Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De club uit Rustoord (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van De club uit Rustoord
Afbeelding van De club uit RustoordToon afbeelding van titelpagina van De club uit Rustoord

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.61 MB)

Scans (5.71 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Illustrator

Adri Alindo



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

detective


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De club uit Rustoord

(1931)–B. van Huët–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 57]
[p. 57]

Hoofdstuk VIII.
Naar de Ruïne.

Na een kwartiertje flink te hebben doorgetippeld, kwam ons viertal bij de kleine beek.

‘De kleine beek, nu moeten wij onze springkunst toonen!’ riep Piet uit.

‘Houd je dan maar goed, dikzak,’ plaagde Bertus, ‘anders spring je er nog midden in.’

‘Verbazend, wat ben jij scherpzinnig!’ plaagde Piet terug. ‘Als jullie nu eerst springen, dan zal ik wel zien, of ik het ook kan halen,’ vervolgde hij.

Natuurlijk stemden zijn makkers onmiddellijk toe en achtereenvolgens kwamen Wim, Cor en Bertus met een sierlijken sprong behouden aan de overzijde.

‘Ik geloof toch niet, dat ik het zal halen,’ zei Piet en hij trok een wel wat al te angstig gezicht.

‘Trek je schoenen en kousen uit,’ ried Cor hem aan, ‘je kunt daar toch niet blijven staan.’

‘Dat 's nu eens een “goeden inval”,’ meende Bertus op te moeten merken.

‘Ja, dat is het wel, filosofeerde Piet, ‘maar dan moet ik ze weer aantrekken ook.’

‘Ja, dat kan uitkomen!’ lachte Wim. ‘Waag het maar te springen, het zal best meevallen.’

‘Neen,’ zei Piet, opeens een besluit nemend, ‘ik doe het niet, er is hier een goede brug en daar ga ik over.’

Al sprekend had onze dikzak zijn polsstok naar de overzijde geworpen en keek nu zijn kameraden vastberaden aan.

‘Een brug?’ riep het drietal verbaasd uit, terwijl zij links en rechts keken.

‘Ja, kijk maar,’ zei de onverstoorbare Piet met een triomfantelijk lachje en hij haalde, tot niet geringe verbazing van zijn metgezellen, een lang stevig touw uit zijn buis en gooide dit met een welgemikten worp over een stevigen tak van een der boomen, die aan den oever der beek stonden en hun schaduwrijke takken tot aan de andere zijde uitstrekten. Na eenige inspanning gelukte het hem den tak naar zich toe te trekken.

[pagina 58]
[p. 58]

Hij greep daarop, als een volleerd acrobaat, den tak met beide handen beet, ging er aan hangen en kwam, door telkens zijn handen naar voren te plaatsen, behouden bij zijn kameraden, die hem met luid handgeklap verwelkomden.

‘Wat een leuk gezicht was dat, Piet. Je leek wel een aap, die aan het kunsten maken was!’ schaterlachte Cor.

‘Een aap? Een prachtige vergelijking,’ meende Bertus.

Toch was men overtuigd, dat Piet een uitvinding had gedaan, die den clubleden uitstekend te pas zou kunnen komen.

‘Nu recht op ons doel af,’ zei Piet, nadat hij het touw weer zorgvuldig onder zijn buis had weggestopt.

‘Voorwaarts, marsch!’ commandeerde Wim.

Waar het ‘doel’ gelegen was, begrepen Cor en Bertus wel niet, maar zij stapten toch moedig voorwaarts.

Eindelijk, na een inspannenden tocht, kondigde Bertus als een nieuwtje aan, dat men in de omgeving van de ruïne was.

‘Zoo,’ zei Piet, ‘dat 's ons doel.’

Doodsch en verlaten lagen daar de overblijfselen van het eens zoo trotsche kasteel.

De muren waren verbrokkeld en ingestort en een grijze stoflaag bedekte den grond en het puin.

Tusschen de voegen groeiden planten en mos en enkele vogels hadden hun nest gebouwd in de breede spleten en gaten in den muur.

Het groen was overal welig opgeschoten en getuigde, dat deze plaats niet druk bezocht werd.

Ons viertal was stil geworden bij het aanschouwen van deze puinhoopen.

Een benauwd gevoel overviel hen, dat zij tevergeefs van zich trachtten te zetten.

Hoe het kwam?

Niemand wist het.

Wim betuigde later, dat het net was of hij geen adem kon halen, maar toen wisten zij reeds, wat zij nu nog niet konden weten.

Thans hadden zij een voorgevoel van naderend gevaar.

‘Wat zal het vroeger een prachtig gebouw geweest zijn,’ merkte Bertus op. Onbewust had hij fluisterend gesproken.

‘Ja,’ beaamde Piet, ook fluisterend. ‘'t Is jammer, dat het zoo verwoest is, nu heeft niemand er iets aan, 't dient alleen nog maar om nieuwsgierig aangegaapt te worden.’

[pagina 59]
[p. 59]


illustratie

[pagina 60]
[p. 60]

‘Toch niet, wij hebben er iets aan,’ zei Cor. ‘Wij kunnen de steenen gebruiken. Zeg, jongens, inplaats van takken, kunnen we best een klein muurtje om de hut bouwen, dat is steviger en de hut lijkt dan meer op een blokhuis ook.’

‘Ja,’ knikte Wim goedkeurend, ‘dat 's een goede inval van Cor; het dak behoeven we dan alleen maar wat steviger te maken, door er takken in te vlechten.’

‘Dat 's een goed idee,’ vonden ook Piet en Bertus.

‘Willen we de ruïne eens gaan bezichtigen?’ stelde Bertus voor.

‘Neen, dan wordt het misschien zoo laat,’ vond Piet en hij schudde heimelijk tegen Wim met het hoofd.

Wim scheen echter het gevaar te willen trotseeren, want zonder de waarschuwing van Piet ter harte te nemen, zeide hij: ‘Ja, dat kunnen we best eens doen.’

Met kloppende harten schreed het viertal naar de oude vervallen poort.

Voorop ging Cor, hij had een steen in de hand.

‘Als er eens iets mocht gebeuren,’ zei hij.

Inplaats van nu geruster te worden, nam, juist door dien voorzorgsmaatregel, hun angst eerder toe dan af.

Het ijzeren hek knarste akelig, toen Cor er tegen duwde.

Het zonderling angstig gevoel wilde maar niet verdwijnen, ook al keken zij elkander vol moed lachend aan.

Het leek wel, of zij vijanden waren, die het kasteel kwamen veroveren, zoo voorzichtig slopen zij voorwaarts en bij elk verdacht geluid, dat zij hoorden of meenden te hooren, bleven zij staan en even haalden ze diep adem, toen zij de groote deur naderden.

Zonder ook maar iets verdachts gezien te hebben, bereikten zij de deur.

Deze was open.

Bertus stootte er even met zijn voet tegen, toen bleef hij staan.

‘Vooruit!’ drong Wim aan.

Even weifelde Bertus, doch toen, als om zich moed te geven, stootte hij de deur wijd open en riep met luide stem tot zijn kameraden: ‘Komen jullie nog?’

‘Ja; schreeuw niet zoo hard!’ waarschuwde Wim.

‘Wat geeft dat?’ riep Bertus, ‘ik zal hier niemand wakker schreeuwen.’

Toen stapten zij naar binnen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken