Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
X-Y-Z der muziek (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van X-Y-Z der muziek
Afbeelding van X-Y-Z der muziekToon afbeelding van titelpagina van X-Y-Z der muziek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.07 MB)

XML (1.48 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

X-Y-Z der muziek

(1936)–Casper Höweler–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

[Offenbach, Jacques]

Offenbach, Jacques (20 Juni 1819-4 Oct. 1880). Hij was de zoon van een cantor der Joodsche gemeente te Keulen. Als jongen ging hij naar Parijs, waar hij korten tijd het conservatorium bezocht. Daarna werd hij cellist bij de Opéra Comique, in 1849 kapelmeester aan het Théâtre Français. Later waagde hij zich herhaaldelijk aan operaondernemingen, o.a. de ‘Bouffes-Parisiens’, waarmee hij zijn eigen werken opvoerde. De meeste operetten van Offenbach geven een caricaturaal beeld van het Parijsche leven tijdens het tweede keizerrijk. Van de mythologisch-parodistische operetten staat ‘Orphée aux enfers’ (1858) bovenaan. Zijn laatste werk, de opera ‘Les contes d'Hoffmann’, (1880) heeft hem onsterfelijk gemaakt.

Les contes d'Hoffmann. Over het algemeen heerscht de opinie, dat het tekstboek van Offenbach's lyrische opera onsamenhangend en verward is; wanneer men het echter psychologisch beschouwt, treft het juist door zijn groote originaliteit en zielkundige waarheid.

[pagina 551]
[p. 551]

De Fransche librettist Jules Barbier bewerkte eenige vertellingen van E.Th.A. Hoffmann tot een libretto. Hij koos daarvoor de novelles ‘Die Automate’, ‘Vom verlorenen Spiegelbild’ en ‘Rat Krespel’, doch ontleende ook eenige motieven aan andere schetsen van Hoffmann. In die drie vertellingen treden telkens andere personen op. Barbier kwam, lang voordat Freud het begrip ‘Verdichtung’ uiteenzette, op de idee, deze fantastische personen als verschillende maskers van dezelfde figuren voor te stellen: Olympia, de hartelooze pop, Giulietta, de courtisane, en Antonia, de door haar kunst bezetene, zijn de drie componenten van de zangeres Stella, waarop Hoffmann verliefd is. Ook de derde speler, die als daemon de verhouding van Hoffmann en Stella ondermijnt, treedt als eenzelfde persoon onder verschillende maskers op: de Lindorf uit het voorspel, die in den epiloog er met Stella van door gaat, figureert in de drie bedrijven resp. als Coppelius, Dapertutto en ‘Le docteur miracle’.

Voorspel. Wij zijn in den bierkelder te Neurenberg, die druk bezocht wordt door studenten. Ook Hoffmann, de dichter, en zijn vriend Niclaus hooren tot de stamgasten. Hoffmann is enthousiast over de jonge zangeres Stella, met wie hij kort geleden kennis maakte en die hem een tête à tête beloofde. Maar Hoffmann's daemon, de duivel, wil anders: hij zit als het raadslid Lindorf ook in den bierkelder en het lukt hem den brief, waarin Stella Hoffmann verzoekt na de voorstelling in haar boudoir te komen, door omkooperij in handen te krijgen, zoodat de dichter van deze afspraak niets te weten komt. Hij wordt door een paar studenten gevraagd, enkele

[pagina 552]
[p. 552]

van zijn liefdesavonturen te vertellen en Hoffmann, vol van Stella, laat zijn fantasie gaan en voert haar driemaal ten tooneele, telkens onder een andere gestalte. Elke liefdesgeschiedenis wordt nu dramatisch uitgebeeld.

I. Hoffmann is zoo verliefd op Olympia, de dochter van den beroemden geleerde Spalanzani, dat hij bij dezen natuurkundige gaat studeeren, om maar steeds in de omgeving van het meisje te zijn. Dien avond ontvangt Spalanzani, en Hoffmann is een der eerste gasten. In een zijvertrekje ziet hij Olympia, op een divan rustend. De opticien Coppelius verkoopt hem een wonderbril, waardoor het meisje hem nog eens zoo liefelijk lijkt. Wanneer het gezelschap voltallig is, trippelt Olympia binnen en zingt een coloratuuraria. Na afloop daarvan gaan de gasten naar de eetzaal. Hoffmann verklaart aan Olympia zijn liefde en hoort haar ‘Ja’ fluisteren. Na het diner begint het bal en Hoffmann danst natuurlijk het eerst met zijn verloofde. Steeds woester wordt de wals, Hoffmann struikelt en zijn wonderbril breekt. Ondertusschen heeft Coppelius ruzie gekregen met Spalanzani over het niet betalen van een wissel. Woedend gaat de opticien naar Olympia en slaat haar neer: het meisje blijkt een door den natuurkundige gefabriceerde pop en Hoffmann ziet zijn idool in stukken op den grond.

II Giulietta, de mooie courtisane van Venetië, laat zich door haar talrijke vereerders huldigen. De maan schijnt over de kanalen van de stad en wij hooren de populairste ‘Barcarolle’, die ooit geschreven werd. Ook Hoffmann is weg van het meisje. Maar hij heeft een gevaarlijke mededinger: Schlemil, die zich

[pagina 553]
[p. 553]

aan den duivel verkocht. Mephisto treedt hier op onder het pseudoniem Dapertutto en biedt zich aan als secondant voor het duel tusschen de rivalen. Wanneer Hoffmann zijn medeminnaar heeft doodgestoken, blijkt de bloedschuld tevergeefs: Giulietta is reeds gevlucht met een anderen vereerder en uit de verte klinkt haar verleidelijk gezang: de Barcarolle.

III Antonia mag van haar vader, Crespel, niet meer zingen, daar zij door haar kunst teveel wordt aangegrepen. Hoffmann, die van haar houdt, wil trachten haar te genezen en introduceert daarom een wonderdokter. Deze manipuleert met magnetisme en satanische elixers. Kan het anders, waar hij zelf de duivel is? Antonia vindt hem dan ook een griezel en is blij, wanneer hij weg gaat. Zij belooft Hoffmann niet meer te zingen. Maar de spiritistische verschijning van haar gestorven moeder, die óók zangeres was, vermaant haar, de kunst niet op te geven. Antonia gehoorzaamt en zet haar ‘smartstillende liefdeslied’ in, doch wordt daardoor zelf zoo ontroerd, dat zij dood neervalt. Crespel klaagt Hoffmann dan aan wegens moord.

Epiloog. Wij zijn weer in den bierkelder van Luther. Hoffmann heeft juist zijn laatste vertelling gedaan en het gelag gaat verder. In de deur verschijnt Stella, die komt kijken waar Hoffmann gebleven is. Zij wordt woedend, wanneer zij den dichter daar tusschen de stamgasten ziet drinken, inplaats van thuis op haar te wachten en laat zich door het raadslid Lindorf wegbrengen: ook dit keer komt Hoffmann, de minnaar, door toedoen van den duivel bedrogen uit.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Eliseus Bruning

  • Emiel Hullebroeck

  • C. Poustochkine