Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzamelde werken. Deel 7. Geschiedwetenschap. Hedendaagsche cultuur (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzamelde werken. Deel 7. Geschiedwetenschap. Hedendaagsche cultuur
Afbeelding van Verzamelde werken. Deel 7. Geschiedwetenschap. Hedendaagsche cultuurToon afbeelding van titelpagina van Verzamelde werken. Deel 7. Geschiedwetenschap. Hedendaagsche cultuur

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.07 MB)

Scans (34.02 MB)

ebook (3.33 MB)

XML (1.50 MB)

tekstbestand






Editeur

L. Brummel



Genre

non-fictie

Subgenre

verzameld werk
non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzamelde werken. Deel 7. Geschiedwetenschap. Hedendaagsche cultuur

(1950)–Johan Huizinga–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Verzameld werk VII


Vorige Volgende
[pagina 315]
[p. 315]

I Ondergangsstemmingen

Wij leven in een bezeten wereld. En wij weten het. Het zou voor niemand onverwacht komen, als de waanzin eensklaps uitbrak in een razernij, waaruit deze arme Europeesche menschheid achterbleef in verstomping en verdwazing, de motoren nog draaiende en de vlaggen nog wapperende, maar de geest geweken.

Alom de twijfel aan de hechtheid van het maatschappelijk bestel, waarin wij leven, een vage angst voor de naaste toekomst, gevoelens van daling en ondergang der beschaving. Het zijn niet louter benauwingen die ons overvallen in de ijle uren van den nacht, als de levensvlam laag brandt. Het zijn weloverwogen verwachtingen, op waarneming en oordeel gegrond. De feiten overstelpen ons. Wij zien voor oogen, hoe bijna alle dingen, die eenmaal vast en heilig schenen, wankel zijn geworden: waarheid en menschelijkheid, rede en recht. Wij zien staatsvormen, die niet meer functioneeren, productiestelsels, die op bezwijken staan. Wij zien maatschappelijke krachten, die in het dolzinnige doorwerken. De dreunende machine van dezen geweldigen tijd schijnt op het punt om vast te loopen.

Meteen dringt zich de tegenstelling op. Er is nooit een tijd geweest, waarin de mensch zich zoo de gebiedende taak bewust was, om samen te werken aan het behoud en de volmaking van aardsche welvaart en beschaving. Nooit te voren was arbeid zoo in eere. De mensch was nimmer zoo bereid te werken en te wagen, elk oogenblik zijn moed en zijn geheelen persoon te geven aan een algemeen heil. Hij heeft de hoop niet verloren.

Zal deze beschaving gered worden, zal zij niet verzinken in eeuwen van barbarie, maar met behoud van de hoogste waarden, die haar erfgoed zijn, overgaan tot nieuwer en vaster staat, dan is het wel noodig, dat de nu levenden zich terdege rekenschap geven, hoever het bederf, dat haar bedreigt, is voortgeschreden.

 

Eerst sedert kort zijn stemmingen van dreigenden ondergang en voortwoekerend bederf der beschaving algemeen geworden. Bij de meesten heeft eerst de economische crisis, aan den lijve gevoeld (de meesten zijn nu eenmaal gevoeliger aan het lijf dan aan den geest), den bodem tot zulke gedachten bereid. Het ligt voor de hand, dat zij, die

[pagina 316]
[p. 316]

over samenleving en beschaving stelselmatig en kritisch plegen te denken: wijsgeeren en sociologen, al wel eerder wisten, dat het met de hooggeroemde moderne beschaving niet alles ‘in orde’ was. Voor hen is het bij voorbaat duidelijk, dat de economische ontwrichting slechts een der verschijnselen is van een cultuurproces van veel wijderen omvang.

De eerste tien jaren van deze eeuw hebben bange verwachtingen aangaande de toekomst der cultuur nog nauwelijks gekend. Wrijvingen en dreigingen, schokken en angsten waren er ook toen, als altijd. Zij deden zich echter, behalve misschien het gevaar Revolutie, dat het marxisme aan de wereld in uitzicht stelde, niet voor als kwalen, die het gestel der wereld met ondergang bedreigden, en ook de Revolutie zelf gold voor haar tegenstanders als een gevaar, dat te keeren en af te wenden zou zijn, terwijl haar voorstanders haar zagen niet als verderf maar als heil. De decadentiestemmingen uit de jaren negentig der vorige eeuw hadden niet veel verder gereikt dan het terrein der litteraire mode. Het anarchisme van de daad scheen met den moord op Mac Kinley te hebben uitgewoed. Het socialisme scheen zich in reformistische richting te ontwikkelen. De eerste vredesconferentie kon, ten spijt van Boerenoorlog en Russisch-Japanschen oorlog, nog altijd schijnen, een komende aera van internationale harmonie te hebben ingeluid. De grondtoon der algemeene cultuurstemming bleef die van een stellig vertrouwen, dat de wereld, door het blanke ras beheerscht, op den rechten en breeden weg was naar eendracht en welvaart, in vrijheid en menschelijkheid, beveiligd door een weten en kunnen, dat nagenoeg een toppunt scheen te hebben bereikt. Eendracht en welvaart, - mits de politiek haar verstand behield! Maar dit deed zij niet.

De jaren van den wereldoorlog zelf brachten in dezen nog niet den omslag. Toen immers ging aller aandacht op in de onmiddellijke preoccupatie: dit doormaken, met alle krachten, en dan, als dit voorbij is, zullen wij alles veel beter maken, ja, blijvend goed! - Ook de eerste jaren na den oorlog vergingen voor velen nog in optimistische verwachtingen van een zegenbrengend internationalisme. Vervolgens hield de ingetreden schijnbloei van industrie en handel, die in 1929 zou afknappen, een algemeen cultuurpessimisme nog eenige jaren op den achtergrond.

Thans is het besef van midden in een hevige en met ondergang dreigende cultuurcrisis te leven tot in breede lagen doorgedrongen. Spengler's Untergang des Abendlandes is voor talloozen in de geheele wereld

[pagina 317]
[p. 317]

het alarmsein geweest. Dit beteekent niet, dat al de lezers van het beroemde boek zich tot de daar geboden inzichten hebben bekeerd. Maar het heeft hen vertrouwd gemaakt met de gedachte aan mogelijkheid van daling der huidige cultuur, waar zij te voren nog bevangen waren in een onberedeneerd vooruitgangsgeloof. Een ongeschokt cultuuroptimisme is voorloopig enkel meer weggelegd voor hen, die of door gebrek aan inzicht niet kunnen beseffen, wat er aan de cultuur ontbreekt, dus zelf door het vervalsproces zijn aangetast, of voor hen, die in hun maatschappelijke of politieke heilsleer de komende beschaving reeds in den zak meenen te hebben, om haar aanstonds over de misdeelde menschheid uit te schudden.

Tusschen een overtuigd cultuurpessimisme en de verzekerdheid van een aanstaand heil op aarde staan al degenen, die de ernstige euvelen en gebreken van het heden zien, die niet weten, hoe ze te heelen of te keeren zullen zijn, maar die werken en hopen, die zoeken te begrijpen en bereid zijn te dragen.

Het zou merkwaardig zijn, als men in een curve kon zien uitgedrukt, met welke versnelling het woord ‘de Vooruitgang’ uit het spraakgebruik der wereld verdwenen is.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken