Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzamelde werken. Deel 7. Geschiedwetenschap. Hedendaagsche cultuur (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzamelde werken. Deel 7. Geschiedwetenschap. Hedendaagsche cultuur
Afbeelding van Verzamelde werken. Deel 7. Geschiedwetenschap. Hedendaagsche cultuurToon afbeelding van titelpagina van Verzamelde werken. Deel 7. Geschiedwetenschap. Hedendaagsche cultuur

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.07 MB)

Scans (34.02 MB)

ebook (3.33 MB)

XML (1.50 MB)

tekstbestand






Editeur

L. Brummel



Genre

non-fictie

Subgenre

verzameld werk
non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzamelde werken. Deel 7. Geschiedwetenschap. Hedendaagsche cultuur

(1950)–Johan Huizinga–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Verzameld werk VII


Vorige Volgende
[pagina 410]
[p. 410]

XIX Stijlverlies en irrationaliseering

Ons voor aesthetische waarneming gevoelig geslacht zal in den gang van kunst en letterkunde het gemakkelijkst de opkomst en voortgang kunnen bespeuren van de verschijnselen, die onze cultuur tot een crisis hebben geleid. Het beeld van het gansche proces spreekt het duidelijkst uit de aesthetische ontwikkeling. De eenheid van het proces wordt hier het best bewust: hoe diep de oorsprongen van de huidige crisis terug liggen, hoe haar opkomst de geschiedenis van twee eeuwen Europeesche cultuur omvat.

Uit dit aesthetische gezichtspunt doet zich het proces voor als stijlverlies. De trotsche geschiedenis van dit rijke Westen vertoont zich aan ons in een opeenvolging van stijlen; wij noemen ze met schoolnamen: romaansch, gothiek, renaissance, barok, alles in eerste instantie benamingen voor een zekeren vorm van beeldend vermogen. Maar de woorden vloeien over den rand: wij willen er ook het gedachtenleven, ja de gansche structuur dier tijden mee begrijpen. Zoo heeft voor ons elke eeuw of periode haar aesthetisch kenmerk, haar zinrijken naam. De achttiende eeuw nu is de laatste, die nog voor ons oog staat als een homogene en harmonische verwezenlijking van een gesloten eigen stijl op elk gebied, bij alle rijkdom en variatie der gebieden onderling één levensuiting.

De negentiende eeuw is dat niet meer. Het is niet, omdat wij er nog te dicht bij staan. Wij weten het maar al te goed: de negentiende eeuw heeft geen stijl meer gehad, hoogstens nog wat zwakken nabloei. Haar kenmerk is de stijlloosheid, de verwarring der stijlen, de nabootsing van oude stijlen. Het begin van het proces van stijlverlies reikt tot in de achttiende eeuw terug; haar spel met het exotische en historische kondigt de imiteerende neiging aan, waardoor reeds het empire de qualificatie van een echten stijl heeft verbeurd.

In dit verloren gaan van den tijdstijl ligt het hoekpunt van het geheele cultuurprobleem. Want wat zich voordoet in de plastische en musische kunsten is slechts het zichtbaarste deel van de omwending der gansche cultuur.

Ik denk er niet aan, dit verlies van stijl zonder meer als bederf en verval te beschouwen. In een en hetzelfde proces stijgt de moderne cultuur tot haar hoogste toppen, en ontwikkelt zij de kiemen van haar mogelijk verval.

[pagina 411]
[p. 411]

Omstreeks het midden der achttiende eeuw begint de groote wending der geesten, die zich afkeeren van het nuchter rationeele, om zich te verdiepen in de duistere gronden van het bestaan. De blik richt zich in alles op het onmiddellijke, het persoonlijke, het oorspronkelijke, eigene, echte, spontane, op het onbewuste, instinctieve, wilde. Gevoel en fantazie, vervoering en droom, hernemen hun plaats in leven en uitdrukking. Aan deze verdiepte doorgronding van het bestaan, die men als men wil het romantisme kan noemen, danken wij Goethe en Beethoven, danken wij den geheelen opbloei van alle cultuurwetenschap: historie, taalkunde, volkenkunde en de rest.

Doch in deze wending naar het leven zelf lagen ook reeds de kiemen van die gedachtenstrooming, welke eens zou uitloopen op de verzaking van het kennen zelf ten gunste van het bestaan, en waarvan wij de excessen hierboven in het oog vatten.

Dit had nog den tijd. De andere kant van den geest: de mathematische, exacte, analyseerende, observeerende en experimenteerende, was geenszins buiten koers gesteld, integendeel hij won nieuwe mogelijkheden door verbinding met zijn tegendeel. Het streng kritische ideaal, op de basis eener algemeene menschelijkheid, zooals de achttiende eeuw beide geproclameerd had, handhaaft zich onverzwakt gedurende de geheele negentiende eeuw.

Overziet men derhalve het geestelijk proces binnen zeer wijde grenzen, dan schijnt het, dat sinds het midden der achttiende eeuw in het Europeesche geestesleven de aesthetische en sensitieve perceptie gaandeweg sterker in het domein van het denken, voorzoover daarvoor toegankelijk, is doorgedrongen. Over het logisch verstaan schuift zich de aesthetische en sensitieve appreciatie heen. In de werken van schoonheid en gevoel zelf wordt het redelijk element, dat aan haar uitdrukkingsvormen verbonden is, steeds meer gereduceerd. Dit algemeene geestelijke proces komt tot een uiterste en een eindpunt, wanneer aan het kennen als zoodanig het primaat als middel tot het verstaan der wereld wordt opgezegd.

Het gevaarlijke van de irrationaliseering der cultuur is bovenal hierin gelegen, dat zij samengaat en zich verbindt met de hoogste ontplooiing van het technisch vermogen tot beheersching der natuur en met een exasperatie van de begeerte naar aards welzijn en aardsche goederen. Hierbij is het voorloopig onverschillig, of deze begeerte zich uit in mercantiel-individualistische, sociaal-collectivistische of nationaalpolitische vormen. Immers de cultus van het leven, zooals deze uit de

[pagina 412]
[p. 412]

volkomen irrationaliseering is voortgesproten, kan, onverschillig op welke sociale beginselen hij zich beroept, de onmenschelijke en egoïstische strekkingen van de zucht tot heerschen en hebben slechts verhoogen. Het is een pure gedachtenloosheid, te meenen, dat collectivisme egoïsme zou uitsluiten.

Het tegenwicht tegen deze destructieve samenwerking van factoren kan enkel gelegen zijn in de allerhoogste ethische en metaphysische waarden. Terugkeer tot de rede helpt niet uit de draaikolk.

 

Men kan bezwaarlijk getuigen, dat wij, indien dit laatste vereischte is, reeds op den goeden weg zijn. Wij beleven, naar allen schijn, de hoogste gevarencomplicatie, die onze cultuur kan bedreigen. Er is een toestand ingetreden van verzwakten weerstand tegen infectie en intoxicatie, die met een dronkenschap te vergelijken is. De geest wordt vermorst. Het ruilmiddel der gedachte, het woord, daalt met het voortschrijden der cultuur onvermijdelijk in waarde. Het wordt in steeds mateloozer quantiteit steeds gemakkelijker verspreid. Met de waardeloosheid van het gedrukte of gehoorde woord stijgt in directe evenredigheid de onverschilligheid voor de waarheid. Met het veldwinnen van een irrationalistische geesteshouding verwijdt zich, op elk gebied, de marge van het verkeerd begrijpen tot een breede zône. De oogenblikkelijke publiciteit, aangezet door mercantiel-sensationeele strekking, blaast een eenvoudig verschil van standpunt op tot een nationale hallucinatie. De denkbeelden van den dag eischen werking à la minute. Terwijl de groote ideeën in deze wereld altijd zeer langzaam zijn doorgedrongen. Als asphalt- en benzinegeur boven de steden, hangt over de wereld een wolk van woordenkraam.

Het verantwoordelijkheidsbesef, schijnbaar versterkt door de leuzen van het heroïsme, is van zijn basis in het persoonlijk geweten losgerukt, en gemobiliseerd ten bate van elke collectiviteit, die haar beperkt inzicht tot canon des heils wenscht te verheffen en haar wil zoekt op te leggen. In elke collectieve aaneensluiting gaat met een deel persoonlijk oordeel ook een deel persoonlijke verantwoordelijkheid op in het parool der groep. Terwijl ongetwijfeld in de huidige wereld het gevoel, allen tezamen voor alles verantwoordelijk te zijn, sterk gestegen is, is daarmee tegelijkertijd het gevaar van volstrekt onverantwoordelijke massa-actie buitengewoon toegenomen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken