Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De geest van tegenspraak (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van De geest van tegenspraak
Afbeelding van De geest van tegenspraakToon afbeelding van titelpagina van De geest van tegenspraak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.53 MB)

Scans (20.31 MB)

XML (0.40 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De geest van tegenspraak

(1968)–G.H.M. van Huet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 133]
[p. 133]

Het vaderlijk geweld

Er is aan alle gezag een bepaald aspect dat het tot een persoonlijk probleem maakt. Ieder van ons is eens kind geweest, en aangezien kinderen geboren anarchisten zijn, moet die macht die zegt: doe dit! en: laat dat!, hun wel als een echt pro-blema voor de voeten rollen. In dat verre verleden waarheen wij als door een tunnel moeten kruipen om er nog iets van te weten te komen, staat het begin van alle gezag, vangt de geschiedenis van onze verhouding ertoe aan. Dit begin is in nevelen gehuld; vandaar dat wij er later zoveel last van kunnen krijgen - meer last in elk geval dan van onze school. In een van zijn eerste ‘Propos’ beschrijft Alain wat hij als ‘de geur van de refter’ aanduidt: een geur die in elk internaat hangt en waartegen het kind, dat hem grondig heeft opgesnoven, zijn leven lang zal moeten vechten. Hoe suggestief het proza van Alain ook is, ik geloof niet dat hij gelijk heeft. Vijf jaar lang in die geur te leven, dat wil zeggen vijf jaar lang in rijen te lopen, zijn mond te houden, zijn dag door bellen ingedeeld te krijgen, gesurveilleerd te worden, op bevel te studeren, te eten en te spelen - goed, laten er tien jaar nodig zijn om de onlust, hier opgedaan, weer helemaal kwijt te raken. Maar dat ene gezicht dat je veel vroeger hebt gezien, dat gezag, goedig en strikt tegelijk, bij het startpunt - dat is beslissend. En dan is het nog zaak, ambt en autoriteit, macht en aanzien, niet door elkaar te halen. Want het werkelijke gezag, waarnaar wij ons richten als ijzervijlsel naar de magneet, is een geschenk, ook al begrijpen wij dat niet zo goed op het moment dat het ons overhandigd wordt. Het is wat de socioloog Max Weber genoemd heeft: een charisma.

Het gezag is dus een persoonlijk probleem - tenminste als het een probleem is. Wie het niet als zodanig kent, wie er althans geen last van heeft, maakt alle kans een goed huisvader en ordentelijk burger te worden. Hij zal op tijd gaan stemmen en zijn belastingen betalen. Anders dan de ongelukkige leerlingen over wie Alain het heeft, zal hij in elke politieagent die hij tegenkomt, een vriend kunnen begroeten. Desondanks

[pagina 134]
[p. 134]

blijft er ook voor hem nog een ‘Erdenrest zu tragen’ over. Die vergelijking met het ijzervijlsel gaat immers in het latere leven slechts zeer ten dele op. Een kind richt zich vanzelf tot de moeder, schikt zich naar de vader, spreidt een conformisme tentoon, dat niet onderdoet voor dat van kippen of bijen. Volwassenen echter - ook zij die de gelukkigste jeugd achter zich hebben en op wie de Hollandse versie van het oude adagium is toegepast, fietsen, met vork en mes eten en de waarheid spreken - zijn personen, menselijke wezens, die niet met hun instincten, maar met hun hersens reageren. Zij maken een onderscheid tussen goed en kwaad, tussen juist en onjuist. Zij zien er de noodzaak van in, beslissingen te nemen. Zij trachten naar een bewuste en vrijwillige samenwerking. Zij gehoorzamen aan wetten. Hoe komt het, dat zij soms toch nog in moeilijkheden raken?

Personen zijn reële wezens, ook al leven zij in een staat. Elke burger is, voordat hij burger is, mens. Bij elke beroepsbeoefenaar gaat aan de uitoefening van zijn beroep iets vooraf, dat men levensbesef zou kunnen noemen. Van de kwaliteit van dat levensbesef hangt de uiteindelijke kwaliteit van de samenleving af, en het is hierom, dat wij ons voortdurend zouden moeten afvragen: wat gebeurt er met ons?, wat gebeurt er met de man of vrouw die ik ben?, hoe leven wij eigenlijk?, zijn wij gelukkig zoals wij leven? Als het antwoord op de laatste vraag negatief uitvalt, kunnen wij gerust zeggen - verondersteld nog altijd, dat het gezag als zodanig, de modus vivendi die wij met de wereld gevonden hebben, ons geen zorgen baart - dat die maatschappij, met haar gemakken en mooie plannen, haar optochten en wetenschappen, haar voortdurend stijgende welvaart, haar overvloed van vrije tijd, toch maar weinig te betekenen heeft. Het beste bewijs hiervoor hebben ons de ongeregeldheden van de laatste tijd geleverd. Mensen zijn geen kippen, geen bijen. Zij houden er niet van, als nummers te fungeren. Zij zien zichzelf niet als cijfers in een voor ieder duidelijk rapport. Zij verzetten zich ertegen, als abstracte eenheden behandeld te worden. Zij willen vrij zijn. Dat die vrijheid dicht aan de anarchie grenst, interesseert hen niet. Misschien gaan zij

[pagina 135]
[p. 135]

zelfs zo ver, met Proudhon te denken, dat de hoogste volmaaktheid van de maatschappij in het samengaan van orde en wanorde is te vinden. Maar ook als zij dat niet doen, handelen zij toch niet zonder een elementaire filosofie.

Het ligt voor de hand, dat de autoriteiten die ons gegeven zijn - of liever: die wij ons, steunend op de stelling: ‘Majorität schafft Autorität,’ zelf gekozen hebben - zulke anarchistische uitbarstingen met geweld tegengaan. De meesten van ons, ordelievend als wij zijn, zullen hierbij goedkeurend staan knikken. Wij zullen alleen kritiek hebben op die autoriteiten die het voorschot aan gezag, hun bij hun benoeming verleend, niet met rente op rente blijken te kunnen terugbetalen. Maar wij behoeven nog niet tot de ongeneeslijke haters van alle gezag te behoren, die van de angst uit hun kinderjaren een volstrekt onvermogen tot respect hebben overgehouden, om toch iets van dat anarchisme in ons te voelen, dat herrie schopt terwille van een betere maatschappij. De rationalist in ons zegt: wat een drukte om zo'n armzalige twaalf gulden! De idealist - dat is de eeuwige rebel, ‘l'homme révolté,’ de ‘zachtaardige anarchist’ - zal er zich wel voor wachten zijn schouders op te halen. Hij heeft de vrijheid minder en minder zien worden, de burger-tijdgenoot als een schooljongen zien behandelen, in de rij voor loketten gestaan, het proza van de belastingdienst gelezen, en hij schrikt zich gedwee een ongeluk, als hij, op weg naar het station, merkt dat hij zijn paspoort thuis heeft laten liggen. De ‘rage for order’ waarvan T.S. Eliot in zijn werk getuigde, heeft toch altijd in een zeker gevoel voor wanorde, voor tumult, voor ineenstorting zelfs, zijn tegenwicht gevonden. Zonder wanorde geen poëzie. Zonder poëzie geen leven.

Wanneer men de verschillende theorieën over het gezag leest, van Aristoteles tot Rousseau, van Rousseau tot Stahl en Kelsen, is er één ding dat steeds terugkeert: dat is de vaderidee. De eerste autoriteit in elk beginnend leven. De figuur die aan alle afgeleide begrippen zijn trekken moet verlenen. De patria potestas. De auctoritas. Als er sprake is van een probleem, wij zeiden het al, kan alleen hier de oorzaak gezocht en gevonden worden. Een jaar of wat geleden heeft de

[pagina 136]
[p. 136]

Engelse filosoof Richard Hare verklaard, dat heel wat praktische en ethische neteligheden gemakkelijk opgelost zouden kunnen worden, als de professionele denkers zich eens tot de kwestie: hoe moet ik mijn kinderen opvoeden? zouden willen bepalen. Niet alleen de filosofen, maar alle mensen zouden zichzelf op gezette tijden die vraag moeten stellen. Wie bij voorbeeld van zijn huis een eet- en slaapplaats maakt - en niets méér, behoeft niet verwonderd te zijn, als hij op een kwade dag zijn zoons bij een opengebroken straat aantreft en prompt de staat een aantal functies van hemzelf ziet overnemen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken