Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tante Loesje (1917)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tante Loesje
Afbeelding van Tante LoesjeToon afbeelding van titelpagina van Tante Loesje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.24 MB)

Scans (100.59 MB)

XML (0.45 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tante Loesje

(1917)–Anna Hubert van Beusekom–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 331]
[p. 331]

Hoofdstuk XIX.

Boven in de zaal van 't oude huis op de Elisabethskade, waar 'n lange tafel gedekt stond voor tien groote en vier kleine menschen, waren Tine en Machteld druk bezig om, geholpen door Job, die steeds af en aan draafde, 'n laatste hand te leggen aan de versiering van bonte herfstbloemen en bladeren, waarmee de tafel, 't eikenhouten buffet, de schoorsteen en zelfs de lijsten der schilderijen getooid waren. Ook de spiegel en de lamp waren omwonden met klimop en enkele roode wingerdranken en Machteld keek met voldoening naar haar ‘pièce de milieu’, 'n oude bloemenmand, waarin ze tusschen roodbonte eikenblaren de vruchten geschikt had.

‘'t Is of de herfst in eigen persoon hier z'n intocht gehouden heeft,’ zei Tine vroolijk, nog 'n paar witte asters stekend tusschen 't groen, waarmee de stoelen van Loes en Walter pronkten.

Ze zag er opgewekt uit. Ook in haar leven bracht 't aanstaande huwelijk van die twee 'n groote verandering, waarin ze zich allen en zijzelf niet 't minst verheugden.

Zij zou de plaats innemen, die Loes op Arcadia

[pagina 332]
[p. 332]

na Corrie's dood vervuld had en Hugo helpen in 't opvoeden van z'n viertal.

Ze had geen oogenblik geaarzeld toen Hugo en Loes haar samen kwamen vragen, of ze haar plan, om tot haar vroegere werk terug te keeren, voor hen zou willen opgeven en toen ze beiden als om strijd beweerden, dat ze niemand wisten, die er meer geschikt voor was dan zij, had ze gezegd:

‘Ja, ik geloof, dat ik op Arcadia op m'n plaats zal zijn, want ik hou zooveel van jullie en van de kinderen en dat zou 'n vreemde niet dadelijk kunnen. Ik weet, dat 't 'n moeilijke, maar mooie taak is en dat vader er blij om zou zijn, als hij 't wist. Ik dank jullie voor 't vertrouwen, dat je in me stelt. Ik zal 't niet beschamen.’

En zoo zou Loes dan in vertrouwde, in bekwámere handen dan de hare - zooals ze zelf zei - haar oude, lieve taak achterlaten als ze Walters vrouw werd, wat niet lang meer duren zou.

Sinds enkele weken was hun verloving bekend, tot onuitsprekelijke verlichting van tante Dora vooral, die zich ernstig ongerust gemaakt had over haar pleegkind.

Er was geen receptie geweest, want van der Voordt kon alleen van Zaterdag tot Maandag overkomen en ze hadden geen lust gehad, daar 'n kostbaren Zondag aan op te offeren. Walter mopperde toch al zoo over de vele visites, die er te maken vielen en waaraan ze zich wel moesten onderwerpen, wilden ze niet voor excentriek, of minstens voor onbeleefd doorgaan. Hij had weinig fa-

[pagina 333]
[p. 333]

milie, enkele goede vrienden en niet veel kennissen en beperkte de bezoeken van zijn kant tot 'n minimum; maar Loes had zooveel te meer van deze drie soorten, wat in 'n stadje als 't hare bijna onvermijdelijk was.

‘Vind je 't zóó vreeselijk Walt, om door me vertoond te worden? Ik kan 't niet helpen, maar ik vind 't niet zoo naar. Ik heb 'n erg wijd hart, geloof ik. Op dat punt tenminste, want er zijn 'n massa menschen, waar ik veel van hou en waarvan 't me zou spijten, als ze jou niet kenden. Je zult niet veel last van ze hebben, als we later in den Haag wonen,’ troostte ze na hun eersten visite-dag en hij moest bekennen, dat 't hem nogal meeviel; dat de menschen toch hartelijker waren dan ze hem ooit toegeschenen hadden. En allerblijmoedigst schikte hij zich in 't vooruitzicht van 't dinertje dien middag bij de Oostingh's.

Tine had er zoo op aangedrongen en gezegd, dat 't oude huis, waar ze zooveel had doorgemaakt, nog één blij ding moest zien gebeuren, vóór Job en zij 't verlieten. 't Werd 'n heel gemoedelijk feestje, ook 'n beetje ter eere van Job en Machteld, die de volgende maand in alle stilte zouden trouwen, als zij - Tine - midden in de verhuizing en 't afscheid van alles zou zitten en de nieuwe bewoners er in trokken...

Fré en Dolly en oom en tante Freybergh waren de eenige ‘vreemden.’

En er heerschte dien middag een stemming,

[pagina 334]
[p. 334]

die Walter zeggen deed aan 't eind van z'n hartelijke toespraak tot Tine:

‘Dit is geen gewoon feest. Dit is een samenzijn waarvoor ik op dit oogenblik geen geschikt woord weet, maar 't is iets waaraan we, zooals Tine hoopt, zullen terugdenken, als aan iets liefs. Want we houden van dit huis, waaraan voor de meesten onder ons zooveel herinneringen, blijde en droeve verbonden zijn; waar door de oude, wijze man, die van ons is heengegaan, tot menigeen woorden van troost en bemoediging zijn gesproken, die we nooit zullen vergeten. En ook dit samenzijn zal 'n plekje blijven innemen in de rij van lieve herinneringen, die 't allerkostbaarste uitmaken van wat 'n mensch bezitten kan, omdat ze 't éénige zijn, waaraan niets en niemand ooit zal kunnen raken. Tine, Loes en ik zijn je zeer dankbaar, ook voor dit en ik denk wel, dat ik in den geest spreek van alle hier tegenwoordigen, gróót en klein, als ik dit glas op jóu welzijn ledig.’

Luide bijvalsbetuigingen klonken van alle kanten.

‘Leve de gastvrouw I’

‘Tine, daar ga je. Op je gezondheid, hoor.’

‘Tante Tien, ik wou ook met je klinken!’

‘Eef, pas op, je morst zoo!’

‘Pakie, nog 'n beetje water, alles is uit m'n glas.’

‘Ikke ook! Kok wou ook kinke!’ en de kinderen, hun glaasjes in de hand, verdrongen zich om haar heen, struikelden over elkaar, morsten en

[pagina 335]
[p. 335]

klonken en dansten toen op 'n wenk van Hugo weer naar hun plaatsen terug, genietend van ‘'t diner’, de roomtaart en de bonbons, die hun rijkelijk toestroomden en Krik een oogenblik later de niet heel welvoeglijke, maar hartgrondige verzuchting deden slaken:

‘'t Is zóó lekker, maar nou kan ik heusch nie meer,’ waarop hij Kokkie zijn overschot van rozijnen en pralines toeschoof en achterover in z'n stoel zakte.

 

‘M'n kleine Loes,’ zei Hugo teeder, haar blij gezichtje in z'n handen nemend, toen ze 't dien avond naar hem ophief voor 'n nachtzoen, ‘ja, nú ben je nog van mij hoor,’ en er beefde aandoening in z'n stem. ‘Ik kan je niets beters toewenschen, dan dat jullie net zoo gelukkig wordt, als Corrie en ik eens geweest zijn. Je ouwe broer weet bij ondervinding, dat 't leven mooi en heerlijk is, wàt er ook gebeurt, als twee menschen elkaar waarachtig liefhebben.......’


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken