagina 209]
[p. 209]

machtig rondom hen, en door dezen vurigen doop kunnen zij in alle talen Zijn Naam zingen. 4 ‘Assomption’. Zonder den tocht door de groeve, langs den blauwen weg der duiven, ging Maria, om verjongd te worden in de nabijheid van God. 5 ‘Couronnement au ciel’. Na een afschaduwing der hemelsche muzieken, spréékt de voix principale: ‘Ici, le poète, ébloui Renonce à peindre ce qu'il rêve. A sa prière il abandonne son esprit. Il ne sait rien que de ce monde. Ses yeux ne sont pas ouverts aux vibrations dont l'éther Propage autour de Dieu les ondes. Il s'arrête et songe à l'effroi De la servante aux pieds du Roi Dont le front dévoilé rayonne, à la déchirante douceur Qui soudainement prend au coeur La Mère que son fils couronne.’

Het Septet voor drie vocaliseerende vrouwenstemmen en strijkkwartet heeft een gewijde sfeer. De rijke arabesken en bijkans onwerkelijke samenklanken, de jubelende of verstilde tonen stijgen boven woorden, die den geest richten op menschelijke voorstellingen van het goddelijke. Zij gaan van ziel tot ziel en deelen gevoelens mede als van Maria, toen zij de boodschap van Jezus overlegde in haar hart. Wij weten niet, waarom Caplet verbood, dat dit werk uitgegeven werd. Aan de letter van dit bevel is tot heden voldaan, want het bleef handschrift. De zwarte schijf echter heeft het tot een rijkdom voor velen gemaakt. (H.M.V. DB 4876/7).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Eliseus Bruning

  • Emiel Hullebroeck

  • C. Poustochkine