Wat een mop!

[p. 3]

[Wat een mop!]

el-ke dag om vijf uur gaan ze op de bank zit-ten al-leen als het mooi weer is, an-ders niet hoor.

[p. 4]

[p. 5]

de bank staat on-der een boom.

wie zit-ten er op die bank?

het zijn drie vrien-den.

er-win zit er en ram zit er en wal-do ook.

[p. 6]

[p. 7]

wat doen ze op die bank?

wel, el-ke dag als ze op de bank zit-ten ver-telt ram een mop, of er-win.

er-win spaart mop-pen en ram ook.

er-win kent wel der-tig mop-pen en ram wel veer-tig!

[p. 8]

[p. 9]

een mop van mees-ter en jan-tje, of een mop van juf en jan-tje, of een mop van een man die naar de dok-ter gaat, of een mop van twee gek-ken.

[p. 10]

[p. 11]

wal-do kent geen mop.

hij luis-tert al-leen en hij lacht, als de mop leuk is.

[p. 12]

van-daag heeft ram een mop, een mop van een steel-pan.

die mop is erg leuk.

de mop gaat zo:

[p. 13]

jan-tje gaat naar de win-kel.

hij zoekt een pan, een pan om een ei in te bak-ken.

een pan met een steel, jan-tje ziet een pan.

de pan is mooi en echt niet duur.

[p. 14]

[p. 15]

de pan kost maar tien dol-lar.

jan-tje pakt de pan met de steel en hij loopt weg, de deur uit.

hij be-taalt niet, oh, oh, oh!

[p. 16]

[p. 17]

de baas van de win-kel ziet dat jan-tje weg loopt.

hij roept: hé hé, waar gaat dat naar toe, waar blijft mijn tien dol-lar?

tien dol-lar, vraagt jan-tje.

[p. 18]

[p. 19]

niks tien dol-lar, het is toch een stéél-pan.

wal-do lacht, hij pakt zijn buik vast.

ha, ha, ha, ik snap hem, een stéél-pan!

en er-win lacht.

hij rolt van de bank, wai, wai, wai, wai, wai, een stéél-pan!

wat een mop!

[p. 20]

het einde